Nakaarten over Cartesio

Artikel

Nakaarten over Cartesio

Grensoverschrijdende zetelverplaatsing en omzetting

Trefwoorden omzetting,, zetelverplaatsing,, vestigingsvrijheid,, vrijheid van vestiging,, Cartesio
Auteurs
Bron
Open_access_icon_oaa
  • Toon PDF
  • Toon volledige grootte
  • Auteursinformatie

    Prof. mr. A.F.M. Dorresteijn

    Prof. mr. A.F.M. Dorresteijn is hoogleraar Transnationale aspecten van het ondernemingsrecht aan de Universiteit Utrecht. Tevens is hij verbonden aan AKD Prinsen Van Wijmen.

    Mr. B. Verkerk

    Mr. B. Verkerk is docent ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden. Tevens is hij verbonden aan AKD Prinsen Van Wijmen.

  • Statistiek

    Dit artikel is keer geraadpleegd.

    Dit artikel is 0 keer gedownload.

  • Citeerwijze

    Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel

    Prof. mr. A.F.M. Dorresteijn en Mr. B. Verkerk, 'Nakaarten over Cartesio', O&F 2009-2, p. 55-68

    Download RIS Download BibTex

    • 1 Inleiding

      Het Europese Hof van Justitie heeft zich in Cartesio (HvJEG 16 december 2008, C-210/06) opnieuw gebogen over de in artikel 43 EG-Verdrag gewaarborgde vrijheid van vestiging. Het arrest is het laatste in een serie uitspraken over dit onderwerp, maar het bevat zeker niet het laatste woord op dit gebied. Cartesio, een commanditaire vennootschap naar Hongaars recht, wilde haar ‘operationele bestuurscentrum’ verplaatsen naar Italië1x Cartesio is de Italiaanse, van het Latijn (Cartesius) afgeleide, naam van de Franse filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650). , maar ingeschreven blijven als een onder het Hongaarse recht vallende vennootschap, hetgeen werd geweigerd door de Hongaarse autoriteiten. De vraag was of een dergelijke weigering in strijd is met artikel 43 EG-Verdrag. Volgens het HvJEG is dat niet het geval. Dat oordeel past bij de reeds in 1988 (Daily Mail) ingezette lijn dat de aanknopingspunten voor oprichting en voortbestaan van een vennootschap worden bepaald door het nationale recht.2x HvJEG 27 september 1988, C-81/97, Jur. 1988, p. 05483 (Daily Mail). Het belang van Cartesio schuilt dan ook in iets anders, namelijk het onderscheid dat het HvJEG maakt tussen zetelverplaatsing zonder verandering van het recht waaronder de vennootschap valt (zoals Cartesio beoogde) en zetelverplaatsing met verandering van het toepasselijke nationale recht, dat wil zeggen, met omzetting in een vennootschapsvorm naar het recht van de lidstaat van ontvangst (zie r.o. 111 van het arrest). Volgens het HvJEG mag een lidstaat deze vorm van zetelverplaatsing niet belemmeren door voorafgaand daaraan ontbinding en liquidatie te eisen met alle vennootschapsrechtelijke en fiscale gevolgen van dien (r.o. 113). Het komt erop neer dat Cartesio bevestigt wat al in Sevic (2005)3x HvJ 13 december 2005, C-411/03 (Sevic), r.o. 19. werd gesuggereerd, namelijk dat grensoverschrijdende omzetting in principe mogelijk is en niet belemmerd mag worden door de lidstaat van vertrek. De vervolgvraag is uiteraard of het ontvangende land, indien het een omzettingsregeling kent, mag weigeren een uit een andere lidstaat afkomstige vennootschap om te zetten.4x Cartesio zou zich naar Italiaans recht hebben kunnen omzetten. Volgens Wymeersch hanteert Italië ‘the “siège réel” to immigrant companies which formally decide to establish their seat in Italy. They become Italian and have to adapt to Italian law, e.g. as to the types of companies available’. Ook diverse andere lidstaten staan immigratie toe, The Transfer of the Company’s Seat in European Company Law, Law Working Paper N . 08/2003, te downloaden via <http://papers.ssrn.com/abstract=384802>.

      In het vervolg van deze bijdrage zal kort worden stilgestaan bij de vrijheid van vestiging zoals geregeld in artikel 43 EG-Verdrag (par. 2). Vervolgens zal worden ingegaan op de redenering van het HvJEG in Cartesio tegen de achtergrond van Daily Mail (par. 3), waarna ook andere uitspraken over de vrijheid van vestiging, te weten Centros, Überseering, Inspire Art en Sevic, kort de revue zullen passeren (par. 4). Daarbij is van belang in het oog te houden dat deze laatste arresten betrekking hebben op belemmeringen die worden opgeworpen door het land van ontvangst, terwijl Cartesio en Daily Mail handelen over obstakels in het land van oorsprong. Aan de hand van de belangrijkste jurisprudentie zal in paragraaf 5 de balans worden opgemaakt voor de vrijheid van vestiging voor vennootschappen. In paragraaf 6 zal worden geanalyseerd in hoeverre ‘inbound omzettingen’ moeten worden toegestaan. Vervolgens zal in paragraaf 7 worden bezien hoe grensoverschrijdende omzettingen waarbij Nederlandse kapitaalvennootschappen betrokken zijn, vormgegeven moeten worden. Ten slotte zal in paragraaf 8 worden afgesloten met een conclusie.5x Dit artikel werd afgesloten op 21 april 2009.

