Het wetsvoorstel corporate governance en het consultatiedocument melding zeggenschap financiële i...

Artikel

Het wetsvoorstel corporate governance en het consultatiedocument melding zeggenschap financiële instrumenten

Trefwoorden Monitoring Commissie Corporate Governance, commissie, corporate governance-systeem
Auteurs
Bron
Open_access_icon_oaa
  • Toon PDF
  • Toon volledige grootte
  • Auteursinformatie

    Mr. H.U. van Heyningen Nanninga

    Mr. H.U. van Heyningen Nanninga is advocaat bij Clifford Chance LLP Amsterdam.

  • Statistiek

    Dit artikel is keer geraadpleegd.

    Dit artikel is 0 keer gedownload.

  • Citeerwijze

    Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel

    Mr. H.U. van Heyningen Nanninga, 'Het wetsvoorstel corporate governance en het consultatiedocument melding zeggenschap financiële instrumenten', V&O 2009, p. 206-209

    Download RIS Download BibTex

    • Inleiding

      In juli 2009 is door de ministers van Financiën en Justitie het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007’ aan de Tweede Kamer gezonden.1xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 1-5.

      Deze bijdrage geeft een overzicht van de inhoud van het wetsvoorstel. Hierbij zal eerst de achtergrond van het wetsvoorstel worden besproken, waarna puntsgewijs een overzicht gegeven wordt van de voorgestelde wijzigingen, gevolgd door een nadere bespreking van deze voorgestelde wijzigingen en een tweetal onderwerpen die het wetsvoorstel niet gehaald hebben. Tot slot wordt kort besproken het op 21 september jl. bij de Tweede Kamer ingediende consultatiedocument melding zeggenschap financiële instrumenten,2x‘Voorstel wijziging Wft uitbreiding meldingsplicht substantiële zeggenschap- en kapitaalbelangen met economische long posities’, <www.minfin.nl/Actueel/Kamerstukken/2009/09/Toezending_Consultatiedocument_cash_settled_financiële_instrumenten>. dat in een uitbreiding voorziet van de ook in het wetsvoorstel geadresseerde drempels voor melding van zeggenschap.

    • Achtergrond wetsvoorstel

      De basis voor het wetsvoorstel wordt gevormd door het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance (hierna: Commissie) uit mei 2007 en het daarop gebaseerde conceptwetsvoorstel corporate governance uit januari 2008. Het wetsvoorstel beoogt een bijdrage te leveren aan de versterking van het Nederlandse systeem van goed ondernemingsbestuur, op zodanige wijze dat het nu en in de toekomst goed kan functioneren, mede gezien de gewijzigde omstandigheden in de markt. Tevens wordt beoogd het Nederlandse corporate governance-systeem in internationaal verband aantrekkelijk te houden of zelfs aantrekkelijker te maken.3xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 1-3.

      In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel geeft het kabinet aan dat het het uitgangspunt in het Nederlands vennootschapsrecht ondersteunt, zoals dat is neergelegd in de Nederlandse Corporate Governance Code (hierna: Code), te weten dat de vennootschap een langetermijnsamenwerkingsverband is van diverse bij de vennootschap betrokken partijen.4xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2. Het kabinet is van mening dat vertrouwen van de verschillende belanghebbenden dat hun belangen voldoende worden behartigd, de basis is voor goede onderlinge verhoudingen en samenwerking binnen de vennootschap. Aandeelhouders zijn, in tegenstelling tot bestuur en commissarissen, niet gebonden aan het richtsnoer van het belang van de vennootschap, maar dienen zich wel aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te houden. De maatstaven van redelijkheid en billijkheid vergen, zoals in de preambule van de Code wordt opgemerkt, dat naarmate een aandeelhouder een groter belang in de vennootschap houdt, zijn verantwoordelijkheid jegens de vennootschap, minderheidsaandeelhouders en andere bij de vennootschap betrokkenen groter is.5xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2.

      Het kabinet hecht er belang aan dat er een tegenwicht wordt geboden aan de kortetermijngerichtheid van sommige aandeelhouders en bestuurders. Dit kan worden bewerkstelligd door een evenwichtige balans in het aandeelhoudersbestand te realiseren, aldus het kabinet. Stabiele aandeelhouders die voor langere termijn aan een onderneming zijn verbonden, kunnen positief bijdragen aan het bedrijf en tevens voor stabiliteit zorgen. Een duurzame relatie van een onderneming met zijn (langetermijn)aandeelhouders kan de onderneming minder kwetsbaar maken voor (ongewenste) overnames.6xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2.

