Verdeling tijdens vereffening

DOI: 10.5553/TE/187416812017018006001
Artikel

Verdeling tijdens vereffening

Trefwoorden beneficiair aanvaarde nalatenschap, (partiële) verdeling, vereffening
Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
  • Toon PDF
  • Toon volledige grootte
  • Auteursinformatie

    Mr. J.Th.M. Diks

    Mr. J.Th.M. Diks is advocaat bij Advocaten Familie- & Erfrecht te Eindhoven en Utrecht en docent bij diverse opleidingsinstellingen.

    Mr. dr. N. Lavrijssen

    Mr. dr. N. Lavrijssen is docent bij de Juridische Hogeschool Avans-Fontys en medewerker bij het wetenschappelijk bureau van Advocaten Familie- & Erfrecht.

  • Statistiek

    Dit artikel is keer geraadpleegd.

    Dit artikel is 0 keer gedownload.

  • Citeerwijze

    Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel

    Mr. J.Th.M. Diks en Mr. dr. N. Lavrijssen, 'Verdeling tijdens vereffening', TE 2017-6, p. 107-110

    Download RIS Download BibTex

    • 1 Inleiding

      Op grond van artikel 4:190 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een erfgenaam een nalatenschap verwerpen, zuiver aanvaarden of beneficiair aanvaarden. Wanneer een nalatenschap beneficiair wordt aanvaard, betekent dit dat de nalatenschap in beginsel1x Zie art. 4:202 lid 1 sub a en lid 2 en 3 BW. moet worden afgewikkeld overeenkomstig de regels van de wettelijke vereffening zoals opgenomen in afdeling 4.6.3 BW. Dit is ook het geval wanneer de rechtbank op grond van artikel 4:204 BW een vereffenaar benoemt.2x Het betreft de situatie dat de rechtbank een vereffenaar kan benoemen, terwijl de nalatenschap niet beneficiair is aanvaard. De regels van afdeling 4.6.3 BW zijn dwingendrechtelijk van aard. Onder andere is dwingendrechtelijk voorgeschreven dat eerst vereffend moet worden alvorens kan worden overgegaan tot verdeling van de nalatenschap. Dit vloeit voort uit artikel 4:222 jo. artikel 3:178 e.v. BW. Dit uitgangspunt lijkt logisch. Immers, eerst wanneer duidelijk is wat de omvang en samenstelling van de nalatenschap zijn, wanneer de schulden bekend zijn en de schuldeisers zijn voldaan (en dus bekend is wat de kosten van vereffening zijn), is duidelijk of en wat er ter verdeling voor de erfgenamen overblijft.
      Wanneer een voorschot wordt uitgekeerd aan de erfgenamen vóór afronding van de vereffening, dient deze transactie gekwalificeerd te worden als een (partiële) verdeling. Op 9 november 1990 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een uitkering van een voorschot aan de erfgenamen wordt beschouwd als een partiële verdeling en dat deze enkel geldig is wanneer alle deelgenoten hun toestemming hiervoor gegeven hebben.3x HR 9 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC1106, NJ 1992/213.

      Met het arrest van 19 mei 20174x ECLI:NL:HR:2017:939. biedt de Hoge Raad mogelijkheden om tot (partiële) verdeling van de nalatenschap te komen alvorens de vereffening is afgerond. Dit arrest staat centraal in paragraaf 2. De Rechtbank Gelderland5x Rb. Gelderland 2 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4488. past dit arrest toe door op grond van een spoedeisend belang voor een deel van de vordering af te wijken van het uitgangspunt dat bij beneficiaire aanvaarding pas kan worden verdeeld nadat de vereffening van de nalatenschap is voltooid. Deze uitspraak wordt besproken in paragraaf 3. Paragraaf 4 betrekt de ‘Richtlijnen vereffening nalatenschappen’ bij de problematiek rondom verdeling voordat de vereffening is afgerond. In paragraaf 5 wordt een vergelijking gemaakt met de executele. Paragraaf 6 sluit deze bijdrage af.

