De beoordeling van samenwerkingsvormen in de zorg onder artikel 6 Mw

Artikel

De beoordeling van samenwerkingsvormen in de zorg onder artikel 6 Mw

Ketenzorg is geen kartel

Trefwoorden VWS, ketenzorg, samenwerkingsvormen, mededinging, zorg, art. 6 Mw
Auteurs
Bron
Open_access_icon_oaa
  • Toon PDF
  • Toon volledige grootte
  • Auteursinformatie

    Mr. drs. B.M.M. Reuder

    Mr. drs. B.M.M. Reuder is advocaat bij Houthoff Buruma te Amsterdam.

    Dr. G. Tezel

    Dr. G. Tezel is principal manager bij PricewaterhouseCoopers Advisory.

    mr. I.W. VerLoren van Themaat

    Mr. I.W. VerLoren van Themaat is advocaat bij Houthoff Buruma te Amsterdam.

  • Statistiek

    Dit artikel is keer geraadpleegd.

    Dit artikel is 0 keer gedownload.

  • Citeerwijze

    Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel

    Mr. drs. B.M.M. Reuder, Dr. G. Tezel en mr. I.W. VerLoren van Themaat, 'De beoordeling van samenwerkingsvormen in de zorg onder artikel 6 Mw', M&M 2009-2, p. 89-96

    Download RIS Download BibTex

      Het ministerie van VWS staat in de zorg zowel meer concurrentie als meer samenwerking voor, waaronder samenwerking in de vorm van ketenzorg. Dat lijkt op het eerste gezicht paradoxaal. Marktwerking wordt immers vaak geassocieerd met de plicht voor partijen zelfstandig strategische keuzes te maken, terwijl ketenzorg juist vergaande afstemming verlangt. Dit artikel laat zien dat het mededingingsrecht niet in de weg staat aan realisatie van beide beleidsdoelen. Het mededingingsrecht biedt voldoende ruimte voor samenwerkingen die bijdragen aan de zorgdoelen kwaliteit, betaalbaarheid en bereikbaarheid, doch verbiedt afspraken die de marktwerking verder beperken dan noodzakelijk is voor de realisatie van deze doelstellingen.

    • 1. Inleiding

      Langzaam maar zeker wordt marktwerking in de zorg geïntroduceerd. Meer concurrentie dwingt en motiveert zorginstellingen volgens het ministerie van VWS de beste kwaliteit zorg te leveren.1x Zie <www.minvws.nl/dossiers/marktwerking-in-de-zorg/default.asp>. Tegelijkertijd onderstreept VWS ook het belang van samenwerking.2x Ibid. Een prominente vorm van samenwerking is de ketenzorg. Ketenzorg bestaat bijvoorbeeld in de ziekenhuiszorg, bij chronisch zieken,3x Inspectie voor de Gezondheidszorg, Staat van de Gezondheidszorg 2003, Ketenzorg voor chronisch zieken. bij zwangerschap en geboorte,4x Brief van de minister van VWS van 16 juli 2008 aan de Tweede Kamer inzake Ketenzorg zwangerschap en geboorte. in de GGZ 5x Position paper GGZ Nederland over de WMO d.d. 18 maart 2008, < www.nicis.nl/kenniscentrum/binaries/kcgs/bulk/bijeenkomsten/WMO/ggzwmopositionpaper.pdf> en GGZ: relevant en effectief, beleidsagenda bestuur GGZ Nederland, p.10, februari 2009, < www.ggznederland.nl/scrivo/asset.php?id=285179>. en bij dementiepatiënten.6x VWS, Zorgverzekeraars Nederland en Alzheimer Nederland, Leidraad Ketenzorg Dementie, 28 juli 2008. In 2008 riep VWS ten aanzien van dementie zorgkantoren en zorgaanbieders nog op er ‘met elkaar voor te zorgen dat (…) er een structureel, samenhangend en op de behoeften van de cliënt afgestemd aanbod aan dementiezorg is’ en ‘te komen tot meer sturing op samenhang.’7x Gelle Klein Ikkink, namens staatssecretaris Bussemaker, Aanbod dementiezorg afstemmen op cliënt, conferentie Vilans, Sturing op samenhang in de dementiezorg, 28 maart 2008, < www.vilans.nl/Site_LDP/docs/PDF/Verslag1%20Werkconferentie%20Ketenzorg%20Dementie%2028mrt08.pdf>, laatstelijk geraadpleegd op 15 februari 2009. Opmerkelijk is dat de staatssecretaris daarbij oproept tot een cultuurverandering ‘in de zin van: minder kijken naar de prijs en aantal behandelingen en meer naar de samenhang en de kwaliteit van de zorg’ ten aanzien van zorg voor dementiepatiënten.
      In hoeverre verdraagt meer marktwerking zich met meer afstemming? Marktwerking wordt vaak in verband gebracht met de plicht voor partijen zelfstandig strategische keuzes te maken, terwijl ketenzorg juist verlangt dat diverse keuzes onderling worden afgestemd – hetgeen in de praktijk overigens niet altijd even gemakkelijk blijkt.8x Zo merkte de staatssecretaris van VWS naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op: ‘Niet concurrentie maar met name ketensamenwerking is voor mij een centraal thema in de ontwikkeling van de AWBZ in de komende jaren.’ (Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken II 2007/08, 26 631, nr. 270, p. 10). Uiteraard ligt het voor de hand dat eerst politieke eensgezindheid en helderheid ontstaat over de te varen koers tussen deze ideologieën alvorens het recht als instrument of waarborg voor deze koers wordt ingeroepen. Dit artikel beoogt evenwel duidelijk te maken dat het analytisch kader van het mededingingsrecht ruimte biedt voor een middenkoers.9x Zie ten aanzien van ketenzorg en mededingingsrecht ook < www.minvws.nl/dossiers/awbz/voor-medewerkers-in-de-zorg/ketenzorg/>, laatstelijk geraadpleegd op 15 februari 2009. Een koers die samenwerking respecteert die bijdraagt aan de zorgdoelen kwaliteit, betaalbaarheid en bereikbaarheid, doch afspraken die de marktwerking verder beperken dan noodzakelijk is voor de realisatie van deze doelstellingen, verbiedt.

    • 2. Definiëring van ketenzorg

      In openbare bronnen vindt men een verscheidenheid van definities van ‘ketenzorg’. VWS definieert ketenzorg als:

      ‘het samenhangend geheel van zorginspanningen dat door verschillende zorgaanbieders onder een herkenbare regiefunctie wordt geleverd, waarbij het cliëntproces centraal staat (wat blijkt uit geformaliseerde afspraken tussen betrokken zorgaanbieders over samenhang en continuïteit van de patiëntenzorg). In de zorgketen bestaan gradaties van eenvoudig en strikt volgtijdelijk tot complexe zorg.’10x VWS, Zorgverzekeraars Nederland en Alzheimer Nederland, Leidraad Ketenzorg Dementie, 28 juli 2008, p. 22.

      Andere definities van ‘ketenzorg’ benadrukken onder meer het opeenvolgend karakter van de verschillende soorten zorg,11x ‘Opeenvolging van verschillende soorten zorg die diverse zorgaanbieders aanbieden aan de patiënt/cliënten waarbij die zorgaanbieders gezamenlijk zorgen voor een vloeiend verloop’, < www.thesauruszorgenwelzijn.nl/ketenzorg.htm>, laatstelijk geraadpleegd op 20 februari 2009: de onlosmakelijkheid van de diverse schakels in de keten en het feit dat de partijen zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren.12x Zie <www.clientenraad-zorgsaam.nl/archief/algemeen/ketenzorg.htm>, laatstelijk geraadpleegd op 12 februari 2009: ‘Met “ketenzorg” bedoelen we dat de zorgverlening bestaat uit een groot aantal onderdelen. De zorg wordt verleend door verschillende zorgverleners die allemaal, als schakels in een keten, onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en volledig op elkaar zijn ingespeeld. Een keten is een samenwerkingsverband tussen partijen die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren. (…) Het ketenzorgproces bevat de opeenvolgende stappen van hulpvraag tot zorgverlening.’
      De bestaande definities verschillen van elkaar wat betreft inhoud, terminologie en mate van detail. Ketenzorg wordt wel in het algemeen geassocieerd met een zorgaanbodstructuur waarin verschillende zorgverleners als een samenhangend geheel fungeren. Vaak wordt ‘het samenhangend geheel’ gerealiseerd door een samenwerkingsovereenkomst. Ketenzorg wordt dan ook vaak gecontrasteerd met de ‘traditionele’ zorg waarbij zorgverleners ‘los van elkaar’ of ‘autonoom’ opereren. Hieronder bespreken wij vijf aspecten van ketenzorg die telkens terugkomen in de definities.