    • 2 De vrijheid van vestiging

      Artikel 43 EG-Verdrag, in samenhang met artikel 48, geeft vennootschappen uit de lidstaten het recht in een andere lidstaat werkzaamheden uit te oefenen en ondernemingen te drijven op gelijke voet als de ‘eigen onderdanen’ van de andere lidstaat. Deze vrijheid komt toe aan vennootschappen als bedoeld in artikel 48 EG-Verdrag, dat wil zeggen, aan vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Gemeenschap hebben. Onomstreden was en is dat vennootschappen het secundaire recht van vestiging genieten, inhoudende dat zij in een andere lidstaat activiteiten mogen uitoefenen en nevenvestigingen of dochtermaatschappijen mogen oprichten.6x Zie reeds HvJEG 10 juli 1986, C-79/85 (Segers). Daarentegen is lang aangenomen dat het gemeenschapsrecht niet rechtstreeks het primaire vestigingsrecht garandeert, oftewel verplaatsing van de zetel van de ene lidstaat naar de andere onder handhaving van de rechtspersoonlijkheid. Het HvJEG noteerde in Daily Mail (1988) zodanige verschillen tussen de lidstaten wat betreft de mogelijkheid tot zetelverplaatsing, dat het de kwestie verwees naar nog te sluiten verdragen of uit te vaardigen gemeenschapswetgeving.7x R.o. 23. De in artikel 293 EG-Verdrag voorziene conventie tussen de lidstaten is echter nooit tot stand gekomen8x Het EEG-Erkenningsverdrag 1968 is niet in werking getreden. Nederland had daartegen grote bezwaren. Zie L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, Deventer: Kluwer, 2005, p. 215. en de Europese Commissie is, na enige initiatieven om tot een Veertiende Richtlijn betreffende de zetelverplaatsing te komen, op haar schreden teruggekeerd.9x Impact assessment on the Directive on the cross-border transfer of registered office, Commission Staff Working Document, Brussels 12 December 2007 SEC(2007) 1707. Zie echter de resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 (referentienr. INI/2008/2196), waarin wordt aangedrongen op het alsnog indienen van een richtlijn betreffende zetelverplaatsing. De verschillen waarop het HvJEG wees in Daily Mail en die in Cartesio opnieuw worden benadrukt, hangen samen met de tweedeling tussen lidstaten die van de incorporatieleer uitgaan en aanknopen bij het rechtsstelsel waaronder de vennootschap is opgericht enerzijds en lidstaten die de plaats van de werkelijke zetel als aanknopingspunt hanteren anderzijds.10x Voor Nederland: Wet conflictenrecht corporaties. Zie verder, P. Vlas, Rechtspersonen, Praktijkreeks IPR, Deventer: Kluwer 2002, m.n. hoofdstuk 1, Erkenning van rechtspersonen. Onder werkelijke zetel is te verstaan het ‘hoofdbestuur’ en de ‘hoofdvestiging’ zoals genoemd in artikel 48 EG-Verdrag of daaraan gelijkwaardige begrippen, zoals ‘operationale bestuurscentrum’ (de term uit de Hongaarse wetgeving) en ‘centrale bestuurszetel’ (Daily Mail). We gaan hier kortheidshalve voorbij aan de verscheidenheid die zich binnen de beide benaderingen voordoet en aan mengvormen tussen incorporatieleer en de leer van de werkelijke zetel.11x Zie daarover Eddy Wymeersch, The Transfer of the Company’s Seat in European Company Law, Law Working Paper N . 08/2003, te downloaden via <http://papers.ssrn.com/abstract=384802>. Zo blijkt Hongarije voor de status van rechtspersonen in het algemeen aan te knopen bij het recht van de staat waar zij geregistreerd zijn, terwijl voor vennootschappen naar Hongaars recht de werkelijke zetel het aanknopingspunt is.12x HvJEG 16 december 2009, C-210/06 (Cartesio), r.o.17-20.

    • 3 Daily Mail en Cartesio

      Zoals gezegd, trekt het HvJEG in Cartesio de lijn uit Daily Mail door. In Daily Mail ging het om een Britse Plc die haar ‘centrale bestuurszetel’ naar Nederland wilde verplaatsen, maar daarvoor geen toestemming kreeg van het ministerie van Financiën van het Verenigd Koninkrijk.13x Daily Mail and General Trust Plc, HvJEG 27 september 1988, zaak 81/87. Door de verplaatsing zou Daily Mail niet langer een fiscale vestiging in het Verenigd Koninkrijk hebben en zich onttrekken aan de Britse vennootschapsbelasting. Het vereiste van toestemming diende om fiscale afrekening (exit-taxation) veilig te stellen.14x Gert-Jan Vossestein, Exit restrictions on Freedom of Establishment after Marks & Spencer, European Business Organization Law Review 2007/7, p. 863-878. Kort samengevat was de redenering van het HvJEG dat vennootschappen als bedoeld in artikel 48 EG-Verdrag het bestaansrecht ontlenen aan de toepasselijke nationale wetgevingen die echter onderling grote verschillen vertonen, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat het gemeenschapsrecht aan die vennootschappen niet het recht geeft om de werkelijke zetel grensoverschrijdend te verplaatsen.15x Daily Mail r.o. 19, 23 en 24. De toestemming kon dus worden geweigerd. Overigens kan een geval als Daily Mail zich waarschijnlijk niet meer voordoen, aangezien het HvJEG in een eerder arrest acute afrekenplicht bij vertrek disproportioneel heeft geacht en ook Cartesio weinig ruimte laat voor een exit-belasting.16x HvJEG 11 maart 2004, C-9/02 (de Lasteyrie). Zie voorts de Mededeling van de Commissie d.d. 19 december 2006 (COM (2006) 823 definitief) betreffende Coördinatie van de directebelastingstelsels van de lidstaten op de interne markt, par. 2.2 en de Resolutie van de Raad van 2 december 2008 betreffende coördinatie inzake exitheffingen (2008/C 323/01), Pb 2008, C 323. Hierover specifieker Peter J. Wattel, Exit exitheffing?, NJB 2009, nr. 549, p. 663. Hoewel de casus van Daily Mail lijkt op die van Cartesio, is een essentieel verschil dat het recht van het Verenigd Koninkrijk, evenals het ontvangende Nederland, van de incorporatieleer uitgaat. De kwestie was dus niet of de vennootschap naar het recht van de lidstaat van vertrek (het Verenigd Koninkrijk) kon blijven bestaan, immers het aanknopingspunt daarvoor bleef ongewijzigd, maar of de verplaatsing van de werkelijke zetel om andere (fiscale) redenen kon worden tegengehouden.

      In Cartesio gaat het om de weigering van de Hongaarse autoriteiten om het Italiaanse adres van Cartesio in te schrijven, omdat de beoogde zetelverplaatsing niet mogelijk zou zijn aangezien een Hongaarse vennootschap die haar werkelijke zetel naar een andere lidstaat verplaatst, wordt ontbonden.17x Zie de vertaling van de relevante Hongaarse wetsbepalingen in HvJEG 16 december 2009, C-210/06 (Cartesio), m.n. in r.o. 17 en 20. Cartesio stelt beroep in tegen de weigering, waarop de appèlrechter zich richt tot het HvJEG met prejudiciële vragen. Voor zover die de vrijheid van vestiging betreffen, wordt een samenstel van vragen aan het HvJEG voorgelegd, welke in de kern op het volgende neerkomen:

      • Wordt zetelverplaatsing beheerst door gemeenschapsrecht of nationaal recht?

      • Kan zetelverplaatsing afhankelijk worden gesteld van voorwaarden of toestemming van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst?

      • Zijn nationale regelingen of praktijken die aan een zetelverplaatsing in de weg staan, in strijd met de artikelen 43 en 48 EG-Verdrag?

      Het HvJEG benadrukt dat de vraag of een vennootschap zich mag beroepen op de vrijheid van vestiging wordt voorafgegaan door de vraag of de vennootschap ‘gelet op de voorwaarden van artikel 48 EG, inderdaad recht heeft op vrijheid van vestiging’. En dat is een vraag ‘waarop bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht enkel in het toepasselijke nationale recht een antwoord kan worden gevonden’ (r.o. 109). Het uitgangspunt voor Daily Mail doet dus nog steeds opgeld: het nationale recht bepaalt of een vennootschap geldig is opgericht en kan blijven bestaan. En alleen vennootschappen waarvan aldus de existentie is bepaald, kunnen aanspraak maken op de in het EG-Verdrag geregelde vrijheid van vestiging (r.o. 108-110). Daaruit vloeit dan voort dat een lidstaat bevoegd is

      ‘(…) om een onder zijn nationale recht vallende vennootschap niet toe te staan deze hoedanigheid te behouden wanneer zij zich in een andere lidstaat wenst te herorganiseren door de verplaatsing van haar zetel naar het grondgebied van die lidstaat, en aldus de aanknoping die in het nationale recht van de lidstaat van oprichting is voorzien, verbreekt’ (r.o. 110).

