De pre-pack; een onderzoeksverplichting voor bestuurders?

DOI: 10.5553/VenO/092596432015025006004
Artikel

De pre-pack; een onderzoeksverplichting voor bestuurders?

Trefwoorden pre-pack, faillissement, Wet continuïteit ondernemingen I, beoogd curator, onderzoeksverplichting
Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
    • Inleiding

      Een onderneming die in zwaar weer verkeert, zal er in het algemeen zo veel mogelijk aan willen en moeten doen om te voorkomen dat een dreigend faillissement werkelijkheid zal worden. Onze huidige Faillissementswet (Fw), daterend uit 1893, biedt ondernemingen momenteel slechts een uitweg in de vorm van de surseance van betaling. Helaas maakt deze regeling in artikel 214 Fw niet waar waarvoor zij in het leven is geroepen. Vaak is de surseance van betaling slechts een voorportaal voor het ogenschijnlijk onvermijdelijke, het faillissement.1xKamerstukken II 1999/2000, 27244, 3, p. 1. In 2000 is namelijk al gebleken dat de surseance van betaling niet voldoet aan de doelstellingen van de wetgever en in maar liefst 73% van de gevallen eindigt in een faillissement. Afgelopen jaren is in de praktijk een ander alternatief om het faillissement te voorkomen toegepast in de vorm van de pre-pack.2xZie <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>.

      De pre-pack, de afkorting voor pre-packaged deal, is een procedure die haar oorsprong vindt in Engeland, waarbij een herstructurering voorafgaand aan de faillietverklaring wordt overeengekomen en direct hierop aansluitend wordt uitgevoerd.3xZie <www.r3.org.uk/media/documents/technical_library/SIPS/SIP%2016%20E&W.pdf>. Op gelijke wijze wordt de pre-pack in Nederland gebruikt, waarbij door de rechtbank in beslotenheid een stille bewindvoerder (door de minister van Veiligheid en Justitie wordt de term beoogd curator geprefereerd4xConcept-MvT, p. 5, beschikbaar via: <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>.) wordt benoemd. Deze stille bewindvoerder dient met alle betrokken partijen een activatransactie zo veel mogelijk voor te bereiden, zodat deze direct na het uitspreken van het faillissement zal plaatsvinden. Zo is de pre-pack onder andere toegepast bij de faillissementen van Schoenenreus, Estro, Ruwaard van Putten Ziekenhuis en Marlies Dekkers.

    • Europa

      Behalve in Nederland is ook in Europa een beweging merkbaar waarbij de nadruk komt te liggen op stimulering van andersoortige faillissementsprocedures. In 2012 sprak de Europese Commissie in een mededeling over een ‘reddings- en saneringscultuur’ die moet worden ontwikkeld.5xMededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, Een nieuwe Europese aanpak van faillissementen en insolventie, COM(2012)742 def. In 2014 heeft de Commissie, na gesprekken met experts in 2013, deze mededeling aangevuld met een aanbeveling inzake ‘een nieuwe aanpak van faillissementen en insolventie’.6xAanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie (PbEU 2014, L 74/65). Hierin worden lidstaten aangemoedigd een stelsel in te voeren waardoor levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden in een vroeg stadium en buiten insolventie kunnen herstructureren, zodat een faillissement voorkomen kan worden.7xAanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie (PbEU 2014, L 74/65), punt 1. Juist rigide en onpraktische regels waardoor een faillissement onvermijdelijk wordt, zoals de regels die terug te vinden zijn in onze Fw, hinderen de ontwikkeling van een Europese cultuur waarin herstructurering een hoofdrol dient te krijgen.8xAanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie (PbEU 2014, L 74/65), punt 7-9; COM(2012)742, par. 3.6. Hoewel beide instrumenten niet-bindend zijn, gaat er een zekere politieke wenselijkheid uit van de aanbeveling.

    • WCO I

      In Nederland heeft de minister van Veiligheid en Justitie deze politieke wenselijkheid ook gevoeld, waardoor hij eind 2012 het programma ‘Herijking Faillissementsrecht’ heeft aangekondigd.9xKamerstukken II 2012/13, 29911, 74. Dit programma rust op een drietal wetsvoorstellen voor modernisering van het faillissementsrecht en versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven. In een van deze drie voorstellen, de Wet continuïteit ondernemingen I (hierna: WCO I), wordt een tot op heden ontbrekende wettelijke basis voor de pre-pack geïntroduceerd. Begin december 2014 heeft de minister aangekondigd dat het eerste kwartaal van 2015 benut zou worden om de reacties op de internetconsultatie te bestuderen en te verwerken. De Raad van State zou vervolgens, tevens in het voorjaar, zijn advies uitbrengen.10xKamerstukken II 2012/13, 33695, 7, p. 3. Tot op heden is (helaas) nog niet bekend wanneer het voorstel daadwerkelijk ingediend zal worden voor een lezing in de Tweede Kamer.