      1. Continuïteit van zorg

      Ketenzorg wordt vaak gezien als een synoniem voor ‘continuïteit van zorg’. Ketenzorg wordt dan geassocieerd met samenwerking ten behoeve van de efficiënte doorstroom van patiënten. Sommige definities wijzen ook op de inhoudelijke, medische continuïteit. Zie bijvoorbeeld de definitie van VWS waarin wordt verwezen naar ‘complexe zorg’.
      Afhankelijk van het type ketenzorg is het volgtijdelijke karakter explicieter aanwezig. Zo bestaat in de keten van thuiszorg en daaropvolgende verzorgingshuiszorg een duidelijker onderscheid tussen de schakels dan bij bijvoorbeeld acute zorg, waar verschillende vormen van zorg bijna gelijktijdig kunnen worden aangeboden. Ook is het mogelijk dat een patiënt in een ketensamenwerking bepaalde zorg meerdere keren ontvangt. Bijvoorbeeld een ggz-patiënt die eerst niet-klinische zorg ontvangt, vervolgens klinische zorg bij verslechtering van de situatie en uiteindelijk weer niet-klinische zorg krijgt wanneer het weer beter gaat. De begrippen ‘continuïteit’ en ‘samenhang’ spelen een centrale rol in onze definitie. Voor een brede toepasbaarheid omvat onze definitie zowel logistieke als inhoudelijke continuïteit.

      2. De scope van samenwerking

      Een aantal beschrijvingen van ‘ketenzorg’ verwijst naar brede samenwerkingsverbanden, zoals een ziekenhuis en een verpleeghuis die een ‘keten’ vormen voor alle patiëntengroepen die diensten van beide zorgverleners afnemen. Andere beschrijvingen verwijzen naar heel specifieke samenwerkingsvormen zoals samenwerking in het kader van een bepaalde aandoening, zoals bij ketens voor diabetespatiënten. Voor een brede toepasbaarheid omvat onze definitie zowel brede als specifieke ‘ketenzorg’.

      3. Complementaire diensten

      Een terugkerend element in de beschrijvingen van ketenzorg is dat de verschillende aanbieders in de keten complementaire, niet-substitueerbare diensten aanbieden voor de patiënt. Om dit aspect te benadrukken verwijzen wij naar complementaire diensten in onze definitie.

      4. Samenwerking tussen ondernemingen

      De meeste definities gaan er voorts van uit dat ketenzorg samenwerking inhoudt tussen meerdere onderling onafhankelijke ondernemingen. Hoewel de metafoor van de ‘keten’ ook kan verwijzen naar een situatie waarin zorgverleners binnen één zorginstelling (denk bijvoorbeeld aan verschillende medische specialisten in één ziekenhuis) nauw samenwerken, valt dit buiten onze definitie van ketenzorg.13x Omdat mededingingsrecht niet speelt ten aanzien van afspraken binnen één onderneming in de zin van het mededingingsrecht, beperken wij ons tot ketenzorg die geleverd wordt door meerdere, onafhankelijke ondernemingen.

      5. Organisatie van samenwerking

      De meeste definities zwijgen over de organisatorische vorm en invulling van de samenwerking. In de definitie van VWS wordt wel verwezen naar ‘formele afspraken’ en naar een herkenbare regiefunctie. Tussen de zorgketens onderling bestaan overigens grote verschillen ten aanzien van de organisatie. Ketenzorginitiatieven variëren van relatief informele samenwerkingsverbanden tot meer formele verbanden (convenanten, intentieverklaringen). In bepaalde gevallen worden sturende, regisserende organen gevormd (bijvoorbeeld in de vorm van een stuurorgaan bestaande uit een multidisciplinair team), terwijl dit in andere gevallen niet gebeurt. Voor een brede toepasbaarheid omvat onze definitie geen verwijzing naar een specifieke organisatorische vorm.
      Voor de toepassing van het mededingingsrecht op ketenzorg lijkt op grond van het voorgaande de volgende brede definitie aangewezen:

      ‘Ketenzorg is een geheel van zorg waarbij onderscheiden zorgondernemingen complementaire diensten individueel, doch in gecoördineerd verband aan (specifieke) patiënten of patiëntgroepen verlenen ten behoeve van de onderlinge samenhang en (logistieke of inhoudelijke) continuïteit van die zorg.’

      Ketenzorg en keten-dbc

      Een gebrek aan zelfstandige financiering van de keten (deels veroorzaakt door de gecompartimenteerde financieringsstructuur van de zorg) wordt vaak gezien als een belemmerende factor voor bestaande initiatieven in ketenzorg.14x Zie < www.vilans.nl/Site_ketenzorgdementie/docs/pdf/financieringLimburg.pdf> (laatstelijk geraadpleegd op 5 maart 2008) voor een voorbeeld van een financieringsoplossing. Het ministerie van VWS heeft geëxperimenteerd met een nieuwe financieringssystematiek voor Diabetes Ketenzorg, de keten-diagnosebehandelcombinatie (hierna: keten-dbc).15x Zie ZonMw, Programma Diabetes Ketenzorg, < www.zonmw.nl/fileadmin/cm/kwaliteit_en_doelmatigheid/documenten/Diabetes/programmatekst_diabetes_ketenzorg_15febr06.pdf>, laatstelijk geraadpleegd op 15 maart 2009. Volgens deze systematiek is het mogelijk de verschillende onderdelen van de diabetesketen als één integraal product in te kopen en te declareren. De systematiek houdt verder in dat een ‘ketenzorggroep’ wordt opgericht die de verantwoordelijkheid heeft voor het organiseren van de zorg en de samenwerking tussen de partijen.16x Zie M. de Bruin en J. Struijs, ‘Keten-dbc’s en zorggroepen onder de loep: waar liggen de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden?’, JGRplus 2008-2, p. 46 e.v. Gezien de nog beperkte omvang gaat dit artikel niet nader in op keten-dbc’s en richt zich op ketens waarbij iedere schakel in de keten zelfstandig onderhandelt met de zorginkoper over de prijzen en hoeveelheden.

