De homologatie van een akkoord onder de WHOA

DOI: 10.5553/MvV/157457672021031004004
Artikel

De homologatie van een akkoord onder de WHOA

Trefwoorden insolventierecht, Faillissementswet, herstructurering, WHOA, homologatie
Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
    • 1 Introductie

      Op 1 januari 2021 trad de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) in werking.1xZie Besluit van 26 oktober 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet homologatie onderhands akkoord, Stb. 2020, 415. De praktijk heeft reikhalzend uitgekeken naar de inwerkingtreding van de WHOA. In het eerste kwartaal na de inwerkingtreding zijn er al 21 WHOA-uitspraken2xRb. Den Haag 15 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:198, JOR 2021/77 m.nt. O. Salah; Rb. Amsterdam 15 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:84; Rb. Noord-Nederland 19 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:111; Rb. Gelderland 21 januari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:363; Rb. Noord-Nederland 26 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:244; Rb. Noord-Holland 27 januari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:708; Rb. Noord-Nederland 29 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:285; Rb. Noord-Nederland 29 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:509; Rb. Noord-Nederland 17 februari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:602; Rb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398; Rb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798; Rb. Rotterdam 3 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1769; Rb. Rotterdam 3 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1768; Rb. Gelderland 4 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1126; Rb. Den Haag 5 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2033; Rb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128; Rb. Midden-Nederland 19 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1113; Rb. Midden-Nederland 26 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1255; Rb. Noord-Nederland 26 maart 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1100; Rb. Den Haag 1 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3228; Rb. Den Haag 2 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3227. gepubliceerd en in de wandelgangen hoort men dat er vele startverklaringen voor WHOA-akkoordprocedures zijn gedeponeerd.3xDe auteur heeft deze bijdrage afgerond op 22 maart 2021. Literatuur die na deze datum is gepubliceerd, is derhalve niet meegenomen in deze bijdrage. Voor het overzicht zijn wél alle tot 19 april 2021 verschenen uitspraken over de WHOA opgenomen in de voorgaande noot. Als het aantal uitspraken in het eerste kwartaal van 2021 een indicatie mag zijn van hetgeen men kan verwachten van de WHOA, dan is de nieuwe wet ongetwijfeld een succes. De wet trad in werking ten tijde van de coronacrisis, waarmee de timing ervan niet beter had gekund.

      Onder de WHOA kan een schuldenaar in een openbare dan wel besloten akkoordprocedure een dwangakkoord aanbieden.4xVoor een algemene beschrijving van de WHOA en de mogelijkheden daaronder, zie R.D. Vriesendorp & O. Salah, De WHOA: een nieuw herstructureringsinstrument, MvV 2020, afl. 6, p. 205-216; N.W.A. Tollenaar, Het Wetsvoorstel Homologatie Onderhands Akkoord onder de loep genomen, TvI 2019/32, p. 217-243; R.J. van Galen, Het Wetsontwerp Homologatie Onderhands Akkoord, Ondernemingsrecht 2020/39, p. 193-207; R.J. van Galen, Het Wetsontwerp Homologatie Onderhands Akkoord (vervolg op Ondernemingsrecht 2020/39), Ondernemingsrecht 2020/129, p. 737-740. De WHOA biedt tevens de mogelijkheid aan schuldeisers, aandeelhouders of werknemers (via de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging) te verzoeken tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, die een akkoord kan aanbieden.5xIn deze bijdrage richt ik mij slechts op de gevallen waarin de schuldenaar een akkoord aanbiedt. De schuldenaar selecteert zelf aan wie hij het akkoord wil aanbieden, richt de stemprocedure in en stelt het stemverslag op. Het akkoord wordt conform de wettelijke vereisten aan stemgerechtigde schuldeisers en/of aandeelhouders voorgelegd in klassen.6xStemgerechtigd zijn schuldeisers en aandeelhouders van wie de rechten op basis van het akkoord worden gewijzigd, zie art. 381 lid 3 Fw. Voorts bepaalt art. 374 Fw dat zij in klassen worden ingedeeld. Voor meer over de klassenindeling onder de WHOA, zie A. Bouts & M.A. Broeders, Indeling in klassen: de basis en legitimatie van het akkoord, FIP 2021/215, p. 22-29. Een klasse van stemgerechtigden heeft het akkoord aangenomen, als een groep van schuldeisers respectievelijk aandeelhouders die samen minstens twee derden vertegenwoordigen van het totale bedrag aan vorderingen van schuldeisers respectievelijk het geplaatste kapitaal van aandeelhouders die binnen die klasse een stem hebben uitgebracht voor het akkoord stemmen.7xArt. 381 lid 7 en 8 Fw. Als het akkoord is aangenomen, kan de schuldenaar de rechter verzoeken het akkoord te homologeren. Een gehomologeerd akkoord is bindend voor alle stemgerechtigde schuldeisers en/of aandeelhouders (ook voor tegenstemmende, afwezige en stemonthoudende stemgerechtigden).8xArt. 385 Fw. Vgl. Rb. Noord-Holland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1996.

      De eerste 21 uitspraken zien op uiteenlopende onderwerpen binnen een WHOA-akkoordprocedure. Zo zien acht uitspraken op het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige ex art. 371 Fw.9xRb. Noord-Nederland 19 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:111; Rb. Noord-Nederland 26 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:244; Rb. Noord-Nederland 29 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:285; Rb. Noord-Nederland 17 februari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:602; Rb. Den Haag 5 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2033; Rb. Midden-Nederland 19 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1113; Rb. Midden-Nederland 26 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1255; Rb. Den Haag 1 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3228. Een zestal uitspraken ziet op het afkondigen van een afkoelingsperiode ex art. 376 Fw.10xRb. Den Haag 15 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:198, JOR 2021/77 m.nt. O. Salah; Rb. Amsterdam 15 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:84; Rb. Gelderland 21 januari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:363; Rb. Noord-Nederland 29 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:509; Rb. Gelderland 4 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1126; Rb. Den Haag 2 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3227. Twee uitspraken zien op de bescherming van krediet voor de voortzetting van het bedrijf tegen pauliana-risico’s11xRb. Rotterdam 3 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1768; Rb. Noord-Nederland 26 maart 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1100. en één uitspraak betreft de klassenindeling.12xRb. Rotterdam 3 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1769. Tot op heden zijn er vier uitspraken geweest waarin de homologatie van een WHOA-akkoord aan bod is gekomen.13xRb. Noord-Holland 27 januari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:708; Rb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398; Rb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:509; Rb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128. Deze vier uitspraken zijn gedaan in drie verschillende zaken: in de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland d.d. 27 januari 2021 werd namelijk slechts bepaald dat de homologatiezitting op 2 februari 2021 zou plaatsvinden,14xZie Rb. Noord-Holland 27 januari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:708. waarna de homologatiebeslissing in deze zaak volgde op 19 februari 2021.15xZie Rb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398. Als gevolg hiervan zijn er dus in feite slechts drie homologatiebeslissingen geweest. In deze bijdrage zal ik deze drie homologatiebeslissingen bespreken. De homologatie van een akkoord vormt immers het sluitstuk van een WHOA-procedure en tijdens de homologatiezitting worden de belangrijkste voorwaarden onder de WHOA getoetst.