      Vervolgens onderscheidt het HvJEG twee vormen van zetelverplaatsing, te weten: zetelverplaatsing zonder verandering van het recht waaronder de vennootschap valt en zetelverplaatsing met verandering van het toepasselijke nationale recht, hetgeen zich voordoet als een vennootschap wordt omgezet in een vennootschapsvorm naar het recht van de lidstaat van ontvangst (r.o. 111). In het eerste geval mag een lidstaat die als aanknopingspunt de werkelijke zetel hanteert, na grensoverschrijdende verplaatsing van die zetel, weigeren de vennootschap nog langer te erkennen als een vennootschap naar haar nationale recht (r.o. 124). Hongarije handelt met haar weigering Cartesio in te schrijven als vennootschap naar Hongaars recht dus niet in strijd met het gemeenschapsrecht. Verrassender is de beslissing van het HvJEG over zetelverplaatsing gepaard gaande met verandering van het toepasselijke nationale recht. Door te eisen dat een dergelijke zetelverplaatsing slechts mogelijk is door voorafgaande ontbinding en liquidatie, werpt een lidstaat volgens het HvJEG een niet toegestane belemmering op voor de vrijheid van vestiging. Een dergelijke beperking kan slechts worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang (r.o. 113). Met andere woorden, als Italië toestaat dat Cartesio zich omzet naar een rechtsvorm waarop Italiaans recht van toepassing is, dan mag Hongarije dit niet beletten door daaraan voorafgaand ontbinding van Cartesio te eisen. Hoewel het HvJEG het woord niet gebruikt, is deze tweede vorm van zetelverplaatsing te duiden als grensoverschrijdende omzetting.

      Kritiek

      Over Cartesio is al veel literatuur verschenen.18x O.a. P.J. Wattel, NJB 2008 (1069), Cartesio Oktató és Szolgáltató: Vennootschapsleven en dood , S. Rammeloo, The 14th EC Company Law Directive on the Cross-Border Transfer of the Registered Office of Limited Liability Companies – Now or Never?, Maastricht Journal of European and Comparative Law, nr. 3, 2008, p. 359-394 en J.N. Schutte-Veenstra, Afstel EG-richtlijn betreffende grensoverschrijdende statutaire zetelverplaatsing, Ondernemingsrecht 2008, 33. Er zijn ook conferenties aan gewijd, bijvoorbeeld de Round table discussion on the Cartesio judgment of the ECJ van het European University Institute, Florence, op 30 January 2009. We noemen hier de noten van Vossestein (in de JOR) en Schutte-Veenstra (Ondernemingsrecht).19x JOR 2009/35 HvJ EG, 16 december 2008, C-210/06 en Ondernemingsrecht 2009, 25. De Conclusie inzake Cartesio van advocaat-generaal Poiares Maduro is uiteraard lezenswaardig, maar men moet erbij bedenken dat hij verder ging dan het HvJEG en elke belemmering om de werkelijke zetel te verplaatsen in beginsel in strijd achtte met het EG-Verdrag.20x Conclusie van advocaat-generaal M. Poiares Maduro d.d. 22 mei 2008 in zaak C-210/06, nr. 35: ‘De artikelen 43 EG en 48 EG verzetten zich tegen de toepassing van nationale bepalingen die het een naar nationaal recht opgerichte vennootschap onmogelijk maken om haar operationele bestuurscentrum te verplaatsen naar en andere lidstaat.’ Een interessante beschouwing geven Gerner-Beurle en Schillig ten beste in een op het Social Science Research Network gepubliceerd research paper.21x Carsten Gerner-Beuerle and Michael Schillig, The Mysteries of Freedom of Establishment after Cartesio, te downloaden via <http://ssrn.com/abstract=1340964>. Volgens deze schrijvers leidt Cartesio tot inconsistente uitkomsten, mede omdat onduidelijk zou zijn of het HvJEG in passages waarin wordt gerept van ‘toepasselijk nationaal recht’ doelt op voorschriften van internationaal privaatrecht of op het materiële recht. Gezien de cirkelredeneringen waarin men vervalt als het HvJEG het conflictenrecht zou bedoelen, lijkt ons die kritiek niet terecht.22x Voorbeeld van een cirkelredenering, ontleend aan Gerner-Beurle en Schillig: Een vennootschap wil haar zetel verplaatsen vanuit de werkelijke zetellidstaat A naar lidstaat B onder omzetting naar het recht van B, maar de ipr-regels van lidstaat B verwijzen naar het recht van lidstaat A voor de vraag of de vennootschap zich mag omzetten naar het recht van B. Het recht van A bepaalt echter dat de vennootschap dan ontbonden wordt. Maar zij hebben gelijk als zij spreken van een scheve situatie die ook door Cartesio niet wordt opgelost, namelijk dat een lidstaat die aanknoopt bij de werkelijke zetel mag weigeren een vennootschap die haar werkelijke zetel verplaatst nog langer te erkennen, terwijl een lidstaat die de incorporatieleer volgt dat niet vermag omdat in het laatste geval het aanknopingspunt voor toepassing van het nationale vennootschapsrecht niet verloren gaat.

    • 4 Centros, Überseering, Inspire Art en Sevic

      Tussen Daily Mail en Cartesio heeft het HvJEG een aantal belangrijke arresten gewezen over de vestigingsvrijheid van vennootschappen, achtereenvolgens Centros (1999), Überseering (2002), Inspire Art (2003) en Sevic (2005).

      In Centros ging het om een Deens echtpaar dat in Engeland een Ltd oprichtte welke zij vervolgens in Denemarken als filiaal wilden inschrijven.23x HvJEG, 9 maart 1999, C-212/97 (Centros). Dat werd geweigerd met als argument dat werd getracht in Denemarken een hoofdvestiging op te richten met omzeiling van nationale voorschriften inzake storting van minimumkapitaal. Het HvJEG oordeelde echter dat een lidstaat de inschrijving niet mag weigeren van een filiaal van een vennootschap uit een andere lidstaat, waar zij weliswaar statutair gevestigd is maar waar zij geen bedrijfsactiviteiten ontplooit, zelfs niet als het motief voor de oprichting het ontgaan van kapitaalvoorschriften is geweest. Dat een onderdaan van een lidstaat een vennootschap opricht in de lidstaat waar de regels van vennootschapsrecht minder beperkingen opleggen en dat hij vervolgens in andere lidstaten filialen opricht, is nog geen misbruik van het recht van vestiging. Volgens het HvJEG kunnen lidstaten uiteraard maatregelen treffen ter bestrijding of bestraffing van fraude als wordt aangetoond dat men zich in werkelijkheid tracht te onttrekken aan verplichtingen jegens schuldeisers die op het grondgebied van de betrokken lidstaat gevestigd zijn. Centros maakte duidelijk dat de toen nog vrij recente Nederlandse wet formeel buitenlandse vennootschappen waarschijnlijk niet te handhaven was ten opzichte van vennootschappen uit EU-lidstaten. Ook groeide het besef dat concurrentie op de ‘incorporatiemarkt’ in de lucht hing.24x Na Centros steeg het aantal oprichtingen van Ltd’s explosief, Marco Becht, Colin Mayer, Hannes F. Wagner, Where do firms incorporate? Deregulation and the cost of entry, Journal of Corporate Finance 14 (2008) , p. 241-256. Voorts H.J. de Kluiver, De wet formeel buitenlandse vennootschappen op de tocht? (Privaatrecht Aktueel), WPNR nr. 6364, 17/24 juli 1999, p. 527-528. H. de Wulf, Centros: vrijheid van vestiging zonder race to the bottom, Ondernemingsrecht nr. 12, 1999, p. 318-324. L. Timmerman, Actualiteiten: Het einde van het Nederlandse vennootschapsrecht?, Ondernemingsrecht nr. 9, 2000, p. 255-256. Zie voor de golf van publicaties die EU-wijd volgde op het arrest: <http://eur-lex.europa.eu/nl/index.htm> (na invullen CELEX nr. 61997J0212 vindt men de tekst van het arrest met een lijst van ongeveer honderd publicaties).