    • 3. Mededingingsrechtelijke beoordeling ketenzorg

      3.1 Algemene opmerkingen

      Hoewel over samenwerkingsvormen in het algemeen veel mededingingsrechtelijke literatuur bestaat,17x Zie bijvoorbeeld de Mededeling van de Commissie van 6 januari 2001, Pb. EG 2001, C 3/2, houdende richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (hierna: Richtsnoeren horizontalen), de Richtsnoeren Samenwerking Ondernemingen zoals laatstelijk gewijzigd op 22 april 2008 en de Richtsnoeren voor de zorgsector van de NMa van 10 december 2007 (hierna: Richtsnoeren zorg). geldt dat minder voor het species ketenzorg. De Richtsnoeren zorg bijvoorbeeld, noemen het begrip ketenzorg slechts summier.18x Richtsnoeren zorg, randnummer 174 e.v.
      De eerste vraag bij een mededingingsrechtelijke beoordeling van ketenzorg is of de desbetreffende zorgmarkt wel open staat voor concurrentie. Gezien onder andere de ‘zware’ regulering van vele zorgsectoren, is dit niet altijd evident.19x Vgl. CBB 6 oktober 2008, Nederlands Instituut van Psychologen e.a./NMa, LJN BF8820. Voorts is het voor de mededingingsrechtelijke kwalificatie en beoordeling van ketenzorg van belang onderscheid te maken tussen samenwerkingsverbanden tussen (potentiële) concurrenten enerzijds en die tussen niet-concurrenten anderzijds. In het eerste geval is sprake van een horizontale samenwerking, in het tweede geval van een niet-horizontale samenwerking (hierna ook: samenwerking met conglomeraatkarakter). Bij combinaties van beide, kan eerst het horizontale karakter van de samenwerking worden beoordeeld en, indien deze in overeenstemming is met het mededingingsrecht, vervolgens het niet-horizontale.20x Vergelijk de Bekendmaking van de Commissie van 13 oktober 2000, Pb. EG 2000, C 291, inzake de toetsing van verticale overeenkomsten aan artikel 81 EG (hierna: Richtsnoeren verticalen), punt 29. Na een beschrijving van factoren die mogelijkheden tot concurrentie in zorgmarkten beïnvloeden (par. 3.2), wordt hierna eerst op de horizontale aspecten ingegaan en de situatie besproken waarbij partners in de keten op bepaalde markten (ook) met elkaar (kunnen) concurreren (par. 3.3) en voorts op de gevallen waarbij de ketenpartners geen (potentiële) concurrenten van elkaar zijn (par. 3.4). In de vierde en laatste plaats wordt in dit hoofdstuk ingegaan op efficiëntievoordelen (par. 3.5).
      Wij gaan overigens uit van de premisse dat zuivere ketenzorg niet tot doel heeft de mededinging te beperken.21x De visie dat bij belemmering van de mededinging rond ketenzorg in ieder geval niet zonder meer sprake is van hardcore kartels, is ook wel te vinden in de NMa-besluiten waarin zij boetes heeft opgelegd aan zorginstellingen: ‘In verschillende opzichten acht de Raad de onderhavige marktverdeling niet gelijk te stellen met “klassieke” heimelijke kartels waarin afspraken worden gemaakt en gehandhaafd omtrent prijzen en productie welke op basis van ervaring vrijwel zeker tot prijsopdrijving leiden.’ (besluit NMa 19 september 2008, zaak 6108, Kennemerland, randnummer 218, en besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 249. Het doel van het organiseren van een zorgketen is immers de realisatie van de onderlinge samenhang en (logistieke of inhoudelijke) continuïteit van de door de verschillende instellingen verleende complementaire zorg.22x Vgl. voorts de door de NMa gesignaleerde trend in de richting van ketenzorg die ‘onder andere [is] ingezet om de kwaliteit van zorg te verbeteren en de cliënten langer aan de organisatie te kunnen binden’, (besluit RvB NMa 10 augustus 2006, zaak 5574, Amstelring – Zonnehuisgroep Amstelland, randnummer 51). De navolgende analyse spitst zich daarom toe op de gevolgen van ketenzorg.

      3.2 Context van de zorg

      In de zorg is vooralsnog geen sprake van volledige marktwerking maar van een naar zorgterrein gedifferentieerde en geleidelijke transitie naar gereguleerde markt- werking.23x Vgl. antwoord van minister Klink van 4 maart 2009 op vragen van het lid Schippers, Aanhangsel Handelingen 2008/09, nr. 1759. De ruimte en prikkels voor concurrentie zijn dan ook niet vanzelfsprekend in de zorg. Een voorbeeld uit de thuiszorg illustreert dit. Een thuiszorginstelling is voor haar financiering afhankelijk van de budgetten die door het zorgkantoor ter beschikking worden gesteld. Het zorgkantoor werkt vaak met garantiebudgetten waardoor reeds gecontracteerde zorgaanbieders jaarlijks een deel van de in het voorafgaande jaar gerealiseerde productie gegarandeerd krijgen. Indien het zorgkantoor met zeer hoge garantiebudgetten werkt, moet onderzocht worden of de zorgaanbieders nog wel geprikkeld worden om te concurreren aangezien zij gegarandeerd zijn met toekomstige inkomsten.
      In de recente NIP-zaak benadrukte het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBB) de noodzaak onderzoek te doen naar de economische context in de zorg. Het CBB meende dat de NMa – gezien de economische context van de zorg – onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat prijsadviezen de mededinging konden beperken. Partijen hadden gesteld dat prijs in de desbetreffende zorgmarkt geen concurrentieparameter was. Zij verwezen daarbij naar de invloed die huisartsen hebben in hun rol van verwijzer van patiënt – de patiënt kiest niet op basis van prijs maar ‘luistert’ naar de huisarts – en de rol van (aanvullende) verzekeringen – de patiënt ‘voelt’ de prijs niet direct in zijn portemonnee – als twee factoren waardoor prijs mogelijk niet als een concurrentieparameter kon worden gezien. Tegen deze achtergrond concludeerde het CBB dat de NMa niet kon volstaan met de enkele aanname dat een tariefadvies onvermijdelijk zou leiden tot een mededingingsbeperking.24x CBB 6 oktober 2008, Nederlands Instituut van Psychologen e.a./NMa, LJN BF8820.
      De complexiteit van de beoordeling van zorggerelateerde zaken neemt ook toe door de aanwezigheid van zorgaanbieders zonder winstoogmerk. Economische theorie biedt gemengde antwoorden op de vraag of ondernemingen zonder winstoogmerk marktmacht uitoefenen.25x M. Gaynor en W. Vogt, ‘Antitrust and Competition’, in: A.J. Culyer and J.P. Newhouse, Health Care Markets Handbook of Health Economics, 1999.

      3.3 Ketenzorg als horizontale samenwerking

      Hoewel zorgketens doorgaans complementaire, niet-substitueerbare diensten betreffen, betekent dit niet dat partijen geen concurrenten van elkaar kunnen zijn. Wanneer de ketenpartners op korte termijn en zonder aanzienlijke, bijkomende kosten en risico’s kunnen overschakelen naar de productie van elkaars producten, in reactie op een geringe, doch duurzame wijziging van de betrokken prijzen, zijn zij vanuit het perspectief van het aanbod actuele concurrenten van elkaar (onmiddellijke substitueerbaarheid aan de aanbodzijde). Wanneer de ketenpartners wel kosten zouden moeten maken om over te schakelen, maar in staat en waarschijnlijk bereid zouden zijn de vereiste investeringen te doen, worden zij gezien als potentiële concurrenten.26x Richtsnoeren horizontalen, noot 8 en noot 9.
      In beide gevallen wordt de samenwerking gezien als horizontaal. De eerste vraag is dan of de kern van de samenwerking op zichzelf de mededinging beperkt. Is dat niet het geval, dan moet vervolgens worden onderzocht of de individuele afspraken in het kader van de samenwerking de mededinging verder beperken dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van de (legitieme) doeleinden van de samenwerking.27x Vgl. HvJEG 12 december 1995, zaak 399/93, Luttikhuis /Coberco, Jur. 1995, p. I-4515, punten 12-14. Bij deze beoordeling dient mede te worden gelet op de inhoud en de aard van de samenwerking en de positie van partijen op de relevante markten.28x De relevante productmarkt wordt gedefinieerd als de markt die alle producten en/of diensten omvat die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd. De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.