      Alvorens de hiervoor genoemde homologatiebeslissingen te bespreken, zal ik in paragraaf 2 in hoofdlijnen de homologatie van een akkoord onder de WHOA behandelen. Vervolgens bespreek ik in paragraaf 3 de eerste zaak, waarin een homologatieverzoek werd afgewezen. Hierbij komen met name de algemene afwijzingsgronden aan de orde. In paragraaf 4 behandel ik een uitspraak waarin een homologatieverzoek werd toegewezen, waarin geen beroep was gedaan op de aanvullende afwijzingsgronden. In paragraaf 5 bespreek ik een uitspraak waarin ondanks een beroep van een tegenstemmende schuldeiser op een aanvullende afwijzingsgrond een akkoord werd gehomologeerd. In paragraaf 6 volgt tot slot een conclusie.

    • 2 De homologatie van een akkoord

      Om partijen zo veel mogelijk ruimte te bieden om in goed overleg tot een akkoord te komen dat is toegesneden op de specifieke omstandigheden van het geval, is de WHOA zo veel mogelijk vormgegeven als een kaderregeling.16xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 6 (MvT). De betrokkenheid van de rechter is dan ook in beginsel beperkt tot aan het moment waarop een homologatieverzoek wordt ingediend.17xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 6 (MvT). In de praktijk gaat een akkoordprocedure gepaard met uitvoerige onderhandelingen met verschillende stakeholders bij een herstructurering. De schuldenaar onderhandelt met de belangrijkste schuldeisers en/of aandeelhouders over de voorwaarden van het akkoord, richt zelf de stemprocedure in met inachtneming van de wettelijke vereisten en legt het akkoord voor aan stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders die kunnen worden ingedeeld in verschillende klassen. Anders dan in surseance van betaling en faillissement vindt er geen formele schuldeisersvergadering18xArt. 255 Fw. respectievelijk verificatievergadering19xArt. 139 Fw. ten overstaan van een rechter-commissaris plaats.20xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 14 (MvT). Een verzoek tot homologatie van een akkoord kan dan ook het eerste moment zijn waarop een rechter wordt betrokken bij de poging om een akkoord tot stand te brengen onder de WHOA.21xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 66 (MvT). In dat geval is de beslissing op het homologatieverzoek – dat het sluitstuk van het traject markeert – tevens de openingsbeslissing onder de WHOA.22xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 37 (MvT).

      Als het akkoord in alle klassen is aangenomen, dient de schuldenaar een homologatieverzoek in (tenzij er sprake is van een cross-class cram down, waarover hierna meer volgt). Stemgerechtigde schuldeisers en/of aandeelhouders kunnen tot aan de dag van de homologatiezitting bij de rechtbank een met redenen omkleed schriftelijk verzoek indienen tot afwijzing van het homologatieverzoek.23xArt. 383 lid 4 Fw. Tijdens de homologatiezitting toetst de rechter of de gronden voor afwijzing van een akkoord ex art. 384 Fw zich voordoen. Deze gronden kunnen worden onderverdeeld in de algemene afwijzingsgronden (art. 384 lid 2 Fw) en de aanvullende afwijzingsgronden (art. 384 lid 3 en 4 Fw).

      De rechtbank toetst ambtshalve of een van de algemene afwijzingsgronden in art. 384 lid 2 Fw zich voordoet. De rechtbank wijst het homologatieverzoek af als daarvan sprake is. Een belangrijke algemene afwijzingsgrond betreft het ingangscriterium voor de WHOA, namelijk of sprake is van de toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat de schuldenaar met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan (de toestand van onvermijdelijke insolventie).24xArt. 384 lid 2 sub a Fw. Er kan enige tijd liggen tussen het moment waarop de toestand van onvermijdelijke insolventie intreedt en de daadwerkelijke insolventie; de memorie van toelichting geeft het voorbeeld van een schuldenaar die voorziet dat hij een lening die over een jaar vervalt niet zal kunnen terugbetalen en bij het vervallen van die lening insolvent zal raken.25xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 33-34, p. 15 (MvT). De toestand van onvermijdelijke insolventie wordt niet alleen getoetst als algemene afwijzingsgrond voor het homologatieverzoek, maar is ook relevant voor de vraag of de schuldenaar lopende overeenkomsten kan herstructureren onder de WHOA.26xArt. 385 lid 5 Fw. De WHOA biedt namelijk in art. 373 Fw de schuldenaar die een overeenkomst wil herstructureren de mogelijkheid zijn wederpartij een voorstel te doen tot wijziging of beëindiging van die overeenkomst. Stemt de wederpartij niet in met het voorstel, dan kan de schuldenaar de overeenkomst tussentijds eenzijdig opzeggen en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding herstructureren onder het aangeboden WHOA-akkoord.27xArt. 373 lid 2 Fw. Het homologatieverzoek bevat dan tevens een verzoek om toestemming voor die opzegging.28xArt. 383 lid 7 Fw. De rechtbank wijst het verzoek tot eenzijdige opzegging slechts af indien de eerdergenoemde toestand van onvermijdelijke insolventie ontbreekt.29xArt. 384 lid 5 Fw.

      Er zijn ook andere algemene afwijzingsgronden. Deze gronden komen grotendeels overeen met de afwijzingsgronden voor een verzoek tot homologatie van een surseance- en faillissementsverzoek.30xArt. 384 lid 2 sub e, g, h en i Fw. Vgl. art. 272 Fw in surseance en art. 153 Fw in faillissement. Onder de WHOA zijn voorts algemene afwijzingsgronden geïntroduceerd die ervoor waken dat de schuldenaar aan de wettelijke vereisten voor de inhoud en aanbieding van een WHOA-akkoord heeft voldaan.31xArt. 384 lid 2 sub b, c, d en f Fw. Zoals hierboven reeds vermeld, is de schuldenaar zelf verantwoordelijk voor de inhoud en aanbieding van het akkoord, maar tijdens de homologatiezitting toetst de rechtbank of hij daarbij de wettelijke vereisten in acht heeft genomen. De algemene afwijzingsgronden zijn dan ook met name bedoeld om een zuivere besluitvorming te borgen.32xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 15 (MvT). Daaronder valt ook de ambtshalve bevoegdheid van de rechtbank om het homologatieverzoek af te wijzen als er andere redenen zijn die zich tegen de homologatie verzetten.33xArt. 384 lid 2 sub i Fw. Indien geen van de algemene afwijzingsgronden zich voordoet en geen stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder zich heeft verzet tegen de homologatie, dan zal de rechtbank het homologatieverzoek toewijzen.

