-
Samenvatting
Het recht van vrij verkeer en verblijf van EU-burgers en hun familieleden in de EU wordt geregeld door de Burgerschapsrichtlijn. Dit recht is echter niet absoluut en kan worden geweigerd of ingetrokken wanneer een EU-burger onvoldoende inkomsten heeft om voor zichzelf en voor zijn familie te zorgen. Familieleden die geen EU-nationaliteit bezitten, hebben een recht om te verblijven in een gastlidstaat, wanneer zij hun familielid, die EU-burger is, begeleiden of zich bij deze EU-burger voegen. In de twee zaken die in dit artikel centraal staan, worden deze twee voorwaarden voor het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden door het Hof van Justitie nader uitgelegd.
HvJ 2 oktober 2019, zaak C-93/18, ECLI:EU:C:2019:809 (Ermira Bajratari/Secretary of State for the Home Department)
HvJ 10 september 2019, zaak. C-94/18, ECLI:EU:C:2019:692 (Nalini Chenchooliah/Minister for Justice and Equality)
Inhoud
- Inleiding
- De zaak Bajratari: voldoende middelen van bestaan
- De zaak Chenchooliah: uitzettingsmogelijkheden
- Analyse van de jurisprudentie: de ‘levenscyclus’ van het vrij verkeer
- Voldoende middelen van bestaan
- Uitzettingsmogelijkheden
- Implicaties voor de rechtspraktijk
- Conclusie: uit het oog, maar niet uit het hart
- ↑ Naar boven
Nederlands tijdschrift voor Europees recht |
|
Article | Beperkingen van het verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden in de lidstaten van de EU: Uit het oog, maar niet uit het hart? |
Trefwoorden | EU-burgerschap, Burgerschapsrichtlijn, voldoende middelen eis, uitzettingsmogelijkheden, gezinshereniging |
Auteurs | Mr. dr. H. van Eijken en H.H.C. Kroeze LLM |
DOI | 10.5553/NtER/138241202020026304004 |
Auteursinformatie |