      Volgens de definitie in de WCO I houdt een pre-pack in dat de rechtbank, op verzoek van de onderneming die in ernstige financiële problemen verkeert, al voor een mogelijke faillietverklaring in stilte aanwijst wie als curator en rechter-commissaris zullen worden aangesteld, mocht het daadwerkelijk tot een faillissement komen.11xWetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen I, beschikbaar via: <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>. Hierdoor kan de onderneming in relatieve rust, onder het toeziend oog van de toekomstig (beoogd) curator, het aanstaande faillissement voorbereiden om zo de schade bij crediteuren, werknemers en andere betrokkenen zo veel mogelijk te beperken. Curatoren en rechter-commissarissen zullen op het moment van benoeming kunnen faciliteren bij de verkoop en volledig op de hoogte zijn van de voor de afwikkeling van het faillissement van belang zijnde omstandigheden. Om al deze doelen te verwezenlijken acht ook de minister van Veiligheid Justitie het van belang dat de wettelijke regeling voldoende flexibiliteit behoudt.12xKamerstukken II 2012/13, 33695, 7, p. 4-5.

    • Voor- en nadelen

      De minister verwacht dat faillissementen efficiënter afgewikkeld kunnen worden, de doorstart van levensvatbare bedrijfsonderdelen sneller plaats kan vinden, onnodig waardeverlies kan worden voorkomen, werkgelegenheid kan worden behouden en de opbrengst voor de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement kan worden gemaximaliseerd.13xConcept-MvT, beschikbaar via: <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>. Ook vanuit de praktijk worden deze voordelen onderstreept.14xZie o.a. P.J. Frolich, Redding en sanering: monomaan of modern paradigma?, AA 2015, p. 192-201 en N.W.A. Tollenaar, Faillissementsrechters van Nederland, geef ons de pre-pack, TvI 2011, p. 23. Uit een onderzoek onder curatoren is zelfs gebleken dat de verkoop van een bedrijf als going concern 10% meer opbrengt, omdat er onder andere niet tegen afbraakprijzen wordt verkocht.15xR. Aalbers e.a., De relevantie van transparantie: pre-pack in Nederland, M&A Magazine 2014, afl. 3, beschikbaar via: <www.mena.nl/artikel/23773/de-relevantie-van-transparantie:-pre-pack-in-nederland>.

      Een van de belangrijkste aangedragen bezwaren tegen de pre-pack is dat de procedure zich niet in de openbaarheid afspeelt.16xZie o.a. R.M. Beltzer, Continuïteit van ondernemingen en pre-pack – hoe een idee een Europese richtlijn mist, O&F 2015, p. 32-43, J.V. Maduro, Het wetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen I: de rechtszekerheid gediend?, FIP 2013, p. 278-282 en B.J. Tideman, Kritische kanttekeningen bij de pre-pack, FIP 2013, p. 190-193. Schuldeisers, werknemers en andere betrokken partijen worden pas met de transactie geconfronteerd nadat deze is voltooid. Hoewel schuldeisers via artikel 69 Fw kunnen opkomen tegen handelingen van de beoogd curator, is dit een lastig traject, aangezien er over het algemeen geen tot weinig informatie beschikbaar zal zijn waartegen zij op kunnen komen.17xR.R. Verkerk, M. Windt & T.L. Rozendal, Pre-packs: transparantie en verantwoording achteraf, TvI 2014, p. 219-228. Ook kan maatschappelijke acceptatie ontbreken indien onbekend is of het winnende bod ook daadwerkelijk het meest gunstige bod is geweest. Tevens is er door de Volkskrant18xP. de Waard, Flitsfaillissementen zoals bij Neckermann is illegale variant van reorganiseren, de Volkskrant 1 juli 2014. gesteld dat het faillissement van Neckermann een illegale variant van reorganiseren is, omdat personeel en vakbonden relatief makkelijk buiten de deur gezet kunnen worden doordat er geen sprake is van een overgang van de onderneming.

