Het varkentje dat niet wilde lopen: een ongrijpbare stagnatie van een ISD-maatregel

DOI: 10.5553/PROCES/016500762016095004007
Column

Het varkentje dat niet wilde lopen: een ongrijpbare stagnatie van een ISD-maatregel

Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
  • Toon PDF
  • Toon volledige grootte
  • Auteursinformatie

    Mr. Coosje Peterse

    Mr. Coosje Peterse is bestuurslid van de Haagse vereniging van jeugdrechtadvocaten (HVJA), (jeugdrecht)advocaat bij Sennef De Koning van Eenennaam Advocaten in Den Haag en redacteur van PROCES.

  • Statistiek

    Dit artikel is keer geraadpleegd.

    Dit artikel is 0 keer gedownload.

  • Citeerwijze

    Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel

    Mr. Coosje Peterse, 'Het varkentje dat niet wilde lopen: een ongrijpbare stagnatie van een ISD-maatregel', PROCES 2016, p. 58-60

    Download RIS Download BibTex

      Kent u het oude volksverhaal van de boer die een varkentje koopt dat niet wil lopen? De boer vraagt een hond het varken te bijten, maar die weigert. Daarom vraagt hij een stok de hond te slaan, maar die weigert. Dan vraagt hij het vuur om de stok te branden, enzovoort, enzovoort. Ik moest aan dit verhaal denken bij de behandeling van het dossier van mijn cliënt, ik noem hem Jan, over de in mijn ogen onnodig moeizame tenuitvoerlegging van zijn ISD-maatregel.
      Jan heeft in het voorjaar van 2015 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen. Hij kampte met een alcoholverslaving, die hij vaak onder controle had, maar eens in de zoveel tijd was er een terugval. Die was dan heftig en zorgde ervoor dat Jan een paar dagen volledig van de radar was, zichzelf verwaarloosde en vervuilde en zichzelf uiteindelijk terugvond in een politiecel na diefstal van één of meer alcoholische versnaperingen in een supermarkt. Jan, 57 jaar oud en pas op latere leeftijd verslaafd geraakt, wist dat er een dieperliggend trauma was dat de aanleiding vormde voor de terugvallen en dat dit behandeling behoefde. Hij wilde deze problematiek graag aanpakken, maar was ook huiverig: wat gebeurt er als je een leven lang opgeborgen ervaringen naar boven laat komen? De angst hiervoor had ervoor gezorgd dat hij eerdere behandelingen voortijdig had afgekapt. Om te voorkomen dat dit nu wederom zou gebeuren besloot de rechtbank tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de onderliggende strafzaak bleek duidelijk zijn motivatie voor een behandeling, en de rechtbank had daarom expliciet in het vonnis opgenomen dat Jan zo spoedig mogelijk zou worden doorgeplaatst naar een behandelkliniek. En de rechtbank bepaalde meteen een tussentijdse toetsing ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht binnen drie maanden, om zo de vinger aan de pols te kunnen houden wat betreft de tenuitvoerlegging van deze ISD-maatregel. Binnen een maand na de uitspraak was Jan inderdaad geplaatst in een kliniek en tijdens de tussentijdse toetsing verliep alles naar wens en werd de ISD-maatregel gecontinueerd. Jan had al snel de maximale verlofstatus en doorliep de behandelmodules. Hij vulde zijn verlof zo veel mogelijk zinvol in met bezoek aan de sportschool en de bibliotheek en met vrijwilligerswerk. En hij deed zijn best in de behandeling en opende ‘deurtjes die lang gesloten waren gebleven’. Na zes maanden werd hij aangemeld en geaccepteerd voor een plek binnen een begeleid wonen-setting, de laatste (extramurale) fase van een ISD-maatregel. Het wachten was op een plek.
      En toen stagneerde het traject. Niet dat Jan een terugval had of zich misdroeg binnen de kliniek. Juist niet. Maar zijn behandelaars vonden dat hij ‘nog een stap moest maken’ in de behandeling, terwijl Jan niet begreep wat er nog meer van hem verwacht werd in de behandeling. Hij is 57 jaar oud, vond dat hij ‘diep gegaan was’, had inzicht gekregen in de herkomst van de alcoholverslaving en de terugvallen, was abstinent. Jan trachtte duidelijkheid te krijgen van zijn behandelaars, die hem dat kennelijk niet goed konden verschaffen. In plaats daarvan werd een nieuw vrijwilligersproject afgekeurd. Er ontstond wederzijdse irritatie. Jan zocht contact met de reclassering, onder wier toezicht hij immers in de kliniek verbleef, maar die verwees naar de behandelaars van de kliniek. Jan zocht contact met mij en ik zocht contact met de reclassering, die verwees ook mij naar de behandelaars. Ik nam contact op met de behandelaars, maar die wilden niet inhoudelijk in gesprek met een advocaat en verwezen naar de reclassering en de trajectcoördinator van de penitentiaire inrichting (PI), die dus weer naar de behandelaars verwees. Zo werd ook voor mij niet duidelijk waarom het traject vastliep en wat daar aan te doen. Ondertussen stond Jan nog gewoon op de wachtlijst voor begeleid wonen. Maar wat hij al voorvoelde, gebeurde ook: een brief van de selectiefunctionaris dat hij werd teruggeplaatst naar de PI ‘omdat de inrichting aangeeft dat u momenteel niet meer gemotiveerd bent om uw behandeling te volgen’.