      Een dergelijke duurzame relatie kan worden bevorderd door een constructieve dialoog tussen aandeelhouders en de onderneming, aldus het kabinet. Identificatie van aandeelhouders kan hieraan bijdragen. Het kabinet geeft aan dat in de preambule van de Code terecht is opgenomen dat de verschillende verantwoordelijkheden van bestuur en commissarissen en van aandeelhouders spanningen kunnen opleveren. Het kabinet onderschrijft dan ook de gedragsregels die de Code bevat om tot een afgewogen ondernemingsbeleid te komen, waarbij niet één belang overheerst en waarbij ruimte is voor een constructieve, onderlinge dialoog. De betrokkenen horen hier zelf een actieve rol in te spelen. Het onderhavige wetsvoorstel dient bij te dragen aan de bevordering van deze dialoog.7xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2-3.

    • De voorgestelde wijzigingen

      Het wetsvoorstel bevat de volgende drie wijzigingen voor beurs-NV’s:

    • additionele drempel voor zeggenschapsmelding van 3% van het geplaatste kapitaal of de stemrechten;

    • vereiste voor een aandeelhouder die 3% of meer van het geplaatste kapitaal of de stemrechten houdt om aan te geven of hij bezwaar heeft tegen de strategie van de vennootschap;

    • regels die het mogelijk maken voor vennootschappen om hun aandeelhouders/investeerders te identificeren.
      Daarnaast bevat het wetsvoorstel voor alle NV’s de volgende wijziging:

    • verhoging van de (maximale) agenderingsdrempel naar 3%.

    • Verlaging drempel melding zeggenschap bij beursvennootschappen

      Het wetsvoorstel stelt, in lijn met het voorstel van de Commissie, voor om naast de huidige laagste drempel voor melding van zeggenschap bij beursvennootschappen (5% van het geplaatste kapitaal of van de stemrechten in de aandeelhoudersvergadering – art. 5:39 lid 2 Wft) een nieuwe drempel van 3% te creëren. De huidige drempel is ontleend aan de transparantierichtlijn en zal blijven bestaan, het wetsvoorstel introduceert slechts een nieuw bodempercentage.

      Het kabinet heeft onderzoek gedaan naar een voorstel van de Commissie om tevens voor elke verandering in zeggenschap van 1% een meldingsplicht te introduceren, maar is tot de conclusie gekomen dat een dergelijke regeling een verzwaring van de administratieve lasten met zich zou meebrengen die niet zou opwegen tegen het voordeel van grotere transparantie.8xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 4.

      Aandeelhouders die op het moment van inwerkingtreding tussen 3% en 5% van het kapitaal of de stemmen hebben, krijgen op basis van een overgangsbepaling in het wetsvoorstel vier weken de tijd om van hun zeggenschap melding te doen bij de AFM (wetsvoorstel art. V lid 1).

      Intenties van aandeelhouders

      Op basis van het wetsvoorstel dient iedere persoon die meer dan 3% van de aandelen of de stemmen in een vennootschap verwerft, aan de AFM te melden of hij bezwaar heeft tegen de strategie van de vennootschap (wetsvoorstel art. 5:43a Wft). Deze strategie dient op basis van het wetsvoorstel (wetsvoorstel art. 5:25ka lid 2 Wft) door vennootschappen op haar website te worden vermeld. Het kabinet heeft voor een eenvoudig systeem gekozen, waarbij een aandeelhouder slechts aan dient te geven of hij bezwaar heeft tegen de strategie van de vennootschap of niet (ja/nee-melding). Daarbij komt dat ook een wijziging van standpunt gemeld dient te worden bij de AFM (wetsvoorstel art. 5:43a lid 3 Wft).

      Volgens het kabinet kan een melding van intenties ‘ertoe bijdragen dat het bestuur op een betere manier kan communiceren met zijn aandeelhouders. Op deze wijze kan (meer) duidelijkheid ontstaan of een aandeelhouder de aandelen slechts voor beleggingsdoeleinden houdt of dat hij op enigerlei wijze invloed wenst uit te oefenen in de vennootschap waarin hij aandeelhouder is.’ Ook is het kabinet van mening dat deze transparantie voor overige (potentiële) aandeelhouders belangrijke informatie kan vormen.9xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 9.

      Voor aandeelhouders die op het moment van inwerkingtreding beschikken over ten minste 3% van het kapitaal of de stemmen in een vennootschap, geldt dat zij binnen vier weken na inwerkingtreding melding dienen te doen van hun intenties bij de AFM (wetsvoorstel art. V lid 2).

      Identificatie van investeerders

      Het wetsvoorstel wil vennootschappen in staat stellen om de identiteit van hun aandeelhouders te achterhalen, omdat anonimiteit van aandeelhouders veelal als een obstakel wordt beschouwd bij totstandbrenging van een dialoog tussen vennootschap en aandeelhouders.10xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 5. In dit verband beveelt het wetsvoorstel aan om een geheel nieuw hoofdstuk 3A ‘Identificatie van investeerders’ in te voeren in de Wet giraal effectenverkeer (Wge; wetsvoorstel art. 49a-49f Wge). De regeling is beperkt tot aandelen en certificaten die in Nederland tot de handel zijn toegelaten op een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit.11xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 18.