    • 2 Arrest Hoge Raad van 19 mei 2017

      In het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 ging het om een erflaatster die in 2005 overleden is. Zij laat drie erfgenamen achter. Op enig moment start een van de erfgenamen een gerechtelijke procedure, waarin hij verschillende vorderingen instelt die betrekking hebben op de verdeling van de nalatenschap van erflaatster. Een andere erfgenaam stelt in reconventie vorderingen in, die eveneens betrekking hebben op de verdeling. De rechtbank wijst de vorderingen in conventie en reconventie gedeeltelijk toe. In hoger beroep vernietigt het hof de bestreden vonnissen van de rechtbank en verklaart partijen alsnog niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Het hof ziet geen aanleiding om de zaak in afwachting van de voltooiing van de vereffening aan te houden of te beslissen op de vorderingen onder opschortende voorwaarde van voltooiing van de vereffening. Onder andere tegen dit oordeel richt zich een cassatiemiddel.

      De Hoge Raad verwijst in rechtsoverweging 4.3.3 naar het uitgangspunt dat de erfgenamen de vereffening van een beneficiair aanvaarde nalatenschap eerst moeten voltooien alvorens de nalatenschap te verdelen, dit om te waarborgen dat de vorderingen van de schuldeisers van de nalatenschap zo veel mogelijk daadwerkelijk uit de nalatenschap worden voldaan. De Hoge Raad vervolgt zijn oordeel in rechtsoverweging 4.3.4, waaruit volgt dat de erfgenaam die tijdens de vereffening verdeling vordert in beginsel de plicht heeft om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan volgen dat de schulden van de nalatenschap zijn voldaan. Doet de erfgenaam dat niet, dan kan de rechter de partij die niet voldoet aan de stelplicht op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)6x Bij wet van 13 juli 2016 (Stb. 2016, 288) wordt het Rv gewijzigd in verband met de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Deze wijzigingen zijn deels in werking getreden per 1 september 2017, zie Stb. 2017, 174. Dit in verband met de gefaseerde inwerkingtreding van het digitaal procederen. Ook onder het nieuwe recht geldt dat de rechter op grond van art. 22 Rv partijen kan bevelen om bepaalde stellingen toe te lichten. Deze mogelijkheid is opgenomen in lid 1 van art. 22 Rv (nieuw). bevelen om de betreffende stellingen toe te lichten, zodat de rechter in het verdelingsgeschil kan oordelen of de vereffening is voltooid. Is de vereffening niet voltooid of is onvoldoende duidelijk of de vereffening voltooid is, dan dient de rechter in overleg met partijen te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om desondanks op de verdelingsvordering te beslissen, op een wijze die ook voldoende rekening houdt met de belangen van schuldeisers van de nalatenschap, aldus de Hoge Raad. Daarbij kan volgens de Hoge Raad worden gedacht aan het aanhouden van de zaak totdat de vereffening alsnog plaats heeft gevonden, aan een verdeling onder voorwaarden die de positie van schuldeisers waarborgt, of aan een gedeeltelijke verdeling die de rechten van schuldeisers van de nalatenschap onverlet laat. Op voornoemde gronden vernietigt de Hoge Raad de arresten van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwijst hij het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

    • 3 Uitspraak Rechtbank Gelderland van 2 augustus 2017

      Kort na het wijzen van het arrest van 19 mei 2017 door de Hoge Raad heeft de Rechtbank Gelderland7x Rb. Gelderland 2 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4488. zich gebogen over een provisionele vordering waarbij de partiële verdeling van een nalatenschap is gevorderd. Het gaat in deze procedure om de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Erflaatster heeft een testament gemaakt op grond waarvan de twee kinderen van erflaatster en haar echtgenoot (de vader van de twee kinderen) ieder voor een derde deel erfgenaam zijn in haar nalatenschap. De nalatenschap wordt beneficiair aanvaard. Tot de nalatenschap behoort de onverdeelde helft van de woning die eigendom was van erflaatster en haar echtgenoot gezamenlijk, liquide middelen en roerende goederen. Partijen zijn het erover eens dat de woning verkocht moet worden, maar zij kunnen het niet eens worden over de wijze waarop dit moet gebeuren.