      Überseering betrof een Nederlandse bv die in Duitsland een schadevordering instelde tegen een aannemer die in haar opdracht werkzaamheden had uitgevoerd.25x HvJEG 5 november 2002, C-208/00 (Überseering). De Duitse rechter weigerde de rechts- en procesbevoegdheid van de Nederlandse bv te erkennen, aangezien naar Duits recht de werkelijke zetel van de bv naar Düsseldorf was verplaatst toen al haar aandelen in handen waren gekomen van Duitse onderdanen met verblijfplaats aldaar. Volgens het HvJEG is een dergelijke weigering echter in strijd met artikel 43 en 48 EG-Verdrag. Als een vennootschap naar het recht van een lidstaat is opgericht en daar haar statutaire zetel heeft, kan zij in een andere lidstaat gebruikmaken van de vrijheid van vestiging en moet die andere lidstaat haar rechtsbevoegdheid en dus ook haar procesbevoegdheid erkennen. De crux was uiteraard dat de overdracht van de aandelen naar Nederlands recht, het land van oprichting, geen gevolg had voor het rechtsbestaan van Überseering.26x Zie r.o. 63 en 80 van het arrest.

      De casus in Inspire Art vertoont sterke overeenkomst met Centros.27x HvJEG 30 september 2003, C-167/01 (Inspire Art). Ook hier was sprake van een naar Engels recht opgerichte vennootschap die in Engeland geen activiteiten uitoefende en was ingeschreven in een lidstaat die, evenals Engeland, uitging van de incorporatieleer, in dit geval Nederland. De Amsterdamse Kamer van Koophandel eiste dat werd voldaan aan eisen gesteld door de Wet formeel buitenlandse vennootschappen, beginnend met vermelding van Inspire Art als ‘formeel buitenlandse vennootschap’, waardoor ook de in die wet opgenomen bepalingen betreffende bestuurdersaansprakelijkheid en minimumkapitaal van toepassing zouden zijn.28x Art. 2 en 3 Wfbv. De kantonrechter oordeelde op verzoek van de Kamer van Koophandel dat Inspire Art een formeel buitenlandse vennootschap is en dus aan de wettelijke eisen moet voldoen. Het hof legt vervolgens prejudiciële vragen voor aan het HvJEG. De uitkomst was – na Centros niet erg verrassend – dat de uitoefening van de vrijheid van vestiging door een naar het recht van een lidstaat opgerichte vennootschap niet afhankelijk mag worden gesteld van voorwaarden betreffende minimumkapitaal en bestuurdersaansprakelijkheid.

      In Sevic was sprake van een aan de Tiende Richtlijn voorafgaande grensoverschrijdende fusie waarvan de inschrijving werd geweigerd door de autoriteiten in Duitsland, het land van ontvangst.29x HvJEG 13 december 2005, C-411/03 (Sevic), zie JOR 2006/33 m.nt. Vossestein. De fusie betrof een Duitse AG als verkrijgende en een Luxemburgse SA als verdwijnende vennootschap. De inschrijving werd geweigerd met als argument dat het toepasselijke Duitse recht (Umwandlungsgesetz) slechts de fusie kent tussen rechtspersonen met zetel op het nationale grondgebied. Volgens het HvJEG vormen grensoverschrijdende fusies, ‘evenals overige omzettingen van vennootschappen’ een wijze van uitoefening van de vrijheid van vestiging die wordt belemmerd doordat het Duitse recht leidt tot ongelijke behandeling van interne en grensoverschrijdende fusies, hetgeen strijdig is met artikel 43 EG-Verdrag. Zoals bekend werd Sevic al spoedig gevolgd door een uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam over de grensoverschrijdende fusie tussen de Duitse verkrijgende vennootschap BKC en haar Nederlandse dochter als verdwijnende vennootschap. In lijn met Sevic werd BKC geacht recht te hebben op een gelijke behandeling met een vergelijkbaar geval van juridische fusie van twee Nederlandse vennootschappen.30x Ktr. Amsterdam, 29 januari 2007, JOR 2007/88.

    • 5 Stand van zaken

      De hiervoor besproken jurisprudentie op het gebied van de vrijheid van vestiging van vennootschappen laat zich in kort bestek als volgt samenvatten.

      1. Als een vennootschap haar statutaire zetel heeft in lidstaat A en is opgericht in overeenstemming met het recht van die lidstaat, dan mag lidstaat B:

        • de erkenning en inschrijving van die vennootschap niet weigeren, zelfs niet als alle activiteiten van de vennootschap worden uitgeoefend binnen lidstaat B (Centros);

        • geen rechts- en procesbevoegdheid aan de vennootschap onthouden, zelfs niet indien volgens het recht van lidstaat B de werkelijke zetel zich in land B bevindt (Überseering);

        • geen eisen stellen aan inschrijving van de vennootschap die verder gaan dan hetgeen volgens de Elfde Richtlijn mag worden gevraagd voor inschrijving van een nevenvestiging (Inspire Art);

        • de vennootschap niet onderwerpen aan voorschriften inzake kapitaal en bestuurdersaansprakelijkheid (die gelden voor vennootschappen naar het recht van lidstaat B), ongeacht de motieven voor de oprichting van de vennootschap in lidstaat A en ongeacht het feit dat de vennootschap vrijwel uitsluitend activiteiten ontplooit in lidstaat B (Inspire Art).

      2. Als een vennootschap haar statutaire zetel heeft in lidstaat A en is opgericht in overeenstemming met het recht van die lidstaat, dan mag lidstaat A een krachtens het nationale recht van deze lidstaat opgerichte vennootschap niet beletten haar zetel te verplaatsen naar lidstaat B indien de vennootschap zich gelijktijdig omzet naar het recht van lidstaat B (Cartesio).

      In de genoemde jurisprudentie geldt steevast wel het voorbehoud dat een nationale beperking van het recht op vrije vestiging gerechtvaardigd kan zijn om dwingende redenen van algemeen belang.

      Het grote belang van Cartesio wordt duidelijk als men alle denkbare varianten van zetelverplaatsing in kaart brengt. Even rekenen leert dat er in theorie twaalf varianten van zetelverplaatsing tussen twee lidstaten A en B denkbaar zijn, afhankelijk enerzijds van de vraag of een vennootschap haar statutaire zetel, werkelijke zetel of beide zetels wil verplaatsen van lidstaat A naar B (drie mogelijkheden) en of lidstaat A en B de incorporatieleer hanteren of de leer van de werkelijke zetel (vier combinaties mogelijk).31x In de eerder genoemde bijdrage van Gerner-Beurle en Schillig wordt een groot aantal van deze varianten besproken. In het schema zijn deze varianten weergegeven. De arresten die in deze bijdrage worden besproken, zijn daarin geplaatst, zodat blijkt op welke variant zij betrekking hebben.