      Mocht een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder zich wel verzetten tegen de homologatie, dan gaat de rechtbank na of een aanvullende afwijzingsgrond aanwezig is. Dat betekent dat een aanvullende afwijzingsgrond alleen aan bod komt indien een van de stemgerechtigde schuldeisers of aandeelhouders zich daarop beroept. Met de aanvullende afwijzingsgronden wordt beoogd ervoor te zorgen dat het akkoord een herstructureringsplan omvat dat redelijk is.34xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 15 (MvT). In lid 3 van art. 384 Fw staat de best-interest-of-creditors test: de rechtbank kan het homologatieverzoek afwijzen als summierlijk blijkt dat een schuldeiser of aandeelhouder op basis van het akkoord slechter af is dan bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement. In dat geval wordt namelijk het aangeboden akkoord geacht oneerlijk te zijn.35xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 17 (MvT). Een beroep op de best-interest-of-creditors test moet echter wel zijn gedaan door een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder die zelf niet met het akkoord heeft ingestemd of die ten onrechte niet tot de stemming is toegelaten. Is aan de best-interest-of-creditors test voldaan, dan wijst de rechtbank het homologatieverzoek toe.

      Bovenstaande gaat uit van de situatie waarin alle klassen voor het akkoord hebben gestemd. De WHOA biedt echter ook de mogelijkheid voor een cross-class cram down.36xArt. 383 lid 1 Fw. Dat wil zeggen dat het akkoord niet door alle klassen hoeft te zijn aangenomen, maar dat de schuldenaar al kan verzoeken tot homologatie als ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd. De instemmende klasse dient dan wel een ‘in-the-money’-klasse te zijn.37xArt. 383 lid 1 Fw. In het geval van een cross-class cram down stelt de rechtbank – indien er nog geen herstructureringsdeskundige is aangewezen – een observator aan.38xArt. 383 lid 4 Fw. De observator heeft tot taak toezicht te houden op de totstandkoming van het akkoord en daarbij oog te hebben voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers.39xArt. 380 lid 1 Fw. Hij voert daarbij zijn taak doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk uit, zie art. 380 lid 4 jo. art. 371 lid 6 Fw.

      In het geval van een cross-class cram down geldt er nog een aantal aanvullende afwijzingsgronden. Deze gronden staan in art. 384 lid 4 Fw. De rechtbank kan het homologatieverzoek op deze gronden afwijzen als een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder zelf niet met het akkoord heeft ingestemd én is ingedeeld in een klasse die niet met het akkoord heeft ingestemd (of die ten onrechte niet tot de stemming is toegelaten en in een klasse die niet met het akkoord heeft ingestemd, had moeten worden ingedeeld). De belangrijkste afwijzingsgrond van lid 4 is de absolute priority rule in sub b: het akkoord wordt afgewezen als bij de verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd ten nadele van de niet-instemmende klasse wordt afgeweken van een wettelijke of contractuele rangorde, tenzij voor die afwijking een redelijke grond bestaat en de desbetreffende schuldeiser of aandeelhouder daardoor niet in zijn belang wordt geschaad. Een akkoord dat de absolute priority rule schendt, wordt eveneens geacht oneerlijk te zijn.40xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 17 (MvT). Voorts is er een drietal andere afwijzingsgronden in art. 384 lid 4 Fw. Als deze afwijzingsgronden zich niet voordoen, dan wijst de rechter het homologatieverzoek toe, waarmee de cross-class cram down een feit is.

      Zoals reeds vermeld, zijn er inmiddels drie beslissingen geweest waarin een rechter zich heeft uitgelaten over een verzoek tot homologatie van een WHOA-akkoord. In de volgende paragrafen bespreek ik deze drie homologatiebeslissingen.

    • 3 Uitspraak rechtbank Den Haag: de afwijzing van een homologatieverzoek

      Op 2 maart 2021 is voor het eerst een homologatieverzoek van een WHOA-akkoord afgewezen,41xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798. waardoor de zaak ook internationaal publiciteit genoot.42xD. Lawson, Dutch Scheme Rejected for First Time, Global Restructuring Review, 3 maart 2021 (https://globalrestructuringreview.com/scheme-of-arrangement/dutch-scheme-rejected-first-time). In deze zaak was reeds eerder dit jaar een uitspraak gedaan over het afkondigen van een afkoelingsperiode; dat was überhaupt de eerste WHOA-uitspraak.43xRb. Den Haag 15 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:198, JOR 2021/77 m.nt. O. Salah. In deze homologatiebeslissing kwamen de algemene afwijzingsgronden voor een verzoek tot homologatie van een akkoord aan de orde.

      3.1 Feiten en procesverloop

      De schuldenaar, een eenmanszaak in Den Haag, kampt met financiële problemen en vraagt in februari 2020 een financiering van € 200.000 aan bij de gemeente Den Haag op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz).44xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 2.6. De gemeente verzoekt het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) een levensvatbaarheidsonderzoek te verrichten resulterend in een rapport (IMK-rapport), waarna de gemeente het financieringsverzoek afwijst. De schuldenaar zoekt vervolgens zijn heil in de WHOA. Op 4 januari 2021 – direct na de inwerkingtreding van de WHOA op de eerste werkdag van het jaar – dient hij een verklaring ex art. 370 lid 3 Fw in ter griffie van de rechtbank.45xOp dezelfde datum verzoekt hij tevens tot afkondiging van een afkoelingsperiode ex art. 376 Fw. Op 15 januari 2021 kondigt de rechtbank Den Haag een afkoelingsperiode van twee maanden af, heft zij twee beslagen op, en bepaalt zij dat de schuldenaar haar binnen een maand moet informeren over de voortgang van de akkoordprocedure. Voor meer over deze uitspraak, zie Rb. Den Haag 15 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:198, JOR 2021/77 m.nt. O. Salah.

      Vier dagen later biedt de schuldenaar aan zijn schuldeisers een akkoord aan ex art. 370 lid 1 Fw. Onder het akkoord zijn de schuldeisers onderverdeeld in twee klassen:

      1. een klasse van preferente schuldeisers (in casu alleen de Belastingdienst, die een uitkering van 45% op zijn vordering krijgt); en

      2. een klasse van concurrente schuldeisers (die een uitkering van 22,5% op hun vordering krijgen).46xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 2.8.