      De echtgenoot van erflaatster is inmiddels opgenomen in een verpleeghuis. De situatie is, aldus de rechtbank, schrijnend omdat de echtgenoot niet kan beschikken over de inboedel, die ten dele valt in de nalatenschap van erflaatster. Deze inboedel heeft hij nodig om er zijn kamer in het verpleeghuis mee in te kunnen richten. Vanwege het spoedeisend belang van de echtgenoot van erflaatster bij het ter beschikking stellen van de aan hem toe te delen roerende zaken starten de echtgenoot en de dochter van erflaatster een procedure waarin ze bij wijze van incident een voorlopige voorziening vorderen, waarin wordt gevraagd om een partiële verdeling van de nalatenschap. In het incident wordt om de verdeling van de roerende zaken en liquide middelen gevraagd, niet om de verdeling van de onverdeelde helft van de echtelijke woning. De Rechtbank Gelderland ziet – gelet op het spoedeisend belang – aanleiding om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat bij beneficiaire aanvaarding eerst moet worden vereffend alvorens kan worden overgegaan tot verdeling van de nalatenschap. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat bij toewijzing van deze vordering niet gevreesd hoeft te worden voor de benadeling van schuldeisers. Wel wordt de partiële verdeling enkel toegewezen voor zover het de verdeling van de goederen behorend tot de inboedel betreft. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering tot partiële verdeling af.

      Deze uitspraak is een praktische uitwerking van het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017. Overigens had het ter beschikking stellen van de inboedel aan de echtgenoot van erflaatster wellicht op een andere wijze kunnen worden bewerkstelligd dan door een partiële verdeling. Gedacht kan worden aan het verzoeken van een beheersregeling bij de kantonrechter op grond van artikel 3:168 lid 2 BW. Op grond van een beheersregeling kunnen deelgenoten het genot, het gebruik en het beheer van de gemeenschappelijke goederen verkrijgen.8x Zie art. 3:168 lid 1 BW. De huwelijksvermogensrechtelijke aspecten laten we in deze bijdrage buiten beschouwing.

    • 4 Vereffening en verdeling: ‘Richtlijnen vereffening nalatenschappen’

      De vereffening van de nalatenschap verheugt zich meer en meer in de warme belangstelling van de wetenschap, de rechterlijke macht, de advocatuur en het notariaat. Op 29 augustus 2017 keurde het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T) de ‘Richtlijnen vereffening nalatenschappen’9x De Richtlijnen vereffening nalatenschappen zijn te vinden op www.rechtspraak.nl. goed. Deze richtlijnen zijn bestemd voor kantonrechters, door de rechtbank benoemde vereffenaars en vereffenende erfgenamen. De richtlijnen bevatten een bruikbare samenvatting van de werkzaamheden die verricht moeten worden in de lichte en zware vereffening en bieden op punten een vertaalslag van de wettelijke bepalingen naar de praktische uitvoering, compleet met diverse modellen. Logischerwijs wordt aan de verdeling van de nalatenschap in deze richtlijnen weinig aandacht besteed. Ook de (uiterst casuïstische) situatie dat het gewenst is tot een (al dan niet gedeeltelijke) verdeling van de nalatenschap te komen tijdens de vereffening blijft onbesproken.

      De situatie dat de vereffenaar niet het gehele overschot kan afgeven en de situatie dat na de vereffening blijkt dat niet alle vermogensbestanddelen en schulden in de vereffening zijn meegenomen, worden wel besproken.10x Beide situaties hebben betrekking op de vereffening én de verdeling. Over de eerste situatie wordt opgemerkt:

      ‘Indien niet het volledige overschot kan worden afgegeven aan de erfgenamen omdat slechts een deel van de erfgenamen bekend is dan wel een erfgenaam onwillig is de goederen van de nalatenschap in ontvangst te nemen, dient de vereffenaar de nalatenschap eerst te verdelen ex titel 7 van boek 3 BW. De erfgenamen die niet bekend zijn of niet meewerken kunnen door een onzijdig persoon vertegenwoordigd worden bij de verdeling. Dat wat deze onbekende of onwillige erfgenamen krachtens de verdeling toekomt wordt door de vereffenaar afgegeven aan de Staat.’

      En over de tweede situatie wordt opgetekend:

      ‘In de regel volgt na de vereffening, de verdeling. Daarmee is de nalatenschap in beginsel afgewikkeld. Indien nadien mocht blijken dat niet alle vermogensbestanddelen, dan wel schulden bij de vereffening zijn betrokken, kan op grond van artikel 4:209 lid 5 BW de vereffening worden heropend, mits voldoende baten bestaan om de kosten van deze vereffening te dekken.’11x Richtlijnen vereffening nalatenschap, p. 19.