      Inhoud van de samenwerking en beoordeling

      Als eerder aangegeven, zullen ketenzorgcontracten voornamelijk zien op de te leveren kwaliteit van de zorg, kennisdeling en onderlinge afstemming van de zorg. Bij de mededingingsrechtelijke beoordeling dienen alle verschillende onderdelen van de samenwerking nauwgezet op mededingingsrechtelijke toelaatbaarheid te worden getoetst. Zo verbood de NMa in 2008 een samenwerking tussen de Gooische zorgaanbieders Hilverzorg, Vivium en Thuiszorg Gooi en Vechtstreek (hierna: TGV).29x Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi. Hilverzorg en Vivium hadden als kernactiviteiten intramurale AWBZ, terwijl TGV voornamelijk actief was op het gebied van thuiszorg (huishoudelijke verzorging thuis (hierna: HV) en persoonlijke verzorging en verpleging (hierna: PV&VP), alle in dezelfde geografische markt.30x Ibid., randnummers 79-85. De drie zorginstellingen droegen verschillende zorgactiviteiten aan elkaar over en spraken daarbij onderling af patiënten naar elkaar door te verwijzen. TGV droeg één deel van haar PV&VP over aan Hilverzorg en het andere deel aan Vivium.31x Vóór deze overdracht (in 2004) had TGV in zorgkantoorregio ‘t Gooi exclusief Almere een marktaandeel van tussen de 50 en 60 procent, terwijl zowel Vivium als de rechtsvoorganger van Hilverzorg een marktaandeel had onder de 10 procent (zie besluit NMa van 4 november 2005, zaak 4212, De Basis –- Thuiszorg Gooi en Vechtstreek – Vivium, randnummer 58). Hilverzorg en Vivium droegen op hun beurt hun HV-activiteiten over aan TGV.32x Vóór deze overdracht (in 2004) had TGV in zorgkantoorregio ’t Gooi een marktaandeel van tussen de 70 en 80 procent, terwijl Vivium een marktaandeel van minder dan 1 procent had en de rechtsvoorganger van Hilverzorg een marktaandeel had van circa 1 procent (zie besluit NMa van 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 212). Wat betreft de onderlinge verwijzing zouden Hilverzorg en Vivium enerzijds en TGV anderzijds in onderlinge samenwerking de cliënten verwijzen naar elkaars producten, die in verschillende gebieden werden aangeboden.33x Besluit NMa 19 september 2008, zaak 585, Thuiszorg ’t Gooi, randnummers 85 en 115.
      Deze overdracht en verwijzing had volgens partijen onder meer tot doel het aanbieden van wijkgerichte zorg en ketenzorg. Partijen definieerden dit als het aanbieden van een samenhangend en zo volledig mogelijk pakket van zorg. Uitgangspunt van partijen was daarbij de zorg in beginsel op lokaal niveau aan te bieden, tenzij aanbod op regionaal niveau meer aangewezen was (wijkgerichte zorg).34x De partijen kozen hiermee niet als complementaire aanbieders gezamenlijk de verschillende ketens te vormen (vergelijk de definitie onder par. 2), maar juist de desbetreffende activiteiten over te dragen opdat de ketens zo veel mogelijk binnen één (locale) onderneming zou vallen. De (enkele) regionale functies van Vivium en Hilverzorg werden bij de herordening geschrapt. TGV bleef actief als regionale zorgaanbieder.35x Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 115.
      De NMa oordeelde dat betrokken zorginstellingen hiermee niet alleen tot doel hadden wijkgerichte zorg en ketenzorg tot stand te brengen,36x Hoewel ketenzorg in dit verband niet expliciet door de NMa wordt genoemd in het besluit, noemt zij dit wel in de samenvatting NMa besluiten Thuiszorg 19 september 2008, p. 3, < www.nmanet.nl/Images/SAMENVATTING%20%20zorgzaken_tcm16-119482.pdf>, laatstelijk geraadpleegd op 19 maart 2009. maar ook het afzonderlijke doel hadden de onderlinge concurrentie voor de HV en PV&VP te beperken.37x Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, bijvoorbeeld randnummer 156. Daarbij werd onder meer overwogen dat indien slechts wijkgerichte zorg en ketenzorg38x Zie opmerking noot 213. het doel zou zijn, de eenmalige overdrachten van zorgteams en een beperkte samenwerking tussen TGV en Hilverzorg, dan wel tussen TGV en Vivium voldoende was geweest. Daarbij zou de concurrentie tussen Hilverzorg en Vivium kunnen blijven bestaan. De nauwe samenwerking, waarbij de onderlinge concurrentie tussen de drie betrokken ondernemingen werd uitgeschakeld, althans beperkt, werd door de NMa gezien als een afzonderlijke concurrentiebeperking en een doel op zich.39x Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 186.
      Deze zaak illustreert hoe in het geheel van afspraken rondom het realiseren van ketenzorg (al dan niet onbedoeld) bepaalde afspraken kunnen zitten die worden gezien als mededingingsbeperkend. Hoewel eenmalige overdracht van bepaalde activiteiten op zichzelf wel toelaatbaar was, kunnen juist andere afspraken als mededingingsbeperkend worden aangemerkt. Bij elke vorm van samenwerking tussen (potentiële) concurrenten dient de inhoud en de aard van de samenwerking nauwgezet te worden bestudeerd.

      Noodzakelijkheid van de bijkomende afspraken

      Als eerder aangegeven, moeten, na het onderzoek van de kern van de samenwerking, de bijkomende bepalingen worden onderzocht. Als een bijkomende bepaling in de ketenzorgovereenkomst de mededinging zou beperken, moet vervolgens worden beoordeeld of deze wellicht noodzakelijk is voor het bereiken van efficiënte ketenzorg.40x Vgl. de ‘specialisatieovereenkomst’ waarin partijen afspreken om niet naar de productie van elkaars producten te overschakelen. Zie ook de toetsing van afspraken in het kader van ketenzorg aan de voorwaarden van de Verordening inzake specialisatieovereenkomsten (Verordening (EG) nr. 2658/2000, Pb. EG L 304/3) in besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 220 e.v. Het kartelverbod geldt namelijk niet als de mededingingsbeperkende afspraak (1) efficiëntievoordelen biedt die (2) voor een billijk deel worden doorgegeven aan de patiënt of financier van de zorg, terwijl (3) de afspraak niet verder gaat dan noodzakelijk en (4) de mededinging niet voor een wezenlijk deel uitschakelt.
      Ook hier zullen de bepaling en de eventuele efficiëntievoordelen moeten worden bezien tegen de achtergrond van de gehele samenwerking. Daarbij kunnen vragen worden gesteld als: zou een ketenpartner zorginhoudelijke informatie met een ketenpartner delen wanneer de ketenpartner deze informatie zou kunnen gebruiken om later met hem te concurreren? Verwijst een ketenpartner zijn klanten naar een concurrent? Niet kan worden uitgesloten dat mededingingsbeperkende afspraken nodig kunnen zijn om de prikkels voor samenwerking te vergroten. De geoorloofdheid daarvan zal mede afhangen van de mate en aard van de efficiëntieverbeteringen en de positie van partijen op de relevante markten.

      3.4 Ketenzorg als samenwerking met een conglomeraatkarakter

      Relatie tussen ketenpartners

      In de meeste gevallen zal ketenzorg een horizontaal karakter ontberen. Dat betekent niet automatisch dat de keten verticaal van karakter is. De ketenpartners staan immers doorgaans niet in een leverancier-afnemerrelatie tot elkaar. Elke ketenpartner levert zijn dienst rechtstreeks aan de patiënt, waarbij over de leveringsvoorwaarden rechtstreeks met die patiënt, c.q. diens verzekeraar wordt onderhandeld.41x In de Richtsnoeren zorg worden in voorbeeld 18 ketenzorgafspraken echter wel als verticale overeenkomsten beoordeeld.
      Zonder strikt horizontale of verticale relaties tussen de zorgaanbieders onderling, doet ketenzorg denken aan fusies met een conglomeraatkarakter.42x De term ‘verticaal’ dient onzes inziens te worden voorbehouden aan de traditionele verticale relatie waarin een afnemer van een leverancier in dezelfde bedrijfskolom een product of dienst afneemt (vergelijk artikel 2 lid 1 Vo. 2790/1999). Doordat ketenzorg dit verticale karakter in beginsel niet kent, mag het doorgaans niet als verticaal worden aangemerkt (zie overigens voor een andere visie besluit RvB NMa van 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 198). Dergelijke fusies worden wel omschreven als ‘fusies tussen ondernemingen waarvan de onderlinge betrekkingen noch louter horizontaal zijn (zoals tussen concurrenten op dezelfde markt), noch verticaal (zoals tussen leverancier afnemer)’. Typische voorbeelden zijn fusies ‘tussen leveranciers van complementaire producten die tot een assortiment behoren dat doorgaans door hetzelfde soort afnemers voor hetzelfde eindgebruik wordt afgenomen’.43x Richtsnoeren van 28 november 2007, Pb. EU 2008, C 265, voor de beoordeling van niet-horizontale fusies op grond van Verordening 139/2004, punt 91 (hierna: Richtsnoeren niet-horizontale fusies). Voor zover voor de beoordeling van samenwerkingsvormen gepast, zal daarom in het navolgende inspiratie worden gezocht bij het beoordelingskader voor fusies met een conglomeraatkarakter.44x Naast de Richtsnoeren niet-horizontale fusies zal worden gerefereerd aan de beschikkingenpraktijk van de NMa inzake zorgfusies, voor zover relevant.