      Van de in totaal achttien schuldeisers met concurrente vorderingen brengen negen tijdig een stem uit.47xHet verzoekschrift en een schrijven aan schuldeisers maakten kennelijk per abuis vermelding van tien schuldeisers die zouden hebben gestemd. Zie Rb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 2.11-2.12. Zij stemmen allen voor het akkoord, waarmee het akkoord is aangenomen in de klasse met concurrente schuldeisers. In de klasse met preferente schuldeisers vindt (uiteindelijk) geen stemming plaats.

      3.2 De afwijzing van het homologatieverzoek

      De rechtbank wijst het verzoek tot homologatie af op grond van de algemene afwijzingsgronden van art. 384 lid 2 Fw. De rechtbank oordeelt dat sprake is van de algemene afwijzingsgronden van art. 384 lid 2 sub b en c Fw.

      Art. 384 lid 2 sub b Fw bepaalt dat de schuldenaar jegens alle stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders moet voldoen aan de verplichtingen ex art. 381 lid 1 en 383 lid 5 Fw, tenzij de desbetreffende schuldeisers verklaren het akkoord te aanvaarden. Op grond van art. 383 lid 5 Fw dient de schuldenaar onverwijld schriftelijk kennis te geven aan de stemgerechtigde schuldeisers en/of aandeelhouders van de beschikking inzake de vaststelling van de datum en het tijdstip van de homologatiezitting. De schuldenaar heeft deze verplichting geschonden. Weliswaar is de keuze voor de wijze van oproeping aan de verzoeker, waarbij hij bij niet-verschijnen van een partij inzichtelijk moet maken dat kenbaar is opgeroepen,48xArt. 1.10 Landelijk procesreglement WHOA zaken rechtbanken (www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/procesreglement-whoa-p.pdf). maar de rechtbank overweegt dat van een schuldenaar mag worden verlangd dat hij voorafgaand aan of tijdens de zitting laat zien dat en op welke wijze hieraan is voldaan. Verzoeker heeft dat in casu nagelaten.49xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.6. Pas nadat de rechtbank hier tijdens de homologatiezitting om heeft gevraagd, heeft verzoeker deze stukken aan de rechtbank gezonden.50xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 1.11 en 3.6. Dit speelde overigens ook ten aanzien van de verplichting ex art. 381 lid 1 Fw. Volgens de rechtbank mag in de gevallen waar een (groot) deel van de stemgerechtigden geen stem heeft uitgebracht (zoals in casu) van de verzoeker worden verwacht dat deze reeds bij het homologatieverzoek de documenten overlegt waaruit blijkt dat aan art. 381 lid 1 Fw is voldaan. De verzoeker heeft dit aanvankelijk nagelaten, maar naar aanleiding van vragen van de rechtbank aanvullende stukken gezonden waaruit bleek dat aan het vereiste van art. 381 lid 1 Fw is voldaan. Zie Rb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 1.11 en 3.5. Uit de ingediende stukken blijkt dat aan de stemgerechtigde schuldeisers een verkeerd tijdstip is gecommuniceerd (het tijdstip in de brief vermeldt 11.00 uur, terwijl de zitting om 13.00 uur plaatsvond).51xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.6. De rechtbank oordeelt dat nu niet alle stemgerechtigde schuldeisers het akkoord hebben aanvaard, een afwijzingsgrond van art. 384 lid 2 sub b Fw zich voordoet.52xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.6.

      Voorts oordeelt de rechtbank dat ook de afwijzingsgrond van art. 384 lid 2 sub c Fw zich voordoet. Het akkoord dient namelijk alle informatie te bevatten die de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders nodig hebben om zich voor het plaatsvinden van de stemming een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen over het akkoord met een lijst van aan te leveren informatie, alsmede een aantal door de wet voorgeschreven bijlagen.53xArt. 375 Fw. De met het akkoord overgelegde bijlagen toonden gebreken op meerdere punten: op de crediteurenlijst ontbraken de namen van een vijftal stemgerechtigde schuldeisers;54xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.9. Zie tevens art. 375 lid 2 sub b onder 1 Fw. ter terechtzitting bleek dat sprake was van een niet eerder vermelde schuld aan een verhuurder;55xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.10. Zie tevens art. 375 lid 2 sub c Fw. na sluiting van de termijn waarbinnen kon worden gestemd werd schuldeisers medegedeeld dat het akkoord op een klasse (en niet langer op twee klassen) zag, dat onduidelijkheid bestond over de vordering van de Belastingdienst, dat een van de concurrente schuldeisers (toch) een pandrecht had, en dat de oorzaak van de financiële problemen anders was dan eerder gecommuniceerd.56xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.10-3.11. Zie tevens art. 375 lid 2 sub e onder 1 Fw. Bovendien bleken de ingediende financiële gegevens onjuist en inconsistent te zijn.57xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.12-3.13. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de informatie die in het akkoord en de bijlagen was opgenomen hiaten en onjuistheden bevatte, die zodanige gebreken in de informatievoorziening toonden dat de stemgerechtigde schuldeisers niet voldoende in staat waren gesteld een afgewogen keuze te maken.58xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.15. De rechtbank oordeelt dat zij er dan ook niet van uit kan gaan dat zonder deze gebreken de uitkomst van de stemming dezelfde zou zijn geweest.59xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.15.

      Tot slot oordeelt de rechtbank dat zij het onaannemelijk acht dat de bedrijfsactiviteiten van verzoeker levensvatbaar zijn en met het akkoord een faillissement kan worden afgewend.60xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.20. Het IMK-rapport lijkt hier een belangrijke rol te hebben gespeeld. Dat rapport was aanvankelijk niet overgelegd. Nadat de rechtbank de schuldenaar had opgedragen dat te doen, werd het rapport ingediend.61xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 1.7-1.8. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis bij de WHOA merkt de rechtbank op dat de WHOA primair ziet op ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast insolvent dreigen te raken, maar beschikken over bedrijfsactiviteiten die nog wel levensvatbaar zijn.62xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.16-3.19. Zie tevens Kamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 1 (MvT). Volgens de rechtbank is bij een eenmanszaak niet alleen van belang of de bedrijfsactiviteiten tot een positief financieel resultaat kunnen leiden, maar ook of dat positieve resultaat de ondernemer in staat stelt om in de kosten van levensonderhoud te voorzien. Onder meer onder verwijzing naar het IMK-rapport komt de rechtbank tot de conclusie dat het bedrijf van de schuldenaar niet levensvatbaar is.63xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.16-3.19. Hoewel dit niet expliciet wordt genoemd in de uitspraak, lijkt de rechtbank hier gebruik te maken van de ambtshalve bevoegdheid om het homologatieverzoek af te wijzen om andere redenen die zich tegen de homologatie verzetten ex art. 384 lid 2 sub i Fw.