      1 Varianten van zetelverplaatsing
      verplaatsing van: uitLIDSTAAT Adie uitgaat van: naar LIDSTAAT B die uitgaat van:
      werkelijke zetel ICL Daily Mail ICL Centros, Inspire Art 1 Verplaatsing mogelijk aangezien A de incorporatieleer volgt. B mag niet inschrijving weigeren of extra eisen stellen.
      ICL WZL Überseering 2 Verplaatsing mogelijk, aangezien A de incorporatieleer volgt. B mag geen rechts-/procesbevoegdheid weigeren.
      WZL ICL 3 Verplaatsing doet aanknopingspunt voor recht van A verloren gaan. Dus is omzetting naar recht van B vereist om verplaatsing te realiseren. Indien omzetting mogelijk is, mag A geen voorafgaande ontbinding eisen.
      WZL Cartesio WZL 4 Idem als 3.
      statuaire zetel ICL ICL 5 Idem als 3. Bijzonderheid is hier dat de werkelijke zetel niet verplaatst behoeft te worden om de zetelverplaatsing te realiseren.
      ICL WZL 6 Idem als 3.
      WZL ICL 7 Statutaire zetel en werkelijke zetel vallen samen, dus idem als 3.
      WZL WZL 8 Statutaire zetel en werkelijke zetel vallen samen, dus idem als 3.
      werkelijke én statutaire zetel ICL ICL 9 Idem als 3.
      ICL WZL 10 Idem als 3. Deze variant komt in de praktijk overeen met 6.
      WZL ICL 11 Statutaire zetel en werkelijke zetel vallen samen, dus idem als 3.
      WZL WZL 12 Statutaire zetel en werkelijke zetel vallen samen, dus idem als 3.

      ICL = Incorporatieleer; aangenomen wordt dat vennootschappen die zijn opgericht in landen waar de incorporatieleer geldt hun statutaire zetel niet naar het buitenland kunnen verplaatsen.
      WZL = Leer van de werkelijke zetel (zoals omschreven in artikel 48 EG-Verdrag); uitgangspunt voor het schema is dat in de WZL de eis geldt dat de werkelijke zetel tevens de statutaire zetel (registered office) is dan wel dat beide zich in hetzelfde land moeten bevinden. Ingevolge daarvan onderscheiden de gevallen 11 en 12 zich niet wezenlijk van de gevallen 7 en 8.

      Uit het schema blijkt dat slechts zetelverplaatsing conform de varianten 1 en 2 zonder meer mogelijk is. Het land van vertrek mag die (in beginsel) niet belemmeren, omdat het aanknopingspunt voor het nationale recht blijft bestaan en de ontvangende lidstaat daarvoor geen obstakels mag opwerpen. In de andere gevallen komt door de zetelverplaatsing het aanknopingspunt voor het nationale recht van het land van vertrek te vervallen. Ingevolge Cartesio is echter in al die gevallen zetelverplaatsing mogelijk indien de vennootschap kan worden omgezet naar het recht van de ontvangende lidstaat. Bezien vanuit de ontvangende lidstaat spreekt men dan veelal van een inbound omzetting en bezien vanuit de lidstaat van herkomst van een outbound omzetting. Met name variant 5 (verplaatsing van de statutaire zetel door grensoverschrijdende omzetting) zou de mogelijkheid openen voor het eenvoudig ‘omkatten’ van vennootschappen van de ene incorporatieleer volgende lidstaat naar de andere. Een vraag die in concrete gevallen beantwoording behoeft, is of en in hoeverre de ontvangende lidstaat de inbound omzetting toestaat of moet toestaan.32x Volgens Wymeersch t.a.p., p. 12 e.v. staan naast Italië ook Frankrijk (waarschijnlijk), Spanje, Portugal, België en Luxemburg immigratie (via grensoverschrijdende omzetting) toe. Hierop zullen we nader ingaan in de volgende paragraaf.

    • 6 Toelaten van inbound omzettingen verplicht?

      Zijn de lidstaten nu ook verplicht om toe te laten dat vennootschappen uit andere lidstaten zich omzetten in een vennootschap naar het recht van de eigen lidstaat? Op dat punt had de beslissing in Cartesio wel duidelijker mogen zijn.
      Als argument voor het standpunt dat het arrest de lidstaten niet verplicht om inbound omzettingen toe te staan, zou men kunnen wijzen op de overweging van het HvJEG ‘dat een op grond van een nationale rechtsorde opgerichte vennootschap enkel bestaat krachtens de nationale wetgeving, die de oprichtings- en werkingsvoorwaarden ervan bepaalt’ (r.o. 104). Hieruit zou men kunnen concluderen dat een lidstaat geheel autonoom kan bepalen hoe een vennootschap naar het recht van die lidstaat ontstaat. Toch volgt uit deze overweging onzes inziens niet dat lidstaten altijd het recht hebben om inbound omzettingen te beletten. De bevoegdheid om de oprichtings- en werkingsvoorwaarden van vennootschappen te bepalen, maakt hen immers niet immuun voor de uitoefening van het vestigingsrecht (vgl. r.o. 112). De overweging van het HvJEG dat een vennootschap enkel bestaat krachtens de nationale wetgeving moet anders worden verstaan en wel in het licht van de achtergrond ervan. Zowel in Daily Mail (r.o. 20-24) als in Cartesio (r.o. 105-110) is deze achtergrond de omstandigheid dat in sommige lidstaten de incorporatieleer en in andere de leer van de werkelijke zetel geldt. Het feit dat lidstaten de oprichtings- en werkingsvoorwaarden van vennootschappen mogen bepalen, brengt mee dat zij hun vennootschappen mogen blijven onderwerpen aan de incorporatieleer of de leer van de werkelijke zetel. Vooral dat heeft het HvJEG willen benadrukken.
      Een ander argument voor het standpunt dat het arrest de lidstaten niet verplicht om grensoverschrijdende inbound omzettingen toe te staan, zou kunnen zijn dat het HvJEG overweegt dat een lidstaat een vennootschap niet mag beletten zich om te zetten in een vennootschap naar het recht van een andere lidstaat voor zover diens recht dit toestaat (r.o. 112). Ook hieruit hoeft echter niet te volgen dat lidstaten grensoverschrijdende inbound omzettingen altijd mogen beletten. Hoewel wij erkennen dat een uitleg van het gecursiveerde deel kan zijn dat lidstaten volledig autonoom kunnen bepalen of zij inbound omzettingen toestaan, heeft een andere uitleg onze voorkeur. De achtergrond bij het gecursiveerde deel zou ook hier gelegen kunnen zijn in de omstandigheid dat in sommige lidstaten de incorporatieleer en in andere de leer van de werkelijke zetel geldt. Uit het feit dat lidstaten de oprichtings- en werkingsvoorwaarden van hun vennootschappen mogen bepalen (r.o. 104) volgt dat een lidstaat waarin de leer van de werkelijke zetel wordt gehanteerd een grensoverschrijdende inbound omzetting niet hoeft toe te staan als niet óók de werkelijke zetel naar dat land wordt verplaatst.33x Vgl. R.B. van Hees, Het Cartesio-arrest en re-incorporatie binnen de Europese Unie, V&O 2009, nr. 1, p. 8. In zoverre geldt dus inderdaad de voorwaarde dat een inbound omzetting in de lidstaat van ontvangst moet zijn toegestaan. Een algemenere betekenis hoeft die voorwaarde echter niet te hebben.34x Voor een andere opvatting: W.J.M. van Veen, Europeesrechtelijke perikelen, Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur 2009, nr. 1, p. 24.
      Mocht de overweging van het HvJEG in r.o. 112 zo begrepen moeten worden dat een grensoverschrijdende omzetting alleen is toegestaan als de lidstaat van ontvangst een regeling omtrent grensoverschrijdende omzettingen kent, dan staat die voorwaarde naar ons oordeel op gespannen voet met het vestigingsrecht. Wel vloeit uit het vestigingsrecht en de daarover verschenen jurisprudentie voort dat een grensoverschrijdende omzetting in een bepaalde rechtsvorm alleen dan niet mag worden belet als er een nationale omzetting in die rechtsvorm mogelijk is. De werkingssfeer van het recht van vestiging strekt zich immers uit tot