      Ketenzorg en uitsluiting

      Het belangrijkste mededingingsrechtelijke risico bij niet-horizontale ketens is dat markten worden afgeschermd. In het analytisch denkkader ten aanzien van niet-horizontale fusies wordt dat risico alleen realistisch geacht indien aan de volgende drie, cumulatieve voorwaarden is voldaan: ability, incentive en effect. Toegepast op samenwerkingsvormen, brengt dit mee dat alleen sprake is van een ontoelaatbare situatie ingeval (1) de samenwerking de mogelijkheid geeft concurrenten van de markt te stoten (ability), (2) de samenwerking partijen een prikkel geeft derden uit te sluiten (incentive), en (3) een dergelijke afschermingsstrategie een aanzienlijke, althans merkbare ongunstige invloed heeft op de mededinging, daarmee de gebruikers benadelend (effect).45x Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 94. Bij de beoordeling van zorgfusies met een conglomeraatkarakter heeft de NMa zich tot dusver vrijwel uitsluitend uitgelaten over de vraag of uitsluiting mogelijk is. In een enkel geval heeft de NMa gerefereerd aan de mogelijkheid van prikkels tot uitsluitingsgedrag (besluit NMa 29 januari 2007, zaak 5882, SVRZ-Allévo, rnr. 49).

      1. Ability

      Uitsluiting veronderstelt ten eerste een significante mate van exclusiviteit. Indien alle aanbieders van een bepaalde zorg in de keten de jure en de facto tot de keten kunnen toetreden, is er geen uitsluiting. Van een exclusieve ketenzorgrelatie kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een grote thuiszorgaanbieder met een verzorgingshuis afspreekt (een significant deel van) alle patiënten die verzorgingshuiszorg nodig hebben, door te verwijzen naar deze instelling, terwijl deze laatste zich ertoe verplicht deze patiënten op te nemen. Indien deze doorverwijzingen een zodanige omvang betreffen dat deze alleen al voldoende zijn voor een significant deel van de bezetting van de capaciteit van het verzorgingshuis, kan de samenwerking voor een de facto exclusieve relatie zorgen, ook indien het verzorgingshuis op zichzelf ook andere patiënten mag aannemen. Een dergelijke exclusiviteit kan enerzijds de concurrenten van het verzorgingshuis uitsluiten (bij beperkte overige vraag) en voorts concurrenten van de thuiszorginstelling benadelen indien het desbetreffende verzorgingshuis een door patiënten geprefereerde instelling is.
      Exclusiviteit kan dan wel intern, tussen de zorgaanbieders onderling, zijn afgesproken, het zal pas effect sorteren als de eerste aanbieder in de keten de patiënt kan dwingen de volgende schakel in de keten te contracteren. En dat is doorgaans niet het geval. De in de Richtsnoeren niet-horizontale fusies genoemde mogelijkheden van (technische of contractuele) koppeling en (zuivere of gemengde) bundeling als instrumenten voor afscherming,46x Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 95 e.v. zullen zich bij ketenzorg minder snel voordoen. Ketenzorg vindt immers voornamelijk volgtijdelijk plaats waardoor in elk geval technische koppeling en zuivere bundeling niet goed mogelijk is.47x Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 98 onder verwijzing naar de zaak COMP/M.3304 – GE/Amersham (2004), randnummer 35. Ook van contractuele koppeling of gemengde bundeling lijkt op voorhand niet snel sprake te zijn bij zorgaanbod.48x Het lijkt immers niet waarschijnlijk dat patiënten bereid zullen zijn bij afname van zorgaanbod in een bepaalde schakel, zich er voorts toe te verplichten zorg van andere specifieke schakels, indien nodig, af te nemen. Voorshands lijkt alleen in bijzondere gevallen, zoals bij keten-dbc's, het zorgaanbod contractueel te kunnen worden gekoppeld of gebundeld (gemengde bundeling). In de context van fusies gaat de NMa ervan uit dat de facto koppeling mogelijk is door een gemeenschappelijk merk of de sturende effecten van een verwijzende fusiepartner.49x Zie ten aanzien van het gebruik van een gemeenschappelijk ‘merk’ bijvoorbeeld besluit RvB NMa 27 juli 2006, zaak 5206, Pantein-STBNO, randnummer 92, en ten aanzien van doorverwijzing bijvoorbeeld besluit RvB NMa 10 augustus 2006, zaak 5574, Amstelring-Zonnehuisgroep Amstelland, randnummer 68. Daarbij lijkt zij ervan uit te gaan dat een concurrent op de gekoppelde productmarkt deze binding niet eenvoudig ongedaan kan maken.50x Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 103, waarin de Commissie aangeeft dat zij bij haar onderzoek beoordeelt of er doeltreffende en snel uitvoerende tegenmaatregelen zijn die de concurrerende ondernemingen zullen nemen. De mogelijkheid tot uitsluiting zal dan afhangen van de mate waarin vrijblijvende verwijzingen het keuzegedrag van de patiënten beïnvloeden.
      In de derde plaats zal koppeling of bundeling pas tot effectieve afscherming van (secondaire) zorgmarkten kunnen leiden indien bij ten minste één van de producten van de ketenpartners marktmacht bestaat, bijvoorbeeld omdat het een noodzakelijke behandeling is waarvoor weinig alternatieven bestaan.51x Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 99. Ook is marktafscherming slechts mogelijk als sprake is van een grote gemeenschappelijke groep van patiënten voor de desbetreffende zorgdiensten.52x Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 100.
      Afschermingseffecten zijn verder doorgaans groter indien schaalvoordelen een rol spelen en de vraag op elk gegeven moment dynamische gevolgen heeft voor de toekomstige aanbodsomstandigheden op de markt.53x Ibid., punt 101. Indien exclusieve doorverwijzingen van een groot verzorgingshuis naar één bepaald verpleeghuis er bijvoorbeeld in resulteert dat de concurrenten van deze laatste onder hun kritische bezettingsgraad raken, zou een probleem kunnen ontstaan.54x Zie ten aanzien van ketenzorg tussen verzorgingshuiszorg en verpleeghuiszorg bijvoorbeeld besluit NMa 7 november 2006, zaak 5740, Laak & Eemhoven-Amant, randnummer 74 e.v. Hetzelfde geldt voor bepaalde medische ingrepen die slechts mogen worden verricht indien een minimaal aantal verrichtingen per jaar wordt gerealiseerd.55x Vgl. in dit verband de professionele richtlijnen voor Percutane Coronaire Interventies als opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie. Anderzijds kan ondercapaciteit bij concurrenten, zich bijvoorbeeld uitende in wachtlijsten, het risico op uitsluitingseffecten verminderen. De wachtlijsten verzekeren de mogelijk uit te sluiten concurrenten van voldoende vraag om de schaalvoordelen te behouden.56x Zie bijvoorbeeld reeds genoemd NMa-besluit in de zaak Laak & Eemhoven-Amant, randnummers. 77-80.
      Concluderend lijkt in de ketenzorg niet al te snel sprake te zijn van een ability tot uitsluiting. De mogelijkheid zal voornamelijk bestaan indien sprake is van ten minste één partij die een vorm van marktmacht heeft (bijvoorbeeld in de vorm van reputatie of volume (marktaandeel)). Daarnaast zal door het bijzondere karakter van ketenzorg niet snel sprake zijn van (al dan niet contractuele) koppeling en bundeling.