      Het eerste citaat roept vragen op, zoals of de vereffenaar niet gehouden is eerst te bezien of een van de erfgenamen de (wijze van) verdeling bij de rechter vordert. De situatie uit het tweede citaat levert zo mogelijk nog meer breinbrekers op. Een aanknopingspunt hoe om te gaan met een gewenste partiële verdeling tijdens een lopende vereffening bieden de Richtlijnen vereffening nalatenschappen niet, hetgeen gelet op het doel van de richtlijnen ook logisch is.

      Uitgangspunt van de richtlijnen is dus dat van artikel 4:222 BW: eerst (volledig) vereffenen, dan verdelen. En bezien vanuit artikel 4:211 lid 2 BW: de erfgenamen zijn zonder medewerking van de vereffenaar (of machtiging van de kantonrechter) niet bevoegd over de goederen van de nalatenschap te beschikken. Verdelen (zonder medewerking of machtiging) kan dus ook niet aan de orde zijn. Een vergelijkbare bepaling treffen we voor de executele aan in artikel 4:145 lid 1 BW, welk artikellid ook spreekt over een verbod tot beschikken zonder medewerking van de executeur of machtiging van de kantonrechter.

    • 5 Vergelijking met de executele

      Waar in de vereffening als uitgangspunt geldt: eerst de vereffening afronden, dan verdelen, geldt in de executele als uitgangspunt: eerst de executele afronden, dan verdelen. Dit vloeit als gezegd voort uit het bepaalde in artikel 4:145 lid 1 BW. In dit artikellid staat dat erfgenamen niet zonder medewerking van de executeur of machtiging van de kantonrechter over de goederen van de nalatenschap of hun aandeel daarin kunnen beschikken voordat de beheersbevoegdheid van de executeur is geëindigd. Dit impliceert derhalve dat de executele moet zijn afgerond alvorens de erfgenamen tot verdeling kunnen overgaan. Dit laat onverlet dat de executeur in voorkomend geval tussentijdse uitkeringen kan doen aan de erfgenamen. Deze uitkeringen dienen te worden gekwalificeerd als een partiële verdeling. In dat geval geldt eveneens de rechtsregel uit het arrest van de Hoge Raad van 9 november 1990, zoals besproken in paragraaf 1. Voor tussentijdse uitkeringen is ofwel toestemming van de erfgenamen, ofwel een machtiging van de kantonrechter vereist.

      In de lagere rechtspraak is een enkel voorbeeld te vinden waarin een tussentijdse uitkering tijdens de executele niet als een partiële verdeling wordt gekwalificeerd door de rechter. Verwezen wordt naar een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2016,12x ECLI:NL:RBMNE:2016:7332. waarin de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een tussentijdse uitkering tijdens de executele niet moet worden gekwalificeerd als een partiële verdeling, maar als een voorschot op het erfdeel.13x Zie r.o. 4.8. Naar wij aannemen heeft de voorzieningenrechter hier een belangenafweging gemaakt die in het voordeel van de betreffende erfgenaam is uitgepakt. Bij de overwegingen van de voorzieningenrechter kunnen vraagtekens worden geplaatst, gelet op de hiervoor besproken jurisprudentie van de Hoge Raad.

      Als een executeur medewerking wil verlenen aan een partiële verdeling van de nalatenschap, zal hij onder andere rekening moeten houden met de belangen van de schuldeisers. Niet voor niets bepaalt artikel 4:144 lid 1 BW dat de executeur onder andere tot taak heeft de schulden van de nalatenschap te voldoen. In een vereffening zal de schuldeisersproblematiek een grotere rol spelen dan in de executele. Immers, in een beneficiair aanvaarde nalatenschap zal een executeur enkel dan bevoegd blijven wanneer hij de ruimschootsverklaring ex artikel 4:202 lid 1 onder a BW af kan leggen. Kan hij deze verklaring niet afleggen omdat de middelen in de nalatenschap ontoereikend zijn, dan zal vereffend moeten worden.

      Kortom: zowel tijdens de vereffening als tijdens de executele kan er onder specifieke omstandigheden partieel verdeeld worden. In beide gevallen zal niet alleen met de belangen van de erfgenamen rekening moeten worden gehouden, maar ook met de belangen van de schuldeisers.