      3.3 Het belang van de algemene afwijzingsgronden

      Deze uitspraak laat voornamelijk het belang van de algemene afwijzingsgronden zien. Een akkoord onder de WHOA biedt een schuldenaar vrij vergaande en flexibele mogelijkheden om schuldeisers en aandeelhouders tegen hun wil in te binden aan een dwangakkoord. De algemene afwijzingsgronden borgen een zuiver besluitvormingsproces. De wetgever merkte reeds op dat de vraag of een akkoord kan worden gehomologeerd, in grote mate zal afhangen van de steun die er voor het akkoord is.64xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 16 en 68 (MvT). Een zuiver besluitvormingsproces is noodzakelijk voor de legitimiteit van de uitgebrachte steun voor het akkoord. De rechtbank acht dit in de onderhavige zaak te meer relevant, nu slechts de helft van de concurrente schuldeisers had gestemd en van de twee hoogste vorderingen (gezamenlijk goed voor ruim 85% van het totale bedrag aan vorderingen van de schuldeisers die hebben gestemd) geen toelichting is gegeven op het ontstaan dan wel bestaan van die vorderingen.65xRb. Den Haag 2 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1798, r.o. 3.3.

      Uit deze uitspraak volgt dat de rechtbank de algemene afwijzingsgronden strikt toetst. Het akkoord is aangenomen door 100% in de klasse van concurrente schuldeisers (de enige klasse die uiteindelijk over het akkoord mocht stemmen), nu voor de stemmingsuitslag slechts wordt gekeken naar de daadwerkelijk uitgebrachte stemmen.66xArt. 381 lid 7 Fw. De rechtbank wijst het homologatieverzoek desalniettemin af. Hoewel de rechtbank eerder in het proces een afkoelingsperiode van twee maanden afkondigde en twee beslagen ophief, bewaakt zij wel de ondergrens voor de homologatie van een akkoord. Mijns inziens is het oordeel van de rechtbank goed te volgen. Deze uitspraak laat dan ook zien dat de rechtbank de belangen van schuldeisers zal waarborgen in de situaties waarin zij niet in de gelegenheid zijn geweest zich een gewogen oordeel te vormen over (de participatie bij) een WHOA-akkoord.

      De uitspraak laat nog een andere ondergrens zien: een WHOA-akkoord ziet primair op ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast insolvent dreigen te raken, maar beschikken over bedrijfsactiviteiten die nog wel levensvatbaar zijn.67xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 1 (MvT). Het herstructureren van schulden van bedrijven die niet levensvatbaar zijn, behoort niet tot de mogelijkheden onder de WHOA. Dit betekent overigens niet dat een gecontroleerde afwikkeling niet mogelijk is.68xZie Kamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 2 (MvT). Recent werd door de rechtbank Amsterdam in een andere zaak bevestigd dat ook een afkoelingsperiode kan worden afgekondigd in het geval een schuldenaar middels een WHOA-akkoord een gecontroleerde afwikkeling wenst te bewerkstelligen. Zie Rb. Amsterdam 15 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:84. Zie tevens noot Salah bij Rb. Den Haag 15 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:198, JOR 2021/77, waarin de uitspraak van de rechtbank Amsterdam ook wordt besproken. Het is echter niet mogelijk schulden te herstructureren terwijl op voorhand duidelijk is dat de schuldherstructurering kansloos is en de schuldenaar alsnog zal afstevenen op een faillissement.

    • 4 Uitspraak rechtbank Gelderland: de homologatie van een WHOA-akkoord

      In de vorige uitspraak kwam het belang van de algemene afwijzingsgronden goed naar voren. De rechter zal de aanvullende afwijzingsgronden slechts toetsen als een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder zich daarop beroept. Dat betekent dat indien het akkoord door de vereiste meerderheid is aangenomen, de algemene afwijzingsgronden zich niet voordoen en geen stemgerechtigde zich tegen homologatie verzet, de rechter een akkoord zal homologeren. Dat was het geval in de uitspraak van 10 maart 2021.69xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128.

      4.1 Feiten en procesverloop

      Verzoekster en haar maten (hierna: verzoekers) exploiteren een boerenbedrijf. ABN AMRO financierde de exploitatie tot december 2019, maar na opzegging en opeising van het krediet komen verzoekers in financiële problemen.70xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 2.2. In verband met een schuldenlast van in totaal € 1.213.852,81, verdeeld over 52 schuldeisers, starten zij een WHOA-akkoordprocedure. Verzoekers hebben op 5 januari 2021 startverklaringen ex art. 370 lid 3 Fw gedeponeerd, gevolgd door het aanbieden van een akkoord aan hun schuldeisers op 6 januari 2021. De schuldeisers zijn verdeeld in twee klassen:

      1. een klasse van preferente schuldeisers (in casu alleen de Belastingdienst); en

      2. een klasse van concurrente schuldeisers.71xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 2.3.

      Het akkoord wordt in beide klassen aangenomen door de vereiste meerderheden. In de klasse met concurrente schuldeisers hebben volgens het stemverslag 43 van de 51 schuldeisers voor het akkoord gestemd. Zij vertegenwoordigen een bedrag van € 792.052,39, en dat is gelijk aan 74,93% van de totale schuld binnen die klasse,72xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 2.5.1. maar uit de uitspraak van de rechtbank wordt niet duidelijk welk percentage zij vertegenwoordigen van de totale schuld van de schuldeisers die binnen die klasse een stem hebben uitgebracht. In het kader van art. 381 lid 7 Fw is uiteraard slechts dat laatste relevant, maar dat kan alleen maar hoger zijn geweest dan 74,93%, en daarmee is voldaan aan de vereiste meerderheid van twee derden. In de klasse van preferente schuldeisers heeft de Belastingdienst als enige schuldeiser voor het akkoord gestemd. De Belastingdienst heeft zijn stem telefonisch uitgebracht binnen de stemmingstermijn en later schriftelijk bevestigd,73xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 2.5.2. hetgeen de rechtbank acceptabel acht.74xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.7. Nadat het akkoord in alle klassen is aangenomen, hebben verzoekers op 10 februari 2021 een verzoek tot homologatie van het akkoord ingediend.

      De rechtbank homologeert het homologatieverzoek. De rechtbank doorloopt de nodige stappen voor homologatie van een WHOA-akkoord.