      Daarna bleek er geen weg meer terug: een verzoek aan de kliniek, aan de reclassering, aan de PI en aan de selectiefunctionaris om een pas op de plaats te maken en een gesprek te voeren om het kennelijk vastgelopen behandeltraject los te trekken leverde niets op: de reclassering, die het verzoek tot terugplaatsing had gedaan en dit onderbouwde met de stelling van de behandelaars in de kliniek, verwees naar de trajectcoördinator van de PI, want er was tot terugplaatsing besloten en dus viel de tenuitvoerlegging van het ISD-traject weer onder verantwoordelijkheid van de PI. De trajectcoördinator verwees naar de selectiefunctionaris, want de beslissing tot terugplaatsing was al genomen. De selectiefunctionaris verwees naar de informatie die hij via de reclassering van de kliniek had gekregen. Maar die wilde dus verder geen inhoudelijke toelichting geven en niet in gesprek. Het bereiken van al deze mensen is overigens al een kunst op zich, maar de loze doorverwijzingen en nietszeggende antwoorden zijn helemaal een bron van frustratie. Laat staan de terugplaatsing voor onbepaalde tijd naar de ISD-afdeling in de PI voor Jan. Hij zag en ziet niet in welke voorwaarde(n) hij zou hebben overtreden die een terugplaatsing rechtvaardigden. Op de ISD-afdeling ziet hij mannen komen en gaan die een terugval in middelengebruik hebben gehad, die hebben gerecidiveerd of die volstrekt ongemotiveerd zijn. Jan herkent zichzelf hier op geen enkele wijze in. En ook ‘binnen’ komen er niet of nauwelijks antwoorden op gestelde vragen over de voortgang van het traject van Jan. Jan heeft direct een bezwaar tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediend en – na afwijzing – beroep bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) ingesteld en een nieuw verzoek tot tussentijdse toetsing gedaan bij de rechtbank. Het beroep bij de RSJ loopt op dit moment nog. De tussentijdse toetsing bij de rechtbank heeft onlangs – drie maanden na terugplaatsing – plaatsgevonden. En wat schetst de verbazing: na drie maanden radiostilte ontvangt Jan op de dag van de behandeling van de tussentijdse toetsing door de rechtbank opeens bericht van de trajectcoördinator dat er een week later een plaats vrij is in de begeleid wonen-setting. De setting waarvoor Jan inmiddels acht maanden op de wachtlijst heeft gestaan. Jan vindt dit wel erg toevallig.
      Nu er een goede woonplek voor Jan was, is de ISD-maatregel door de rechtbank gecontinueerd. Jan is inmiddels gesetteld in zijn nieuwe onderkomen: een eigen woonunit in een voormalig bejaardentehuis. Vol verbazing over het feit dat hij volledig vrijgelaten wordt in zijn dagbesteding en in de vraag of hij nog aanvullende behandeling wenst. Het contrast met de laatste periode in de kliniek en in de PI kan niet groter zijn. Jan heeft aan de afgelopen maanden een grote kater overgehouden. Kennelijk is men inmiddels tot de conclusie gekomen dat verdere behandeling niet langer noodzakelijk is. Waarom dan de terugplaatsing? Als behandeling niet langer nodig, noodzakelijk of mogelijk is, dient een ISD’er te worden doorgeplaatst naar een volgende fase. Op zijn minst dient er een overleg mogelijk te zijn als er een impasse ontstaat, in plaats van dat een rookgordijn wordt opgetrokken waar de veroordeelde en diens raadsman geen enkele grip op hebben omdat iedereen naar elkaar verwijst. En wat er in resulteert dat een gemotiveerde ISD’er weer drie maanden gedetineerd raakte zonder doel of mogelijkheden. Zie dan maar eens je motivatie te behouden.
      In het verhaaltje van de boer en het varken is het uiteindelijk de galg die bereid is om de slager op te hangen, waarna de reeks op gang komt en het varkentje uiteindelijk in zijn hok belandt. In deze zaak van Jan lijkt de behandeling van het verzoek tot de tussentijdse toetsing door de rechtbank uiteindelijk het ISD-traject weer in beweging te zetten. Jan zit nu waar hij acht maanden geleden al had willen zitten, maar wel met een grote dosis frustratie, teleurstelling en cynisme. Die zou niet nodig hoeven zijn als men eerder in het traject met elkaar en met Jan om tafel was gaan zitten om de knelpunten te inventariseren en te bespreken, zodat Jan met zijn raadsman zicht en grip op het traject had gehad, waardoor de kans op een succesvol eindresultaat na ommekomst van de ISD-maatregel vergroot wordt.

Reageer

Tekst