      ‘iedere maatregel die de toegang tot een andere lidstaat dan de lidstaat van vestiging en de uitoefening van een economische activiteit in die lidstaat mogelijk maakt of zelfs maar vergemakkelijkt, door de betrokken marktdeelnemers in staat te stellen daadwerkelijk deel te nemen aan het economische leven in die lidstaat onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de nationale marktdeelnemers gelden’.35x Sevic, r.o. 18.

      In overeenstemming hiermee werd in Sevic geoordeeld dat als een vennootschap verkrijgende vennootschap kan zijn bij een nationale fusie, zij ook verkrijgende vennootschap kan zijn bij een grensoverschrijdende fusie. Dat mutatis mutandis hetzelfde geldt voor een grensoverschrijdende omzetting gaf het HvJEG in Sevic al aan door grensoverschrijdende fusies op één lijn te plaatsen met overige omzettingen van vennootschappen (r.o. 19).
      Is de opvatting dat lidstaten de grensoverschrijdende inbound omzetting in een bepaalde rechtsvorm niet mogen beletten als een interne omzetting in die rechtsvorm mogelijk is te liberaal? Dat valt best mee. De lidstaat van vertrek mag aan de grensoverschrijdende outbound omzetting niet de voorwaarde van ontbinding en liquidatie verbinden, maar mag wel voorwaarden stellen die gerechtvaardigd zijn om dwingende redenen van algemeen belang (r.o. 113). Te denken valt aan voorwaarden ter bescherming van crediteuren, werknemers en minderheidsaandeelhouders. De lidstaat van ontvangst mag in de eerste plaats de voorwaarden stellen die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden die voor de omzetting in de gewenste rechtsvorm gelden. Bedacht dient echter te worden dat er in de wetgeving van lidstaten veelal geen rekening mee zal zijn gehouden dat een omzetting in een nationale rechtsvorm mogelijk is, zonder dat de rechtsvorm die wordt omgezet naar nationaal recht is opgericht. Uit het feit dat het nationale recht de oprichtings- en werkingsvoorwaarden van vennootschappen bepaalt (r.o. 104) vloeit onzes inziens voort dat lidstaten bij een grensoverschrijdende omzetting bovendien mogen verlangen dat aan hun oprichtingsformaliteiten wordt voldaan, voor zover het doel daarvan niet reeds door de omzettingsformaliteiten wordt gewaarborgd. Aangezien deze oprichtingsformaliteiten ook van toepassing zijn geweest op een nationale rechtsvorm die wordt omgezet in een andere nationale rechtsvorm, menen wij dat dergelijke aanvullende eisen geen ongelijke behandeling opleveren die met het vestigingsrecht in strijd zijn.
      Op grond van het vestigingsrecht geldt dus de voorwaarde dat een grensoverschrijdende omzetting in een vennootschap alleen dan niet mag worden belet als een interne omzetting in die vennootschap mogelijk is. Die voorwaarde werkt echter onnodig belemmerend. Het is duidelijk dat er met het verkrijgen van de rechtsvorm van een nationale vennootschap allerlei belangen zijn gemoeid, maar die kunnen ook op andere wijze worden gewaarborgd dan via een oprichtingsprocedure.36x Vgl. J.N. Schutte-Veenstra in haar commentaar op Cartesio in Ondernemingsrecht 2009, nr. 2, p. 110. Geldt de mogelijkheid tot interne omzetting in een bepaalde vennootschappelijke rechtsvorm niet, dan geldt nog steeds dat een vennootschap die juist als díe rechtsvorm wenst voort te bestaan, eerst moet worden ontbonden en geliquideerd om vervolgens in de gewenste rechtsvorm weer te worden opgericht. Ook die hinderpaal dient, gelet op de doelstellingen van de Europese Gemeenschap, te worden afgeschaft (zie artikel 3 lid 1 sub c EG-Verdrag). Daarvoor is echter actie van de Europese wetgever vereist.

    • 7 Gevolgen voor Nederland

      Wat betekent de Cartesio-uitspraak voor de omzetting van en in Nederlandse kapitaalvennootschappen? Grensoverschrijdende omzettingen zijn in Nederland niet wettelijk geregeld. Wel kent Nederland de interne omzetting van rechtspersonen. Wat betreft de outbound omzetting volgt uit Cartesio klip en klaar dat Nederland deze niet mag beletten. Wel mag Nederland voorwaarden aan de outbound omzetting stellen. Uit het standpunt dat wij hiervoor hebben ingenomen, volgt dat ook de inbound omzetting in een Nederlandse rechtspersoon mogelijk is.37x Anders: W.J.M. van Veen, Europeesrechtelijke perikelen, in: Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur 2009, nr. 1, p. 25.
      Met de stelling dat zowel de outbound omzetting als de inbound omzetting naar Nederlands recht mogelijk is, is echter nog niets gezegd over de procedureregels die daarop van toepassing zijn. Reeds in 199438x S.M. van den Braak, Omzetting van een buitenlandse in een Nederlandse vennootschap, WPNR 1994, p. 678-685. In deze bijdrage verdedigde Van den Braak onafhankelijk van het Europees recht dat de inbound omzetting naar Nederlands recht mogelijk is. alsook in 200739x S.M. van den Braak, Grensoverschrijdende omzetting van rechtspersonen, WPNR 2007, p. 688-693. , naar aanleiding van Sevic, identificeerde Van den Braak een aantal mogelijke procedureregels. Deze kunnen worden ontleend aan 1) het ontwerpvoorstel voor een veertiende EG-richtlijn inzake zetelverplaatsing, 2) de regeling voor de grensoverschrijdende zetelverplaatsing in artikel 8 van de SE-verordening, 3) de uitvoeringswet bij de SE-verordening, 4) de richtlijn grensoverschrijdende fusie en 5) Boek 2 BW. Wij delen de conclusie van Van den Braak dat onduidelijk is welke procedureregels er gelden voor een omzetting waarbij een Nederlandse nv of bv betrokken is. Anderzijds menen wij dat tegen de totstandbrenging van een grensoverschrijdende omzetting tussen Europese kapitaalvennootschappen weinig bezwaar kan bestaan indien de meest verstrekkende voorschriften in acht worden genomen die daarop van toepassing kunnen zijn. Dat betekent onder meer:

      bij de outbound omzetting:

      • dat er een omzettingsvoorstel openbaar gemaakt moet worden en dat schuldeisers gedurende twee maanden na de openbaarmaking de gelegenheid moet worden geboden om tegen de omzetting in verzet te komen; 40x Zie art. 8 lid 2 en 7 SE-verordening en art. 3 en 4 Uitvoeringswet SE-verordening. Als in het kader van de omzetting tevens wordt besloten tot kapitaalvermindering, kan sowieso de procedure van art. 2:100/209 BW worden gevolgd.