      4.2 Ontvankelijkheid

      De rechtbank stelt vooreerst vast dat verzoekers hebben gekozen voor een besloten akkoordprocedure en dat zij rechtsmacht heeft ex art. 369 lid 7 Fw jo. art. 3 Rv. Vervolgens toetst de rechtbank of verzoekers in hun verzoek tot homologatie op basis van art. 369 Fw kunnen worden ontvangen. Art. 369 Fw bepaalt dat de WHOA niet van toepassing is op natuurlijke personen die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen en ook niet op banken en verzekeraars. De rechtbank overweegt dat uit het verzoekschrift weliswaar blijkt dat verzoekers hun voor de bedrijfsuitoefening gebruikte eigendommen hebben moeten verkopen, nadat ABN AMRO het krediet had opgezegd en opgeëist, en dus geen eigen boerenbedrijf meer hebben, maar dat zij wel nog steeds een zelfstandig beroep uitoefenen op basis van een overeenkomst van opdracht.75xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.4. Volgens de rechtbank blijkt ook uit het bij het verzoekschrift overgelegde uittreksel uit het handelsregister dat verzoekers nog steeds een zelfstandig beroep uitoefenen binnen hun maatschap.76xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.4. Om voorgaande redenen komt de rechtbank tot de conclusie dat verzoekers in hun verzoek kunnen worden ontvangen.

      De redenering van de rechtbank is te volgen ten aanzien van de ontvankelijkheidsvraag, maar werpt wel een andere vraag op, namelijk of hier sprake is van een geconsolideerd akkoord. Het verzoek is ingediend door drie partijen: de verzoekster en haar maten. Aangezien het een besloten akkoordprocedure betreft, zijn de namen van de partijen niet gepubliceerd. Het is onduidelijk of het hier gaat om één akkoord aangeboden door een maatschap. Men zou kunnen betogen dat een maatschap een WHOA-akkoord kan aanbieden, aangezien een maatschap ook failliet kan worden verklaard.77xAsser/Maeijer & Van Olffen 7-VII 2017/188. Vgl. HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251, NJ 2017/8 m.nt. P.M. Veder. Ofschoon dit niet helemaal duidelijk is, wekt de uitspraak in bepaalde delen de suggestie dat van voorgaande geen sprake is geweest. De rechtbank overweegt namelijk dat de verzoekers natuurlijke personen zijn die een zelfstandig beroep uitoefenen binnen hun maatschap.78xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 2.2 en 3.4. De uitspraak verwijst ook consistent naar de verzoekers in meervoud. Indien het hier inderdaad om drie separate schuldenaren gaat, is het opvallend dat zij gezamenlijk slechts één akkoord hebben aangeboden waarmee al hun schulden gezamenlijk zijn gestructureerd. De WHOA biedt namelijk niet de mogelijkheid om een geconsolideerd akkoord aan te bieden (zoals hierna in par. 5 nader zal worden besproken).

      4.3 De algemene afwijzingsgronden en het belang van het stemverslag

      De rechtbank toetst vervolgens of sprake is van de algemene afwijzingsgronden voor homologatie van het akkoord en komt tot de conclusie dat geen van de algemene afwijzingsgronden in art. 384 lid 2 Fw zich voordoen.79xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.5-3.7. Volgens de rechtbank is sprake van een compleet en helder dossier, waarbij op relatief eenvoudige wijze duidelijk wordt hoe men tot bepaalde berekeningen en de daarop gebaseerde beslissingen is gekomen.80xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.6. De stemming is echter niet helemaal vlekkeloos verlopen. Na de sluitingsdatum voor de stemming zijn er nog stemverklaringen binnengekomen. Ten aanzien daarvan oordeelt de rechtbank dat zij bij het beoordelen van het verzoek tot homologatie zal uitgaan van het ingediende stemverslag en geen rekening zal houden met latere (gewijzigde) stemverklaringen.81xDe stem van de Belastingdienst valt niet onder de stemmen die de rechtbank negeert. De Belastingdienst had immers binnen de stemmingstermijn een stem uitgebracht, zij het dat dat destijds nog telefonisch was en later schriftelijk is vastgelegd. De schuldenaar bepaalt echter zelf hoe de stemming plaatsvindt en mag daarvoor ook elektronische middelen gebruiken. Zie Rb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.7. Zij oordeelt dat de wet dit niet toelaat, aangezien een van de doelstellingen van het stemverslag het geven van inzicht aan schuldeisers die mogelijk willen opkomen tegen de homologatie is.82xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.8. Indien rekening zou worden gehouden met latere wijzigingen, dan zou het stemverslag van enige betekenis ontbloot zijn en wordt aan schuldeisers de kans ontnomen zich een correct beeld te vormen van de stemuitslag die aan de rechtbank wordt voorgelegd ten tijde van de beslissing over het homologatieverzoek.83xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.8. Mijns inziens is dit oordeel van de rechtbank juist en bewaakt zij hiermee een ondergrens in een procedure die in de kern wordt gekenmerkt door flexibiliteit. Anders dan in surseance van betaling en faillissement vindt de stemming niet ten overstaan van een rechter-commissaris tijdens een formele schuldeisersvergadering respectievelijk verificatievergadering plaats.84xVgl. art. 255 en 139 Fw. Onder de WHOA staat het de schuldenaar vrij de stemprocedure zelf in te richten. Daarbij dient hij er dan echter wel voor te zorgen dat de stemprocedure zuiver wordt doorlopen en correct wordt vastgelegd in een stemverslag.

      Na de sluitingsdatum voor de stemming wordt ook duidelijk dat ten onrechte een concurrente schuldeiser buiten de akkoordprocedure is gehouden. De rechtbank overweegt dat mogelijk sprake is van een afwijzingsgrond ex art. 384 lid 2 sub c onder i Fw, nu een concurrente schuldeiser buiten de akkoordprocedure is gehouden, terwijl de stemgerechtigde schuldeisers daarvan niet op de hoogte waren.85xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.9. Echter, na de zitting hebben verzoekers deze schuldeiser verzocht het aanbod te accepteren. Zij heeft daarmee ingestemd. Volgens de rechtbank is een separate overeenkomst tot stand gekomen met deze schuldeiser.86xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.9. Hoewel deze schuldeiser in formele zin anders wordt behandeld dan de overige schuldeisers (nu zij geen deel uitmaakt van het akkoord), maakt het feit dat zij als gevolg van de separate overeenkomst in materieel opzicht wel gelijk wordt behandeld, dat die ongelijkheid en het feit dat de schuldeisers hierover niet tijdig zijn geïnformeerd in dit geval niet tot afwijzing van het homologatieverzoek hoeven te leiden, aldus de rechtbank.87xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.9. De rechtbank oordeelt dan ook dat dit gebrek aan het akkoord redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden.88xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 3.10. Mijns inziens maakt de rechtbank terecht gebruik van de mogelijkheid om het gebrek aan het akkoord te sauveren met de ‘tenzij-bepaling’ in art. 384 lid 2 sub c Fw, aangezien de ‘vergeten schuldeiser’ materieel op dezelfde wijze wordt behandeld als de stemgerechtigde schuldeisers met concurrente vorderingen.