      Op basis van de voorgestelde regels is een vennootschap bevoegd om in een periode van zestig dagen voorafgaande aan haar aandeelhoudersvergadering een identificatieverzoek te richten tot Euroclear Nederland, aangesloten instellingen en intermediairs die een verzameldepot van effecten aanhouden. Een identificatieverzoek kan ook worden gericht aan buitenlandse instellingen en bewaarders van beleggingsinstellingen die aandelen van een vennootschap administreren. In ieder geval dient het verzoek een peildatum te vermelden (wetsvoorstel art. 49b lid 2 Wge) en dienen de verzochte instellingen binnen twee werkdagen de identiteitsgegevens (naam, adres en e-mailadres) door te geven. Mocht de verzochte instelling niet over deze gegevens beschikken, dan dient zij het verzoek door te spelen aan de volgende partij in de keten totdat de identiteit van de investeerder achterhaald is. Indien een intermediair geen gehoor geeft aan een identificatieverzoek van de vennootschap, dan kan de vennootschap de rechter verzoeken om een bevel tot nakoming te geven of het stemrecht op de aandelen voor maximaal drie jaar te schorsen (wetsvoorstel art. 49f Wge).

      Een vennootschap kan ook worden verplicht een identificatieverzoek uit te doen gaan, indien een investeerder die 10% of meer van het geplaatste kapitaal houdt, dit aan de vennootschap verzoekt – een dergelijk verzoek kan tot dertig dagen voor een aandeelhoudersvergadering gedaan worden. Daarnaast kan een investeerder die ten minste 1% van het geplaatste kapitaal houdt, een vennootschap verplichten om door deze investeerder verstrekte informatie aan de overige investeerders te versturen. De vennootschap kan een dergelijk verzoek slechts weigeren als de informatie kennelijk onjuist is, onduidelijk of misleidend is, of geen verband houdt met het beleid of de bedrijfsvoering van de vennootschap (wetsvoorstel art. 49c lid 4 Wge).

      Agenderingsrecht

      Het wetsvoorstel bevat een verhoging van de huidige drempel voor het uitoefenen van het agenderingsrecht van 1% van het geplaatste kapitaal naar 3%. Dit laat onverlet dat de statuten van een vennootschap een lager (niet hoger) percentage kunnen voorschrijven. Het huidige alternatieve criterium van aandelenbezit met een beurswaarde van minstens EUR 50 miljoen komt te vervallen. De minister heeft gekozen voor de grens van 3% omdat deze in lijn is met het laagste percentage voor zeggenschapsmelding.12xMonitoring Commissie Corporate Governance Code, Advies over de verhouding tussen vennootschap en aandeelhouders en over het toepassingsbereik van de Code d.d. 30 mei 2007, p. 20. Gedachte daarbij is dat het agenderingsrecht pas aan een aandeelhouder toekomt op het moment dat hij een meldingsplicht heeft en dus bij de vennootschap bekend is.

      Als overgangsbepaling geldt hier dat het nieuwe percentage niet van toepassing is op door een agenderingsgerechtigde aangedragen onderwerpen die op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel reeds in de oproeping voor de aandeelhoudersvergadering zijn opgenomen.

    • Voorstellen die niet opgenomen zijn in het wetsvoorstel

      De Commissie heeft aangegeven de problematiek rondom securities lending met het uitsluitend oogmerk om stemrecht te verkrijgen op het moment van uitgaan van haar advies onvoldoende te overzien en dat het een grensoverschrijdend probleem is. De Commissie heeft daarom aanbevolen om oplossingen voor het probleem te onderzoeken en internationaal aan te kaarten. Ze heeft dan ook geen aanbeveling gedaan tot het opstellen van regelgeving met betrekking tot het tegengaan van securities lending met het uitsluitend oogpunt om stemrecht te verkrijgen. Het kabinet heeft aangegeven dat het de opvatting van de Commissie deelt, dat het in internationaal verband aandacht zal blijven vragen voor het probleem, en dat het zal blijven deelnemen in Europese ontwikkelingen op dit gebied. Het kabinet wil daarmee voorkomen dat nationale regelgeving wordt opgesteld die strijdig is met een mogelijke internationale aanpak.13xKamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 4.