      Toch zijn er naar mijn mening meer voor- dan nadelen verbonden aan de pre-pack. Zelfs als al bekend is dat er veel verlies vanuit alle stakeholders zal moeten worden geleden, is de pre-pack namelijk vaak het hoogst haalbare in deze benarde situatie. Indien tijdens de voorbereiding, onder toeziend oog van de beoogd curator en rechter-commissaris, openbaarheid van zaken moet worden gegeven, zal dit het voorbereidings- en verkoopproces alleen maar vertragen, zo niet verhinderen. Net zoals bij een normale overname is (inhoudelijke) geheimhouding tot in de laatste fasen zeer belangrijk en kan zij bepalend zijn voor de verkoopprijs die betaald zal worden. Indien er aan de verantwoording die de beoogd curator achteraf dient af te leggen hoge eisen worden gesteld door een gedetailleerd faillissementsverslag, is dat mijns inziens voldoende.19xVerkerk e.a. 2014, p. 224 en 227. Tevens sluit ik mij aan bij de minister van Veiligheid en Justitie dat het door de controlerende rol van de curator en rechter-commissaris en de dreiging van bestuurdersaansprakelijkheid niet waarschijnlijk is dat de pre-pack zal worden ingezet als een procedure om goedkoop van personeel af te komen.20xBrief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 juli 2014 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, met antwoorden op vragen van Kamerleden Recourt en Kerstens over het misbruik van een faillissement. Beschikbaar via <www.rijksoverheid.nl>.

    • Onderzoeksplicht voor bestuurders

      Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel kan wellicht de vraag worden gesteld of het tot de taak van de bestuurders behoort om, indien de onderneming afstevent op een faillissement, de mogelijkheden van een pre-pack te onderzoeken. In artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt voorgeschreven dat iedere bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Deze behoorlijke taakvervulling brengt een inspanningsverplichting met zich, waarbij bestuurders zich dienen te richten op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Wat precies wordt verstaan onder het vennootschappelijk belang hangt af van een concrete situatie, maar dit is altijd de resultante van een afweging van belangen van hen die bij de vennootschappelijke werkzaamheden zijn betrokken.21xVan der Heijden/Van der Grinten, Handboek voor de naamloze en besloten vennootschap, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 2013, nr. 231, p. 483-484.

      Indien een onderneming, met verschillende levensvatbare en niet-levensvatbare onderdelen, gebukt gaat onder geldproblemen, zullen bestuurders dus een gedegen afweging over de toekomst van de onderneming moeten maken. Enerzijds is er het dreigende faillissement, waarbij de levensvatbare onderdelen opgeofferd moeten worden voor de niet-levensvatbare onderdelen, waardoor alle betrokkenen er bekaaid af zullen komen. Anderzijds zijn er de mogelijkheden van de pre-pack, waarbij de onderneming in afgeslankte vorm door zal kunnen gaan en op langdurige wijze haar bijdrage kan leveren aan stakeholders, zoals aandeelhouders, schuldeisers, (overgebleven) werknemers en de Nederlandse economie. Als deze twee scenario’s met elkaar worden vergeleken, lijkt mij de laatste oplossing aanzienlijk meer bij te kunnen dragen aan het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Een bestuurder zal dus, op zijn minst, de mogelijkheden van de pre-pack serieus moeten overwegen als hij zijn taak (tot het einde) behoorlijk wil vervullen.

      Tevens kan de curator een kennelijk onbehoorlijk handelende bestuurder op grond van artikel 2:138 en 2:248 BW in het geval van faillissement aansprakelijk stellen voor het boedeltekort. Er is sprake van een kennelijk onbehoorlijk handelende bestuurder als geen redelijk denkend bestuurder, onder dezelfde omstandigheden, aldus gehandeld zou hebben.22xZie o.a. HR 7 juni 1996, NJ 1996/695 en HR 8 juni 2001, NJ 2001/454. Door te handelen in strijd met het vennootschappelijk belang hebben in de rechtspraak meerdere bestuurders kennelijk onbehoorlijk gehandeld.23xZie o.a. Hof Arnhem-Leeuwarden 23 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:10159. Bij dreiging van een faillissement met vele nadelig gevolgen voor betrokken stakeholders kan met redelijkheid worden gezegd dat een redelijk denkend bestuurder alternatieven serieus dient te onderzoeken. Indien blijkt dat de pre-pack het beste van de twee scenario’s is voor het vennootschappelijk belang, zal vervolgens hiernaar gehandeld moeten worden. Mocht een onderneming deze mogelijkheden serieus hebben onderzocht en uiteindelijk het faillissement alsnog intreden, dan is het voor de curator veel lastiger om de bestuurders aan te spreken op grond van artikel 2:138 en 2:248 BW. Niet alleen is de kans groot dat zij hebben gehandeld als een redelijk denkend bestuurder door alle opties te onderzoeken, tevens is hun taakvervulling, in ieder geval niet in de fase vanaf het onderzoeken van de pre-packmogelijkheden, geen belangrijke oorzaak van het faillissement.