      Geen schuldeiser heeft een verzoek ex art. 384 lid 3 en 4 Fw ingediend, waarmee de aanvullende afwijzingsgronden niet aan de orde zijn.89xRb. Gelderland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1128, r.o. 1.4-1.12 en 3.11-3.12. De rechtbank homologeert dan ook het akkoord ten aanzien van alle schuldeisers, behalve de ‘vergeten schuldeiser’ met wie een separate overeenkomst reeds tot stand is gekomen uit hoofde waarvan zij gebonden is aan materieel dezelfde uitkomst.

    • 5 Uitspraak rechtbank Noord-Holland: de aanvullende afwijzingsgronden voor een homologatieverzoek

      De allereerste uitspraak waarin een WHOA-akkoord werd gehomologeerd, betrof de herstructurering van lichtbedrijf Jurlights. De homologatie van het akkoord maakte duidelijk dat de WHOA – anders dan in de aanloop naar de inwerkingtreding van de wet werd opgemerkt – niet alleen inzetbaar is voor grote bedrijven, maar ook effectief kan worden gebruikt voor een schuldherstructurering door het mkb.90xR. Baurichter, Ondernemer ontsnapt aan corona-faillissement dankzij nieuwe wet, het Financieele Dagblad 23 februari 2021 (https://fd.nl/beurs/1374891/ondernemer-ontsnapt-aan-corona-faillissement-dankzij-nieuwe-wet-utc1ca2eh8n0); M. Smit, Lichtbedrijf gered van corona-faillissement dankzij nieuwe wet, RTL Nieuws 24 februari 2021 (www.rtlnieuws.nl/economie/bedrijven/artikel/5216360/wet-whoa-redding-bedrijven-faillissement-corona-schuldsanering); T. Opheikens, Niet failliet dankzij nieuwe wet, maar ‘te weinig ondernemers zijn op de hoogte’, NOS 27 februari 2021 (https://nos.nl/artikel/2370578-niet-failliet-dankzij-nieuwe-wet-maar-te-weinig-ondernemers-zijn-op-de-hoogte.html). Ook internationaal trok de eerste homologatie van een WHOA-akkoord in Nederland de aandacht.91xD. Lawson, First Dutch schemes sanctioned, Global Restructuring Review, 22 februari 2021 (https://globalrestructuringreview.com/scheme-of-arrangement/first-dutch-schemes-sanctioned).

      5.1 Feiten en procesverloop

      Jurlights B.V. (hierna: Jurlights) en Jurlights Holding B.V. (hierna: de Holding; en gezamenlijk met Jurlights: de Jurlights groep) vormen samen een onderneming die actief is in de evenementenbranche. De Holding is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Jurlights. Deze vennootschappen vormen samen een fiscale eenheid voor de omzet- en vennootschapsbelasting.92xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 2.2 en 3.1. Als gevolg van de coronacrisis is de onderneming per 15 maart 2020 direct stilgevallen, aangezien de evenementen die zij organiseerde door de lockdown niet meer waren toegestaan.93xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 2.4.

      Anticiperend op de inwerkingtreding van de WHOA, bood de Jurlights groep op 29 december 2020 een akkoord aan schuldeisers, die waren onderverdeeld in drie klassen:

      1. een klasse met een retentor op inventariszaken (die € 139.000 aangeboden kreeg en voor het overige in de klasse met concurrente schuldeisers werd ingedeeld);

      2. een klasse met preferente schuldeisers (in casu de Belastingdienst, die 21% van zijn vordering aangeboden kreeg); en

      3. een klasse met concurrente schuldeisers (die 16% van hun vorderingen aangeboden kregen).94xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 2.7.

      Het akkoord werd in alle klassen aangenomen.95xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.2 en 3.7. Vervolgens deponeerden de Holding en Jurlights een startverklaring ex art. 370 lid 3 Fw, gevolgd door een verzoekschrift tot homologatie van een akkoord, tevens een verzoek tot opzegging van een overeenkomst. De rechtbank Noord-Holland homologeert de akkoorden van de Holding en Jurlights en geeft tevens toestemming voor de eenzijdige opzegging van een duurovereenkomst van Jurlights.96xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398. De bindende werking van het gehomologeerde akkoord jegens stemgerechtigde schuldeisers is inmiddels ook getest in een separate procedure, waar de vordering van een concurrente schuldeiser tot betaling van een openstaande factuur – nadat het akkoord was gehomologeerd – werd afgewezen.97xDe rechtbank oordeelt dat voor zover de schuldeiser beoogt een toewijzend vonnis te krijgen voor het meerdere boven de 16%, een grondslag voor toewijzing daarvan ontbreekt, gezien de finale kwijting voor het restant van de vordering, zie Rb. Noord-Holland 10 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1996. De homologatiebeslissing bevat een aantal interessante elementen, die hierna worden besproken.

      5.2 Een eerste cross-class cram down?

      Zoals hierboven reeds opgemerkt, bevat de WHOA de mogelijkheid voor een cross-class cram down en geldt er in het geval van een cross-class cram down een aantal aanvullende afwijzingsgronden (bijvoorbeeld de absolute priority rule) die niet van toepassing zijn als een akkoord in alle klassen is aangenomen.98xVoor meer hierover, zie par. 2 hierboven. Als men naar de stemmingsuitslag van de onderhavige zaak kijkt, dan rijst de vraag of in deze zaak sprake is geweest van een cross-class cram down. De stemmingsuitslag was als volgt: (i) in de klasse met de retentor werd het akkoord aangenomen met 100%, (ii) in de klasse met preferente vorderingen is binnen de termijn geen stem uitgebracht, en (iii) in de klasse met concurrente schuldeisers werd het akkoord aangenomen met 95,25%.99xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 2.9-2.10. Na de sluiting van de stemming volgden nog vijf stemmen voor het akkoord in de klasse met concurrente schuldeisers, alsmede een e-mail waarin de Belastingdienst instemde met het akkoord.100xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 2.11-2.12. In r.o. 2.12 staat vermeld dat de preferente schuldeiser zich akkoord had verklaard met de homologatie, maar ik vermoed dat hiermee is bedoeld dat de Belastingdienst (in ieder geval) heeft ingestemd met het akkoord en (eventueel) zich ook nog akkoord verklaart met de homologatie. Strikt genomen volgde de voorstem van de Belastingdienst buiten de stemmingstermijn.