      2. Incentive

      Indien afscherming wél mogelijk is, zal vervolgens moeten worden nagegaan of partijen ook een prikkel tot afscherming hebben. Deze prikkel hangt af van de winstgevendheid van de afschermende strategie.
      Een belangrijk verschil met niet-horizontale fusies is dat bij niet-horizontale samenwerkingsvormen de mogelijke winst die uitsluiting van concurrenten downstream of upstream bij de begunstigde ketenpartner oplevert, niet direct ten goede komt aan de andere ketenpartners. Prikkels kunnen bij een samenwerking echter bestaan indien de verwijzende en de ontvangende partij om andere redenen baat hebben bij de exclusieve overeenkomst. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als de verwijzende partij extra cliënten verwerft vanwege de exclusieve toegang die het kan bieden tot een bepaalde, zeer gevraagde zorgaanbieder. Is de opvolgende schakel in de keten niet populair, dan zal een exclusieve verwijzing naar deze opvolgende schakel ook de eerste schakel in de keten geen goed doen. Wij gaan er dan ook van uit dat in beginsel eerder sprake is van een prikkel tot de exclusieve (marktafschermende) samenwerking, indien beide partijen belangrijke spelers zijn op de desbetreffende markten.

      3. Effect

      Indien zowel de mogelijkheid als de prikkel bestaat concurrenten uit te sluiten, dient ten slotte te worden onderzocht of de efficiëntievoordelen van de bundeling opwegen tegen de negatieve, marktafschermende effecten van de samenwerking.57x Een voorbeeld van mededingingsbeperkende effecten is wanneer behandelingen van concurrerende zorginstellingen (sterk) teruglopen waardoor de concurrentiedruk van bestaande concurrenten wordt aangetast of potentiële concurrenten worden afgeschrikt toe te treden waardoor ten slotte de marktmacht van de ketensamenwerking toeneemt (vergelijk Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 113). Zo zal een gedwongen winkelnering toelaatbaar zijn indien deze noodzakelijk is voor het behalen van bepaalde efficiëntievoordelen, die opwegen tegen de nadelen van de winkelnering en die grotendeels aan de consument worden doorgegeven, zonder dat de samenwerking de concurrentie voor een wezenlijk deel uitschakelt. Een nauwgezette beoordeling van de effecten van de samenwerking op de prijs en kwaliteit van de te leveren c.q. geleverde zorg is derhalve een essentieel onderdeel voor het uiteindelijke oordeel van de mededingingsrechtelijke toelaatbaarheid van de ketensamenwerking.
      Deze afweging van voordelen en nadelen dient overigens ook bij de beoordeling van horizontale ketenzorg plaats te vinden. De volgende paragraaf over efficiëntievoordelen dient daarom gelezen te worden als een doorslaggevende schakel van de mededingingsrechtelijke beoordeling van zowel horizontale, als niet-horizontale ketens.

      3.5 Efficiëntievoordelen

      Ter voorkoming van het verbieden van pro-competitieve samenwerkingsverbanden op mededingingsrechtelijke gronden, is het essentieel de efficiëntievoordelen van een samenwerking goed in kaart te brengen.

      Een voorbeeld van ketenzorg voor depressiepatiënten laat zien wat de concrete voordelen van volgtijdelijke continuïteit in de zorgketen kunnen zijn:58x Zie < www.ikpfryslan.nl/download.asp?link='/files/3126/plan_van_aanpak_doorbraakproject_depressie_7_2.doc'&linkID>.

      • Tijdige diagnostiek: de huisarts krijgt ondersteuning van een transmuraal team (maatschappelijk werkende, eerstelijns psycholoog en psychiater) tijdens de diagnosefase waardoor de depressie tijdig wordt erkend.

      • Passende zorg: in de diagnosefase wordt bepaald welke ketenpartner het meest geschikt is de patiënt te behandelen. Daarvoor is een juiste inschatting van de ernst van de depressie van groot belang. Patiënten met niet-ernstige depressies krijgen ‘lichtere’ vormen van zorg en medicatie, patiënten met ernstige depressies worden verwezen naar de tweede lijn.

      • Efficiënte doorstroom: tijdige diagnostiek leidt ook tot tijdige doorstroom. Passende zorg betekent dat onnodige belasting bij de tweede lijn gereduceerd wordt waardoor patiënten met ernstige depressies sneller toegang hebben tot de tweede lijn.

      • Veilig en gestroomlijnd medicijngebruik: in de keten worden afspraken gemaakt in de vorm van een medicatieprotocol over veilig voorschrijven, verstrekken en gebruiken van antidepressiva.

      • Kostenreductie: tijdige diagnostiek, passende zorg, efficiënte doorstroom en veilig en gestroomlijnd medicijngebruik verbeteren niet alleen de kwaliteit van de zorg, maar dragen ook bij tot kostenbeheersing. Tijdige diagnostiek is bijvoorbeeld belangrijk voor het voorkomen van chroniciteit.


      Bij de beoordeling van concrete mededingingszaken kan het noodzakelijk zijn de omvang van de efficiëntievoordelen zo goed mogelijk te kwantificeren. Hoewel de voorstanders van ketenzorg zeer overtuigd zijn van de voordelen van ketenzorg, zijn de efficiëntievoordelen van bestaande ketenzorginitiatieven, althans in Nederland, nog maar in beperkte mate gekwantificeerd. Wel is een benchmarkinstrument ontwikkeld voor ZonMw voor CVA (cerebro vasculair accident)-ketenzorg waarmee de prestaties van zorgketens kunnen worden gemeten. In deze benchmark wordt een aantal indicatoren (zoals ‘het percentage patiënten dat teruggaat naar de oorspronkelijke woonomgeving’, ‘ligduur in het ziekenhuis’ en ‘mate van patiëntentevredenheid’) gemeten. De benchmark was toegepast om negen regionale zorgketens onderling te vergelijken.59x Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg en Prismant in opdracht van ZonMw, Stroke services gespiegeld, april 2005. In de toekomst kunnen (de resultaten van) vergelijkbare onderzoeken een belangrijke rol spelen in mededingingszaken.