      Het onderzoeken van de pre-packmogelijkheden, om zo een uiterst vervelend faillissement te vermijden, komt ook overeen met de gedragsnorm in artikel 2:8 BW. Hoewel het faillissement kan dreigen, is het niet noodzakelijk om dit ook doorgang te laten vinden. De onderneming ten onder laten gaan, terwijl deze nog niet helemaal verloren is, lijkt mij zeker niet de meest redelijke en billijke oplossing voor schuldeisers, aandeelhouders, werknemers en klanten. Het bestuur dient er juist alles aan te doen om in deze laatste fase de nadelige gevolgen te mitigeren, zodat deze stakeholders niet met hun vorderingen en belangen achteraan in de rij bij de curator aan dienen te sluiten. Een redelijk en billijk bestuur(der) zal dus de pre-packmogelijkheden serieus moeten onderzoeken.

    • Conclusie

      Omdat alle betrokken partijen over het algemeen beter af zijn met een pre-pack, is het niet meer dan logisch dat de pre-pack de afgelopen jaren aan populariteit heeft gewonnen. Hoewel het faillissement vaak geen keuze is, kan het bestuur er dus wel voor kiezen om de pre-packmogelijkheden te onderzoeken. Deze keuze kan eigenlijk worden beschouwd als een plicht, aangezien de kans anders groot is dat het bestuur door een betrokken schuldeiser, aandeelhouder, werknemer of klant hiervoor aansprakelijk kan worden gehouden. Bestuurders zullen er dus verstandig aan doen om de pre-packmogelijkheden serieus te onderzoeken, al voordat de WCO I in werking zal treden.

    Noten

    • 1 Kamerstukken II 1999/2000, 27244, 3, p. 1.

    • 2 Zie <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>.

    • 3 Zie <www.r3.org.uk/media/documents/technical_library/SIPS/SIP%2016%20E&W.pdf>.

    • 4 Concept-MvT, p. 5, beschikbaar via: <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>.

    • 5 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, Een nieuwe Europese aanpak van faillissementen en insolventie, COM(2012)742 def.

    • 6 Aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie (PbEU 2014, L 74/65).

    • 7 Aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie (PbEU 2014, L 74/65), punt 1.

    • 8 Aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 inzake een nieuwe aanpak van faillissement en insolventie (PbEU 2014, L 74/65), punt 7-9; COM(2012)742, par. 3.6.

    • 9 Kamerstukken II 2012/13, 29911, 74.

    • 10 Kamerstukken II 2012/13, 33695, 7, p. 3.

    • 11 Wetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen I, beschikbaar via: <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>.

    • 12 Kamerstukken II 2012/13, 33695, 7, p. 4-5.

    • 13 Concept-MvT, beschikbaar via: <www.internetconsultatie.nl/wet_continuiteit_ondernemingen_i>.

    • 14 Zie o.a. P.J. Frolich, Redding en sanering: monomaan of modern paradigma?, AA 2015, p. 192-201 en N.W.A. Tollenaar, Faillissementsrechters van Nederland, geef ons de pre-pack, TvI 2011, p. 23.

    • 15 R. Aalbers e.a., De relevantie van transparantie: pre-pack in Nederland, M&A Magazine 2014, afl. 3, beschikbaar via: <www.mena.nl/artikel/23773/de-relevantie-van-transparantie:-pre-pack-in-nederland>.

    • 16 Zie o.a. R.M. Beltzer, Continuïteit van ondernemingen en pre-pack – hoe een idee een Europese richtlijn mist, O&F 2015, p. 32-43, J.V. Maduro, Het wetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen I: de rechtszekerheid gediend?, FIP 2013, p. 278-282 en B.J. Tideman, Kritische kanttekeningen bij de pre-pack, FIP 2013, p. 190-193.

    • 17 R.R. Verkerk, M. Windt & T.L. Rozendal, Pre-packs: transparantie en verantwoording achteraf, TvI 2014, p. 219-228.

    • 18 P. de Waard, Flitsfaillissementen zoals bij Neckermann is illegale variant van reorganiseren, de Volkskrant 1 juli 2014.

    • 19 Verkerk e.a. 2014, p. 224 en 227.

    • 20 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 juli 2014 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, met antwoorden op vragen van Kamerleden Recourt en Kerstens over het misbruik van een faillissement. Beschikbaar via <www.rijksoverheid.nl>.

    • 21 Van der Heijden/Van der Grinten, Handboek voor de naamloze en besloten vennootschap, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 2013, nr. 231, p. 483-484.

    • 22 Zie o.a. HR 7 juni 1996, NJ 1996/695 en HR 8 juni 2001, NJ 2001/454.

    • 23 Zie o.a. Hof Arnhem-Leeuwarden 23 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:10159.

Reageer

Tekst