-
Samenvatting
De PSO-verordening brengt sinds de inwerkingtreding op 3 december 2009 het specifieke karakter van het openbaar personenvervoer ten opzichte van andersoortige overheidsopdrachten tot uitdrukking. Dat heeft geleid tot rechtspraak van het Hof van Justitie over de verhouding van de PSO-verordening met de algemene aanbestedingsregelgeving. In deze bijdrage belichten wij de verschillende regelgeving die op de aanbesteding van openbaar busvervoer van toepassing is. Die regelgeving is ingewikkeld en bevestigt onze veronderstelling dat de positie van het openbaar vervoer binnen het aanbestedingsrecht een bijzondere plaats inneemt.
HvJ 21 maart 2019, gevoegde zaken C-26617 en C-267/17, ECLI:EU:C:2019:241 (Rhein-Sieg-Kreis/Verkehrsbetrieb Hüttebräucker GmbH en BVR Busverkehr Rheinland GmbH en Rhenus Veniro GmbH & Co. KG/Kreis Heinsberg)
HvJ 8 mei 2019, zaak C-253/18, ECLI:EU:C:2019:386 (Stadt Euskirchen/Rhenus Veniro GmbH & Co. KG)
Inhoud
- Inleiding
- Deze bijdrage en opbouw
- De rechtsvorm van het openbaarvervoercontract: overheidsopdracht of concessie voor diensten
- Resumerend: de rechtsvorm van het openbaarvervoerscontract bepaalt het toepasselijke rechtskader
- Hoe is dat in Nederland geregeld?
- De arresten van 21 maart 2019 en 8 mei 2019
- Verhouding PSO-verordening en algemene aanbestedingsrichtlijnen: lex specialis of niet?
- Verschillen PSO-verordening en algemene aanbestedingsrichtlijnen
- De interpretatieve richtsnoeren bij de PSO-verordening
- Conclusie
- ↑ Naar boven
Nederlands tijdschrift voor Europees recht |
|
Article | PSO-verordening in de openbaar vervoerregelgeving: een lex specialis of juist niet? |
Trefwoorden | PSO-verordening, openbaar vervoer, aanbesteding, concessie |
Auteurs | Mr. J.R. van Angeren en Mr. F.E. ten Hove |
DOI | 10.5553/NtER/138241202019025009007 |
Auteursinformatie |