    • 4. Conclusie

      Uit het voorgaande volgt dat het mededingingsrecht niet in de weg hoeft te staan aan samenwerkingsvormen en ketenzorgverbanden die bijdragen aan de kwaliteit, betaalbaarheid en bereikbaarheid van de zorg. Afspraken die enkel hierop betrekking hebben, zoals zorginhoudelijke afstemming, of het doorsturen van patiëntinformatie, zullen niet snel de mededinging beperken. Indien de keten ook bestaat uit actuele of potentiële concurrenten, moet worden gewaakt voor overtredingen zoals marktverdeling of afstemming van prijzen, hoeveelheden of andere commerciële voorwaarden.
      Veel ketens in de zorg bestaan echter uit aanbieders die niet met elkaar (kunnen) concurreren. Wij hebben deze ketens aangeduid als samenwerkingsverbanden met conglomeraatkarakter. De mededingingsrechtelijke aandacht bij samenwerkingsverbanden met conglomeraatkarakter gaat vooral uit naar het risico dat concurrenten van bepaalde schakels in de keten van de markt worden uitgesloten. Van ontoelaatbaar uitsluitingsgedrag zal bij ketenzorg niet al te snel sprake zijn. In de eerste plaats zal de ene schakel in de keten niet gemakkelijk zijn patiënten contractueel kunnen dwingen gebruik te maken van het zorgaanbod van een andere schakel. Ten tweede is relevant dat, anders dan bij niet-horizontale fusies, winst door uitsluiting niet direct ten goede komt aan de overige ketenpartners. Wel kan een prikkel bestaan indien de ketenpartners over aanzienlijke marktmacht beschikken. Indien zowel de mogelijkheid als de prikkel tot uitsluiting toch bestaat, dient ten slotte nog te worden onderzocht of de efficiëntievoordelen van de keten niet opwegen tegen de nadelen van de (mogelijke) uitsluiting van derden.
      Ketens zijn geen kartels. Dat heeft naar onze mening ook consequenties voor de toezichtstijl. Gezien de relatief beperkte risico’s van verboden mededingingsbeperkingen bij ketenzorg en de maatschappelijke wenselijkheid dat dergelijke samenwerking ondanks de inhoudelijke weerbarstigheid plaatsvindt, staan wij een horizontale vorm van toezicht voor. Daarmee bedoelen wij een vorm van toezicht waarbij de toezichthouder de dialoog met de onder toezichtgestelde niet uit de weg gaat.60x Vgl. A.T. Ottow, De Markt meester? De zoektocht naar nieuwe vormen van toezicht, rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar economisch publiekrecht aan de Universiteit van Utrecht op 18 september 2008, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2009. Horizontaal toezicht staat tegenover verticaal toezicht, waarbij eenzijdig, van bovenaf gedrag wordt gecorrigeerd. Hoewel het uiteraard noodzakelijk is dat de NMa hard, repressief toezicht uitoefent bij kartelvorming, brengt horizontaal toezicht onder andere met zich mee dat de NMa extra aandacht geeft aan guidance en, zeker bij complexe vraagstukken, openstaat voor overleg met de ondertoezichtgestelden, het verstrekken van informele zienswijzen over de uitleg van de mededingingsregels en, indien gepast, toezeggingsbesluiten.

    Noten

    • 1 Zie <www.minvws.nl/dossiers/marktwerking-in-de-zorg/default.asp>.

    • 2 Ibid.

    • 3 Inspectie voor de Gezondheidszorg, Staat van de Gezondheidszorg 2003, Ketenzorg voor chronisch zieken.

    • 4 Brief van de minister van VWS van 16 juli 2008 aan de Tweede Kamer inzake Ketenzorg zwangerschap en geboorte.

    • 5 Position paper GGZ Nederland over de WMO d.d. 18 maart 2008, < www.nicis.nl/kenniscentrum/binaries/kcgs/bulk/bijeenkomsten/WMO/ggzwmopositionpaper.pdf> en GGZ: relevant en effectief, beleidsagenda bestuur GGZ Nederland, p.10, februari 2009, < www.ggznederland.nl/scrivo/asset.php?id=285179>.

    • 6 VWS, Zorgverzekeraars Nederland en Alzheimer Nederland, Leidraad Ketenzorg Dementie, 28 juli 2008.

    • 7 Gelle Klein Ikkink, namens staatssecretaris Bussemaker, Aanbod dementiezorg afstemmen op cliënt, conferentie Vilans, Sturing op samenhang in de dementiezorg, 28 maart 2008, < www.vilans.nl/Site_LDP/docs/PDF/Verslag1%20Werkconferentie%20Ketenzorg%20Dementie%2028mrt08.pdf>, laatstelijk geraadpleegd op 15 februari 2009. Opmerkelijk is dat de staatssecretaris daarbij oproept tot een cultuurverandering ‘in de zin van: minder kijken naar de prijs en aantal behandelingen en meer naar de samenhang en de kwaliteit van de zorg’ ten aanzien van zorg voor dementiepatiënten.

    • 8 Zo merkte de staatssecretaris van VWS naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op: ‘Niet concurrentie maar met name ketensamenwerking is voor mij een centraal thema in de ontwikkeling van de AWBZ in de komende jaren.’ (Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken II 2007/08, 26 631, nr. 270, p. 10).

    • 9 Zie ten aanzien van ketenzorg en mededingingsrecht ook < www.minvws.nl/dossiers/awbz/voor-medewerkers-in-de-zorg/ketenzorg/>, laatstelijk geraadpleegd op 15 februari 2009.

    • 10 VWS, Zorgverzekeraars Nederland en Alzheimer Nederland, Leidraad Ketenzorg Dementie, 28 juli 2008, p. 22.

    • 11 ‘Opeenvolging van verschillende soorten zorg die diverse zorgaanbieders aanbieden aan de patiënt/cliënten waarbij die zorgaanbieders gezamenlijk zorgen voor een vloeiend verloop’, < www.thesauruszorgenwelzijn.nl/ketenzorg.htm>, laatstelijk geraadpleegd op 20 februari 2009:

    • 12 Zie <www.clientenraad-zorgsaam.nl/archief/algemeen/ketenzorg.htm>, laatstelijk geraadpleegd op 12 februari 2009: ‘Met “ketenzorg” bedoelen we dat de zorgverlening bestaat uit een groot aantal onderdelen. De zorg wordt verleend door verschillende zorgverleners die allemaal, als schakels in een keten, onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en volledig op elkaar zijn ingespeeld. Een keten is een samenwerkingsverband tussen partijen die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren. (…) Het ketenzorgproces bevat de opeenvolgende stappen van hulpvraag tot zorgverlening.’

    • 13 Omdat mededingingsrecht niet speelt ten aanzien van afspraken binnen één onderneming in de zin van het mededingingsrecht, beperken wij ons tot ketenzorg die geleverd wordt door meerdere, onafhankelijke ondernemingen.

    • 14 Zie < www.vilans.nl/Site_ketenzorgdementie/docs/pdf/financieringLimburg.pdf> (laatstelijk geraadpleegd op 5 maart 2008) voor een voorbeeld van een financieringsoplossing.

    • 15 Zie ZonMw, Programma Diabetes Ketenzorg, < www.zonmw.nl/fileadmin/cm/kwaliteit_en_doelmatigheid/documenten/Diabetes/programmatekst_diabetes_ketenzorg_15febr06.pdf>, laatstelijk geraadpleegd op 15 maart 2009.

    • 16 Zie M. de Bruin en J. Struijs, ‘Keten-dbc’s en zorggroepen onder de loep: waar liggen de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden?’, JGRplus 2008-2, p. 46 e.v.

    • 17 Zie bijvoorbeeld de Mededeling van de Commissie van 6 januari 2001, Pb. EG 2001, C 3/2, houdende richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (hierna: Richtsnoeren horizontalen), de Richtsnoeren Samenwerking Ondernemingen zoals laatstelijk gewijzigd op 22 april 2008 en de Richtsnoeren voor de zorgsector van de NMa van 10 december 2007 (hierna: Richtsnoeren zorg).

    • 18 Richtsnoeren zorg, randnummer 174 e.v.

    • 19 Vgl. CBB 6 oktober 2008, Nederlands Instituut van Psychologen e.a./NMa, LJN BF8820.

    • 20 Vergelijk de Bekendmaking van de Commissie van 13 oktober 2000, Pb. EG 2000, C 291, inzake de toetsing van verticale overeenkomsten aan artikel 81 EG (hierna: Richtsnoeren verticalen), punt 29.

    • 21 De visie dat bij belemmering van de mededinging rond ketenzorg in ieder geval niet zonder meer sprake is van hardcore kartels, is ook wel te vinden in de NMa-besluiten waarin zij boetes heeft opgelegd aan zorginstellingen: ‘In verschillende opzichten acht de Raad de onderhavige marktverdeling niet gelijk te stellen met “klassieke” heimelijke kartels waarin afspraken worden gemaakt en gehandhaafd omtrent prijzen en productie welke op basis van ervaring vrijwel zeker tot prijsopdrijving leiden.’ (besluit NMa 19 september 2008, zaak 6108, Kennemerland, randnummer 218, en besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 249.