    • 6 Afsluitende opmerkingen

      De hiervoor geschetste ontwikkeling in de rechtspraak biedt mogelijkheden om de nalatenschap gedeeltelijk te verdelen voordat de vereffening is afgerond.14x J.Th.M. Diks, Vereffen, verdeel en heers, AdvoTip 2017-16. Opgemerkt wordt nog dat de erfgenaam die een (partiële) verdeling vordert voordat de vereffeningsfase is afgerond, voldoende feiten en omstandigheden moet stellen waaruit zijn belang bij die vordering volgt en op grond waarvan duidelijk is dat de schulden van de nalatenschap zijn voldaan of kunnen worden voldaan uit het vermogen dat zich in de nalatenschap bevindt. Doet de erfgenaam dat niet, dan kan de rechter de erfgenaam op grond van artikel 22 Rv bevelen om zijn stellingen nader toe te lichten.

      De vordering tot (partiële) verdeling dient te worden onderscheiden van de voorwaardelijke vordering tot verdeling. Het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 laat dit ook duidelijk zien. Wordt een voorwaardelijke vordering tot verdeling toegewezen door de rechter, dan betekent dit dat bij het vervullen van de door de rechter aan de verdeling verbonden voorwaarde het vonnis van de rechter ten uitvoer kan worden gelegd. Een voorwaarde kan zijn dat de vereffening gereed is. In zo’n geval is er geen sprake van een partiële verdeling voordat de vereffening is afgerond, maar gaat het om een verdeling zodra de vereffening is afgerond. Dit is een wezenlijk andere situatie, waarop de hiervoor besproken jurisprudentie niet van toepassing is.

      In zijn afweging bij het al dan niet toewijzen van een vordering tot partiële verdeling tijdens de vereffening zal een rechter altijd de belangen van de schuldeisers meewegen. De regel dat eerst vereffend moet worden voordat tot verdeling kan worden overgegaan, is immers ingegeven vanuit de gedachte dat schuldeisers niet mogen worden benadeeld. Het uitgangspunt blijft: eerst vereffenen, dan verdelen. Voor de executele geldt hetzelfde, al zal het belang van schuldeisers daar een minder prominente rol kunnen spelen. Gezien de strekking van de vereffeningsbepalingen, te weten het op ordentelijke wijze afwikkelen van een nalatenschap waarbij schuldeisers zo veel als mogelijk worden voldaan, zal een partiële verdeling daar minder voor de hand liggen dan in het geval er sprake is van executele. Wanneer overduidelijk is dat de nalatenschap voldoende vermogen bevat om alle schuldeisers te voldoen, zal de executeur over kunnen gaan tot het doen van tussentijdse uitkeringen aan erfgenamen, indien en voor zover alle erfgenamen daarmee instemmen. Het treffen van een rechter die bereid is om aan de belangen van een noodlijdende erfgenaam tegemoet te komen, kan – getuige de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zoals hiervoor besproken – ook een oplossing bieden.

    Noten

    • 1 Zie art. 4:202 lid 1 sub a en lid 2 en 3 BW.

    • 2 Het betreft de situatie dat de rechtbank een vereffenaar kan benoemen, terwijl de nalatenschap niet beneficiair is aanvaard.

    • 3 HR 9 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC1106, NJ 1992/213.

    • 4 ECLI:NL:HR:2017:939.

    • 5 Rb. Gelderland 2 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4488.

    • 6 Bij wet van 13 juli 2016 (Stb. 2016, 288) wordt het Rv gewijzigd in verband met de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Deze wijzigingen zijn deels in werking getreden per 1 september 2017, zie Stb. 2017, 174. Dit in verband met de gefaseerde inwerkingtreding van het digitaal procederen. Ook onder het nieuwe recht geldt dat de rechter op grond van art. 22 Rv partijen kan bevelen om bepaalde stellingen toe te lichten. Deze mogelijkheid is opgenomen in lid 1 van art. 22 Rv (nieuw).

    • 7 Rb. Gelderland 2 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4488.

    • 8 Zie art. 3:168 lid 1 BW.

    • 9 De Richtlijnen vereffening nalatenschappen zijn te vinden op www.rechtspraak.nl.

    • 10 Beide situaties hebben betrekking op de vereffening én de verdeling.

    • 11 Richtlijnen vereffening nalatenschap, p. 19.

    • 12 ECLI:NL:RBMNE:2016:7332.

    • 13 Zie r.o. 4.8.

    • 14 J.Th.M. Diks, Vereffen, verdeel en heers, AdvoTip 2017-16.

Reageer

Tekst