      • dat aan tegenstemmende minderheidsaandeelhouders een schadeloosstelling aangeboden moet worden;41x Zie art. 8 lid 5 SE-verordening, art. 4 lid 2 Richtlijn grensoverschrijdende fusie en art. 2:333h BW. Schadeloosstelling in plaats van aandelenbezit is voor een aandeelhouder natuurlijk ingrijpend. Dit kan zich echter ook voordoen bij de omzetting van een nv of bv in een vereniging(svorm). Zie art. 2:71/181 lid 2 BW.

      • dat het omzettingsbesluit moet worden genomen met een meerderheid van ten minste negen tiende van de uitgebrachte stemmen;42x Zie art. 2:18 lid 2 sub a BW. Zekerheidshalve dient ervan uit te worden gegaan dat lid 3 niet van toepassing is, aangezien er geen sprake is van een omzetting van een nv in een bv of omgekeerd.

      bij de inbound omzetting:

      • dat er pas een notariële akte van omzetting en statutenwijziging kan worden verleden indien de navolgende verklaringen zijn verkregen;

      • een verklaring (‘attest’) van een rechter, notaris of andere ter zake bevoegde instantie in het land van herkomst, inhoudende dat in dat land de aan de omzetting voorafgaande handelingen en formaliteiten vervuld zijn;43x Zie art. 8 lid 8 en 9 SE-verordening.

      • een verklaring van een accountant waaruit blijkt dat het eigen vermogen van de vennootschap op een dag binnen vijf maanden voor de omzetting ten minste overeenkwam met het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal volgens de akte van omzetting44x Zie art. 2:72/183 lid 2 sub b BW. vermeerderd met het totaalbedrag van schadeloosstellingen waartoe aandeelhouders gerechtigd zijn die tegen de omzetting hebben gestemd;45x Vgl. art. 2:333g BW.

      • een verklaring van geen bezwaar tegen de omzetting van de minister van Justitie;46x Zie art. 2:72/183 lid 2 sub a BW.

      zowel bij de inbound als bij de outbound omzetting:

      • dat de werknemersmedezeggenschap na de omzetting vergelijkbaar moet zijn met die daarvoor.47x Zie Van den Braak 2007 t.a.p., p. 692, met verdere verwijzingen.

      Het vorenstaande laat onverlet dat het zonder wettelijke regeling voor de grensoverschrijdende omzetting maar behelpen is. Bovendien blijft het de vraag of de Nederlandse Kamers van Koophandel en het ministerie van Justitie willen meewerken aan de vervulling van formaliteiten met het oog op een grensoverschrijdende omzetting. Uit de gang van zaken met betrekking tot de grensoverschrijdende fusie in de zaak BKC valt af te leiden dat de Nederlandse Kamers van Koophandel dat mogelijk niet zonder slag of stoot zullen doen. Natuurlijk moeten tegenover vennootschappen die van de grensoverschrijdende omzetting gebruik willen maken, de nodige voorbehouden worden gemaakt en moeten zij op de risico’s worden gewezen. De Nederlandse wetgever dient in ieder geval zo snel mogelijk met een regeling te komen. Aan de hand van de SE-verordening en de richtlijn grensoverschrijdende fusie moet dat niet een heel ingewikkelde opgave zijn.

    • 8 Conclusie

      Het Cartesio-arrest werkt het leerstuk van de vestigingsvrijheid weer iets verder uit. Langzaamaan wordt het plaatje duidelijk. Er is een balans gevonden tussen enerzijds nationale autonomie en anderzijds grensoverschrijdende vestigingsvrijheid. In het bijzonder de leer van de werkelijke zetel is grotendeels gespaard gebleven. Uit Cartesio blijkt echter dat een algeheel verbod op grensoverschrijdende outbound omzettingen niet door de beugel kan. Wij menen dat dat ook geldt voor een algeheel verbod op inbound omzettingen in een vennootschappelijke rechtsvorm, indien een lidstaat de mogelijkheid kent tot omzetting in die rechtsvorm. Hieruit volgt dat wij van mening zijn dat grensoverschrijdende omzettingen van en in Nederlandse kapitaalvennootschappen in beginsel mogelijk zijn. De procedureregels die daarbij gelden, zijn nog niet geheel duidelijk, maar als wordt uitgegaan van de meest vergaande, kan een grensoverschrijdende omzetting met een onbezwaard gemoed gestalte worden gegeven. Wie zich eraan waagt, moet wel op weerstand rekenen, maar als wij het juist zien, geldt ook hier dat wie waagt, uiteindelijk wint.

    Noten

    • 1 Cartesio is de Italiaanse, van het Latijn (Cartesius) afgeleide, naam van de Franse filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650).

    • 2 HvJEG 27 september 1988, C-81/97, Jur. 1988, p. 05483 (Daily Mail).

    • 3 HvJ 13 december 2005, C-411/03 (Sevic), r.o. 19.

    • 4 Cartesio zou zich naar Italiaans recht hebben kunnen omzetten. Volgens Wymeersch hanteert Italië ‘the “siège réel” to immigrant companies which formally decide to establish their seat in Italy. They become Italian and have to adapt to Italian law, e.g. as to the types of companies available’. Ook diverse andere lidstaten staan immigratie toe, The Transfer of the Company’s Seat in European Company Law, Law Working Paper N . 08/2003, te downloaden via <http://papers.ssrn.com/abstract=384802>.

    • 5 Dit artikel werd afgesloten op 21 april 2009.

    • 6 Zie reeds HvJEG 10 juli 1986, C-79/85 (Segers).

    • 7 R.o. 23.

    • 8 Het EEG-Erkenningsverdrag 1968 is niet in werking getreden. Nederland had daartegen grote bezwaren. Zie L. Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, Deventer: Kluwer, 2005, p. 215.

    • 9 Impact assessment on the Directive on the cross-border transfer of registered office, Commission Staff Working Document, Brussels 12 December 2007 SEC(2007) 1707. Zie echter de resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 (referentienr. INI/2008/2196), waarin wordt aangedrongen op het alsnog indienen van een richtlijn betreffende zetelverplaatsing.

    • 10 Voor Nederland: Wet conflictenrecht corporaties. Zie verder, P. Vlas, Rechtspersonen, Praktijkreeks IPR, Deventer: Kluwer 2002, m.n. hoofdstuk 1, Erkenning van rechtspersonen.

    • 11 Zie daarover Eddy Wymeersch, The Transfer of the Company’s Seat in European Company Law, Law Working Paper N . 08/2003, te downloaden via <http://papers.ssrn.com/abstract=384802>.

    • 12 HvJEG 16 december 2009, C-210/06 (Cartesio), r.o.17-20.

    • 13 Daily Mail and General Trust Plc, HvJEG 27 september 1988, zaak 81/87.