    • 22 Vgl. voorts de door de NMa gesignaleerde trend in de richting van ketenzorg die ‘onder andere [is] ingezet om de kwaliteit van zorg te verbeteren en de cliënten langer aan de organisatie te kunnen binden’, (besluit RvB NMa 10 augustus 2006, zaak 5574, Amstelring – Zonnehuisgroep Amstelland, randnummer 51).

    • 23 Vgl. antwoord van minister Klink van 4 maart 2009 op vragen van het lid Schippers, Aanhangsel Handelingen 2008/09, nr. 1759.

    • 24 CBB 6 oktober 2008, Nederlands Instituut van Psychologen e.a./NMa, LJN BF8820.

    • 25 M. Gaynor en W. Vogt, ‘Antitrust and Competition’, in: A.J. Culyer and J.P. Newhouse, Health Care Markets Handbook of Health Economics, 1999.

    • 26 Richtsnoeren horizontalen, noot 8 en noot 9.

    • 27 Vgl. HvJEG 12 december 1995, zaak 399/93, Luttikhuis /Coberco, Jur. 1995, p. I-4515, punten 12-14.

    • 28 De relevante productmarkt wordt gedefinieerd als de markt die alle producten en/of diensten omvat die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd. De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.

    • 29 Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi.

    • 30 Ibid., randnummers 79-85.

    • 31 Vóór deze overdracht (in 2004) had TGV in zorgkantoorregio ‘t Gooi exclusief Almere een marktaandeel van tussen de 50 en 60 procent, terwijl zowel Vivium als de rechtsvoorganger van Hilverzorg een marktaandeel had onder de 10 procent (zie besluit NMa van 4 november 2005, zaak 4212, De Basis –- Thuiszorg Gooi en Vechtstreek – Vivium, randnummer 58).

    • 32 Vóór deze overdracht (in 2004) had TGV in zorgkantoorregio ’t Gooi een marktaandeel van tussen de 70 en 80 procent, terwijl Vivium een marktaandeel van minder dan 1 procent had en de rechtsvoorganger van Hilverzorg een marktaandeel had van circa 1 procent (zie besluit NMa van 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 212).

    • 33 Besluit NMa 19 september 2008, zaak 585, Thuiszorg ’t Gooi, randnummers 85 en 115.

    • 34 De partijen kozen hiermee niet als complementaire aanbieders gezamenlijk de verschillende ketens te vormen (vergelijk de definitie onder par. 2), maar juist de desbetreffende activiteiten over te dragen opdat de ketens zo veel mogelijk binnen één (locale) onderneming zou vallen.

    • 35 Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 115.

    • 36 Hoewel ketenzorg in dit verband niet expliciet door de NMa wordt genoemd in het besluit, noemt zij dit wel in de samenvatting NMa besluiten Thuiszorg 19 september 2008, p. 3, < www.nmanet.nl/Images/SAMENVATTING%20%20zorgzaken_tcm16-119482.pdf>, laatstelijk geraadpleegd op 19 maart 2009.

    • 37 Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, bijvoorbeeld randnummer 156.

    • 38 Zie opmerking noot 213.

    • 39 Besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 186.

    • 40 Vgl. de ‘specialisatieovereenkomst’ waarin partijen afspreken om niet naar de productie van elkaars producten te overschakelen. Zie ook de toetsing van afspraken in het kader van ketenzorg aan de voorwaarden van de Verordening inzake specialisatieovereenkomsten (Verordening (EG) nr. 2658/2000, Pb. EG L 304/3) in besluit NMa 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 220 e.v.

    • 41 In de Richtsnoeren zorg worden in voorbeeld 18 ketenzorgafspraken echter wel als verticale overeenkomsten beoordeeld.

    • 42 De term ‘verticaal’ dient onzes inziens te worden voorbehouden aan de traditionele verticale relatie waarin een afnemer van een leverancier in dezelfde bedrijfskolom een product of dienst afneemt (vergelijk artikel 2 lid 1 Vo. 2790/1999). Doordat ketenzorg dit verticale karakter in beginsel niet kent, mag het doorgaans niet als verticaal worden aangemerkt (zie overigens voor een andere visie besluit RvB NMa van 19 september 2008, zaak 5851, Thuiszorg ’t Gooi, randnummer 198).

    • 43 Richtsnoeren van 28 november 2007, Pb. EU 2008, C 265, voor de beoordeling van niet-horizontale fusies op grond van Verordening 139/2004, punt 91 (hierna: Richtsnoeren niet-horizontale fusies).

    • 44 Naast de Richtsnoeren niet-horizontale fusies zal worden gerefereerd aan de beschikkingenpraktijk van de NMa inzake zorgfusies, voor zover relevant.

    • 45 Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 94. Bij de beoordeling van zorgfusies met een conglomeraatkarakter heeft de NMa zich tot dusver vrijwel uitsluitend uitgelaten over de vraag of uitsluiting mogelijk is. In een enkel geval heeft de NMa gerefereerd aan de mogelijkheid van prikkels tot uitsluitingsgedrag (besluit NMa 29 januari 2007, zaak 5882, SVRZ-Allévo, rnr. 49).

    • 46 Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 95 e.v.

    • 47 Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 98 onder verwijzing naar de zaak COMP/M.3304 – GE/Amersham (2004), randnummer 35.

    • 48 Het lijkt immers niet waarschijnlijk dat patiënten bereid zullen zijn bij afname van zorgaanbod in een bepaalde schakel, zich er voorts toe te verplichten zorg van andere specifieke schakels, indien nodig, af te nemen. Voorshands lijkt alleen in bijzondere gevallen, zoals bij keten-dbc's, het zorgaanbod contractueel te kunnen worden gekoppeld of gebundeld (gemengde bundeling).

    • 49 Zie ten aanzien van het gebruik van een gemeenschappelijk ‘merk’ bijvoorbeeld besluit RvB NMa 27 juli 2006, zaak 5206, Pantein-STBNO, randnummer 92, en ten aanzien van doorverwijzing bijvoorbeeld besluit RvB NMa 10 augustus 2006, zaak 5574, Amstelring-Zonnehuisgroep Amstelland, randnummer 68.

    • 50 Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 103, waarin de Commissie aangeeft dat zij bij haar onderzoek beoordeelt of er doeltreffende en snel uitvoerende tegenmaatregelen zijn die de concurrerende ondernemingen zullen nemen.

    • 51 Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 99.

    • 52 Vgl. Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 100.

    • 53 Ibid., punt 101.

    • 54 Zie ten aanzien van ketenzorg tussen verzorgingshuiszorg en verpleeghuiszorg bijvoorbeeld besluit NMa 7 november 2006, zaak 5740, Laak & Eemhoven-Amant, randnummer 74 e.v.

    • 55 Vgl. in dit verband de professionele richtlijnen voor Percutane Coronaire Interventies als opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie.

    • 56 Zie bijvoorbeeld reeds genoemd NMa-besluit in de zaak Laak & Eemhoven-Amant, randnummers. 77-80.

    • 57 Een voorbeeld van mededingingsbeperkende effecten is wanneer behandelingen van concurrerende zorginstellingen (sterk) teruglopen waardoor de concurrentiedruk van bestaande concurrenten wordt aangetast of potentiële concurrenten worden afgeschrikt toe te treden waardoor ten slotte de marktmacht van de ketensamenwerking toeneemt (vergelijk Richtsnoeren niet-horizontale fusies, punt 113).

    • 58 Zie < www.ikpfryslan.nl/download.asp?link='/files/3126/plan_van_aanpak_doorbraakproject_depressie_7_2.doc'&linkID>.

    • 59 Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg en Prismant in opdracht van ZonMw, Stroke services gespiegeld, april 2005.

    • 60 Vgl. A.T. Ottow, De Markt meester? De zoektocht naar nieuwe vormen van toezicht, rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar economisch publiekrecht aan de Universiteit van Utrecht op 18 september 2008, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2009.

Reageer

Tekst