      Een regeling met betrekking tot de zogeheten ‘responstijd’ – een bedenktijd voor het bestuur van een beursvennootschap van maximaal 180 dagen indien een agenderingsgerechtigde een onderwerp als agendapunt voorstelt dat tot strategiewijziging kan leiden – is evenmin opgenomen in het wetsvoorstel. De Commissie heeft de wetgever aanbevolen om deze regeling uit de Code14xCorporate Governance Code, best practice-bepaling II.1.9 en IV.4.4. wettelijk te verankeren, maar de minister van Financiën is hier niet in meegegaan. Hij gaf daarbij aan dat het hanteren van twee verschillende agenderingstermijnen (de algemene termijn van 60 dagen van art. 2:114a BW en de termijn van 180 dagen bij strategische besluiten) ‘op gespannen voet lijkt te staan’ met de uniforme agenderingstermijn uit de richtlijn aandeelhoudersrechten.15xRichtlijn 2007/36 EC, PbEU 2007, L 184. Ook gaf de minister aan dat een wettelijke regeling van de responstijd ‘kan leiden tot een vergaande inperking van het agenderingsrecht’.16xKamerstukken II 2008/09, 31 083, nr. 29, p. 12.

    • Consultatiedocument cash settled financiële instrumenten

      Op 21 september 2009 heeft de minister van Financiën het consultatiedocument ‘Voorstel wijziging Wft uitbreiding meldingsplicht substantiële zeggenschap- en kapitaalbelangen met economische long posities’ aan de Tweede Kamer gestuurd. Naar aanleiding van een aantal Kamervragen heeft de minister besloten om een consultatie te houden over het uitbreiden van de melding betreffende zeggenschap en kapitaalbelang tot financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van de waardestijging van aandelen of daaraan verbonden dividendrechten, zonder dat de houder ervan juridisch aanspraak kan maken op de (onderliggende) aandelen.17x<www.minfin.nl/dsresource?objectid=73117&type=org>, MvT, p. 1. Het consultatiedocument stelt voor om voor houders van dergelijke financiële instrumenten dezelfde drempels voor melding te introduceren die thans gelden voor aandeelhouders. Het bevat niet eenzelfde verplichting ten aanzien van de intentiemelding.

      Het consultatiedocument noemt als voorbeelden van dergelijke instrumenten ‘contracts for differences’ en ‘total return equity swaps’. Bij deze instrumenten zal er in veel gevallen een overeenkomst zijn tussen een bank en een wederpartij met betrekking tot de waarde van een onderliggend (recht op een) aandeel dat wordt verhandeld op een gereglementeerde markt, waarbij wordt afgesproken dat wordt afgewikkeld anders dan in die aandelen. De bank waarop een betalingsverplichting rust, zal zich daarbij kunnen verplichten om bij beëindiging van de overeenkomst aan de wederpartij een bedrag te betalen ter hoogte van een eventuele koersstijging en dividenden op de aandelen. De bank ontvangt als tegenprestatie een vergoeding van de wederpartij. Vaak zal een bank de onderliggende aandelen hebben gekocht ter afdekking van haar eigen risico. Ondanks dat de houder van dergelijke financiële instrumenten geen juridische aanspraak kan maken op de (onderliggende) aandelen, heeft de houder door de aard van dergelijke financiële instrumenten wel een economisch belang. Vanwege dit belang van de houder van het instrument kan een bank genegen zijn de rechten verbonden aan het aandeel uit te oefenen overeenkomstig de voorkeuren van de houder. Dit houdt in dat de houder de facto invloed kan hebben op de uitoefening van het stemrecht.18x<www.minfin.nl/dsresource?objectid=73117&type=org>, MvT, p. 1-2.

    Noten

    • 1 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 1-5.

    • 2 ‘Voorstel wijziging Wft uitbreiding meldingsplicht substantiële zeggenschap- en kapitaalbelangen met economische long posities’, <www.minfin.nl/Actueel/Kamerstukken/2009/09/Toezending_Consultatiedocument_cash_settled_financiële_instrumenten>.

    • 3 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 1-3.

    • 4 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2.

    • 5 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2.

    • 6 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2.

    • 7 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 2-3.

    • 8 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 4.

    • 9 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 9.

    • 10 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 5.

    • 11 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 18.

    • 12 Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Advies over de verhouding tussen vennootschap en aandeelhouders en over het toepassingsbereik van de Code d.d. 30 mei 2007, p. 20.

    • 13 Kamerstukken II 2008/09, 32 014, nr. 3, p. 4.

    • 14 Corporate Governance Code, best practice-bepaling II.1.9 en IV.4.4.

    • 15 Richtlijn 2007/36 EC, PbEU 2007, L 184.

    • 16 Kamerstukken II 2008/09, 31 083, nr. 29, p. 12.

    • 17 <www.minfin.nl/dsresource?objectid=73117&type=org>, MvT, p. 1.

    • 18 <www.minfin.nl/dsresource?objectid=73117&type=org>, MvT, p. 1-2.

Reageer

Tekst