-
Samenvatting
Op 27 mei 2019 heeft het Hof van Justitie bij prejudiciële beslissing in drie zaken een uitspraak gedaan over de uitleg van het begrip ‘rechterlijke autoriteit’ in verband met het uitvaardigen van een Europees arrestatiebevel. Met een rechterlijke autoriteit wordt volgens het Hof van Justitie niet bedoeld het openbaar ministerie van een lidstaat dat niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht, met name de minister van Justitie. Dit betekent dat in Nederland de Overleveringswet moet worden gewijzigd in de zin dat het uitvaardigen van een EAB voortaan is voorbehouden aan een rechterlijke autoriteit. Ook de Rechtbank Amsterdam moet zich beraden op de behandeling van lopende verzoeken tot overlevering afkomstig van niet-rechterlijke autoriteiten van andere lidstaten.
HvJ 27 mei 2019, gevoegde zaken C-508/18 en C-82/19 PPU, OG en PI, ECLI:EU:C:2019:456 en HvJ 27 mei 2019, zaak C-509/18, Minister for Justice and Equality/PF, ECLI:EU:C:2019:457.
Inhoud
- Inleiding
- De rol van de officier van justitie
- Rechterlijke autoriteit
- Voorgeschiedenis
- Toetsingskader Hof van Justitie
- Onafhankelijkheid rechterlijke autoriteit
- Het Duitse openbaar ministerie is geen rechterlijke autoriteit
- De procureur-generaal van Litouwen is wel een rechterlijke autoriteit
- Commentaar
- Gevolgen voor Nederland
- Gevolgen voor de behandeling van EAB’s bij de Rechtbank Amsterdam
- ↑ Naar boven
Nederlands tijdschrift voor Europees recht |
|
Article | De uitleg van het begrip rechterlijke autoriteit bij de uitvaardiging van een Europees arrestatiebevel |
Trefwoorden | rechterlijke autoriteit, Europees arrestatiebevel, onafhankelijkheid officier van justitie, overlevering, rechter-commissaris |
Auteurs | Mr. dr. J.W. van der Hulst |
DOI | 10.5553/NtER/138241202019025506006 |
Auteursinformatie |