    • 14 Gert-Jan Vossestein, Exit restrictions on Freedom of Establishment after Marks & Spencer, European Business Organization Law Review 2007/7, p. 863-878.

    • 15 Daily Mail r.o. 19, 23 en 24.

    • 16 HvJEG 11 maart 2004, C-9/02 (de Lasteyrie). Zie voorts de Mededeling van de Commissie d.d. 19 december 2006 (COM (2006) 823 definitief) betreffende Coördinatie van de directebelastingstelsels van de lidstaten op de interne markt, par. 2.2 en de Resolutie van de Raad van 2 december 2008 betreffende coördinatie inzake exitheffingen (2008/C 323/01), Pb 2008, C 323. Hierover specifieker Peter J. Wattel, Exit exitheffing?, NJB 2009, nr. 549, p. 663.

    • 17 Zie de vertaling van de relevante Hongaarse wetsbepalingen in HvJEG 16 december 2009, C-210/06 (Cartesio), m.n. in r.o. 17 en 20.

    • 18 O.a. P.J. Wattel, NJB 2008 (1069), Cartesio Oktató és Szolgáltató: Vennootschapsleven en dood , S. Rammeloo, The 14th EC Company Law Directive on the Cross-Border Transfer of the Registered Office of Limited Liability Companies – Now or Never?, Maastricht Journal of European and Comparative Law, nr. 3, 2008, p. 359-394 en J.N. Schutte-Veenstra, Afstel EG-richtlijn betreffende grensoverschrijdende statutaire zetelverplaatsing, Ondernemingsrecht 2008, 33. Er zijn ook conferenties aan gewijd, bijvoorbeeld de Round table discussion on the Cartesio judgment of the ECJ van het European University Institute, Florence, op 30 January 2009.

    • 19 JOR 2009/35 HvJ EG, 16 december 2008, C-210/06 en Ondernemingsrecht 2009, 25.

    • 20 Conclusie van advocaat-generaal M. Poiares Maduro d.d. 22 mei 2008 in zaak C-210/06, nr. 35: ‘De artikelen 43 EG en 48 EG verzetten zich tegen de toepassing van nationale bepalingen die het een naar nationaal recht opgerichte vennootschap onmogelijk maken om haar operationele bestuurscentrum te verplaatsen naar en andere lidstaat.’

    • 21 Carsten Gerner-Beuerle and Michael Schillig, The Mysteries of Freedom of Establishment after Cartesio, te downloaden via <http://ssrn.com/abstract=1340964>.

    • 22 Voorbeeld van een cirkelredenering, ontleend aan Gerner-Beurle en Schillig: Een vennootschap wil haar zetel verplaatsen vanuit de werkelijke zetellidstaat A naar lidstaat B onder omzetting naar het recht van B, maar de ipr-regels van lidstaat B verwijzen naar het recht van lidstaat A voor de vraag of de vennootschap zich mag omzetten naar het recht van B. Het recht van A bepaalt echter dat de vennootschap dan ontbonden wordt.

    • 23 HvJEG, 9 maart 1999, C-212/97 (Centros).

    • 24 Na Centros steeg het aantal oprichtingen van Ltd’s explosief, Marco Becht, Colin Mayer, Hannes F. Wagner, Where do firms incorporate? Deregulation and the cost of entry, Journal of Corporate Finance 14 (2008) , p. 241-256. Voorts H.J. de Kluiver, De wet formeel buitenlandse vennootschappen op de tocht? (Privaatrecht Aktueel), WPNR nr. 6364, 17/24 juli 1999, p. 527-528. H. de Wulf, Centros: vrijheid van vestiging zonder race to the bottom, Ondernemingsrecht nr. 12, 1999, p. 318-324. L. Timmerman, Actualiteiten: Het einde van het Nederlandse vennootschapsrecht?, Ondernemingsrecht nr. 9, 2000, p. 255-256. Zie voor de golf van publicaties die EU-wijd volgde op het arrest: <http://eur-lex.europa.eu/nl/index.htm> (na invullen CELEX nr. 61997J0212 vindt men de tekst van het arrest met een lijst van ongeveer honderd publicaties).

    • 25 HvJEG 5 november 2002, C-208/00 (Überseering).

    • 26 Zie r.o. 63 en 80 van het arrest.

    • 27 HvJEG 30 september 2003, C-167/01 (Inspire Art).

    • 28 Art. 2 en 3 Wfbv.

    • 29 HvJEG 13 december 2005, C-411/03 (Sevic), zie JOR 2006/33 m.nt. Vossestein.

    • 30 Ktr. Amsterdam, 29 januari 2007, JOR 2007/88.

    • 31 In de eerder genoemde bijdrage van Gerner-Beurle en Schillig wordt een groot aantal van deze varianten besproken.

    • 32 Volgens Wymeersch t.a.p., p. 12 e.v. staan naast Italië ook Frankrijk (waarschijnlijk), Spanje, Portugal, België en Luxemburg immigratie (via grensoverschrijdende omzetting) toe.

    • 33 Vgl. R.B. van Hees, Het Cartesio-arrest en re-incorporatie binnen de Europese Unie, V&O 2009, nr. 1, p. 8.

    • 34 Voor een andere opvatting: W.J.M. van Veen, Europeesrechtelijke perikelen, Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur 2009, nr. 1, p. 24.

    • 35 Sevic, r.o. 18.

    • 36 Vgl. J.N. Schutte-Veenstra in haar commentaar op Cartesio in Ondernemingsrecht 2009, nr. 2, p. 110.

    • 37 Anders: W.J.M. van Veen, Europeesrechtelijke perikelen, in: Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur 2009, nr. 1, p. 25.

    • 38 S.M. van den Braak, Omzetting van een buitenlandse in een Nederlandse vennootschap, WPNR 1994, p. 678-685. In deze bijdrage verdedigde Van den Braak onafhankelijk van het Europees recht dat de inbound omzetting naar Nederlands recht mogelijk is.

    • 39 S.M. van den Braak, Grensoverschrijdende omzetting van rechtspersonen, WPNR 2007, p. 688-693.

    • 40 Zie art. 8 lid 2 en 7 SE-verordening en art. 3 en 4 Uitvoeringswet SE-verordening. Als in het kader van de omzetting tevens wordt besloten tot kapitaalvermindering, kan sowieso de procedure van art. 2:100/209 BW worden gevolgd.

    • 41 Zie art. 8 lid 5 SE-verordening, art. 4 lid 2 Richtlijn grensoverschrijdende fusie en art. 2:333h BW. Schadeloosstelling in plaats van aandelenbezit is voor een aandeelhouder natuurlijk ingrijpend. Dit kan zich echter ook voordoen bij de omzetting van een nv of bv in een vereniging(svorm). Zie art. 2:71/181 lid 2 BW.

    • 42 Zie art. 2:18 lid 2 sub a BW. Zekerheidshalve dient ervan uit te worden gegaan dat lid 3 niet van toepassing is, aangezien er geen sprake is van een omzetting van een nv in een bv of omgekeerd.

    • 43 Zie art. 8 lid 8 en 9 SE-verordening.

    • 44 Zie art. 2:72/183 lid 2 sub b BW.

    • 45 Vgl. art. 2:333g BW.

    • 46 Zie art. 2:72/183 lid 2 sub a BW.

    • 47 Zie Van den Braak 2007 t.a.p., p. 692, met verdere verwijzingen.

Reageer

Tekst