      Zoals hierboven vermeld bij de bespreking van de uitspraak van de rechtbank Gelderland, dienen stemmen die worden uitgebracht na het verstrijken van de stemmingstermijn niet te worden meegenomen bij het beoordelen van de vraag of een akkoord is aangenomen.101xZie paragraaf 4 hierboven. Daarbij zij opgemerkt dat de uitspraak van de rechtbank Gelderland in chronologie een latere uitspraak betreft. In de onderhavige zaak is het niet helemaal duidelijk of het initiële stemverslag reeds de voorstem van de Belastingdienst vermeldde. Het eerste stemverslag was gedeponeerd op 22 januari 2021.102xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 1.2. De e-mail van de Belastingdienst met zijn voorstem was verzonden op 21 januari 2021, dus in theorie was het mogelijk dat het eerste stemverslag reeds de stem van de Belastingdienst bevatte.103xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 2.12. Uit de uitspraak volgt echter wel dat op 1 februari 2021 een gecorrigeerd stemverslag werd ingediend,104xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 1.6. gevolgd door een nogmaals gecorrigeerd stemverslag op 3 februari 2021.105xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 1.10. Deze gang van zaken doet vermoeden dat het eerste stemverslag niet compleet en/of correct was. De rechtbank komt desalniettemin tot de conclusie dat alle klassen het akkoord hebben aangenomen en gaat daarbij niet in op de latere (te late?) stem van de Belastingdienst.106xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.2 en 3.7. Mogelijk speelde hier het gegeven dat dit het allereerste homologatieverzoek was een rol, hoewel de rechtbank hier niets over opmerkt ten aanzien van dit punt.

      5.3 Het herstructureren van groepsgaranties en een geconsolideerd WHOA-akkoord

      De WHOA biedt in art. 372 Fw een schuldenaar de mogelijkheid om een akkoord aan te bieden dat voorziet in de herstructurering van groepsgaranties afgegeven door rechtspersonen die samen met de schuldenaar een groep ex art. 2:24b BW vormen, mits aan de in dat artikel genoemde voorwaarden is voldaan.107xKamerstukken II 2018/19, 35249, nr. 3, p. 43 (MvT). Het voordeel hiervan is vooral procedureel van aard.108xTollenaar 2019, p. 228. In de onderhavige zaak komt de rechtbank tot de conclusie dat slechts voor de schulden aan de Belastingdienst sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van de Holding en Jurlights en dat ten aanzien daarvan was voldaan aan de vereisten van art. 372 Fw.109xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.1. De Jurlights groep wilde echter alle schulden van beide vennootschappen – zowel van de Holding als van Jurlights – herstructureren. Nadat de rechtbank hierover vragen had gesteld, lichtten de Holding en Jurlights toe dat beide vennootschappen ieder een eigen akkoord hadden aangeboden aan hun schuldeisers, maar dit was samengevoegd tot één akkoord.110xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 1.10, 1.11 en 3.1. De rechtbank oordeelt dat de Fw geen ruimte biedt voor een samengesteld / geconsolideerd akkoord, aangezien het uitgangspunt onder de WHOA is dat per vennootschap een afzonderlijk akkoord wordt aangeboden.111xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.1.

      Echter, de rechtbank oordeelt dat – hoewel er twee afzonderlijke akkoorden hadden moeten worden aangeboden – zij hier in dit specifieke geval geen gevolgen aan zal verbinden.112xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.2. Zij benadrukt daarbij (1) dat voor alle schuldeisers duidelijk moet zijn geweest dat in feite sprake is van twee akkoorden, (2) dat het duidelijk moet zijn geweest dat het een herstructurering van alle uitstaande schulden van beide vennootschappen betreft, en (3) dat voor zover de gescheiden vermogens niet waren gerespecteerd, geldt dat alle klassen van schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord.113xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.2. De rechtbank neemt daarbij tevens in overweging dat het onderhavige verzoek het eerste verzoek tot homologatie onder de nieuwe wet is en de wet misschien niet onverdeeld duidelijk is op dit punt.114xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.2. De rechtbank behandelt het verzoek tot homologatie dan ook als verzoeken tot homologatie van twee akkoorden. Hiermee komt de noodzaak van een beroep op art. 372 Fw tevens te vervallen, hoewel de rechtbank dit niet expliciet vermeldt.

      Het is bijzonder interessant dat in de eerste homologatiebeslissing al een belangrijk onderwerp aan bod komt dat in het geval van grote (internationale) herstructureringen vaak een rol speelt. In bepaalde jurisdicties is een dergelijk geconsolideerd akkoord wel mogelijk. Zo werd in de Braziliaanse herstructureringsprocedure (Recuperaçao Judicial) van Oi Telecom een substantive consolidation wel geaccepteerd.115xVoor meer hierover, zie R.J. Cooper, F.L. Cestero & J.W. Mosier, Oi S.A.: The saga of Latin America’s largest private sector in-court restructuring, Emerging Markets Restructuring Journal 2018, afl. 6, p. 209-221. Dit was echter pas mogelijk, nadat de schuldeisers van de desbetreffende vennootschappen per entiteit hadden ingestemd met een substantive consolidation. Hiermee werd de vraag of een geconsolideerd akkoord kan worden aangeboden gezien als een aangelegenheid waarover schuldeisers kunnen stemmen. In de Nederlandse faillissementen van de Oi-groepsmaatschappijen ging de Hoge Raad hierin niet mee. De Hoge Raad benadrukte dat – zelfs in het geval van een herstructurering van een internationale groep van met elkaar verbonden vennootschappen waar in Brazilië een geconsolideerde herstructurering van de groep plaatsvond – als uitgangspunt in insolventieprocedures de afzonderlijke rechtspersoonlijkheid van de leden van een groep geldt.116xHR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1281, NJ 2018/364 m.nt. Verstijlen, r.o. 3.7.1-3.7.4. Voor meer over de grensoverschrijdende erkenningsvraagstukken in de herstructurering van Oi Telecom, zie O. Salah, De erkenning van Nederlandse insolventieprocedures in de V.S., TvI 2020/42, p. 300-313.

      Mijns inziens is het oordeel van de rechtbank in de onderhavige WHOA-zaak terecht. Ook de WHOA biedt geen wettelijke grondslag voor een geconsolideerd akkoord.117xVgl. HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1280; HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1281, NJ 2018/364 m.nt. Verstijlen. De WHOA biedt ook geen wettelijke grondslag voor een stemming op dit punt. Evenmin kan worden betoogd dat dit een kwestie van contractsvrijheid is, nu een dwangakkoord juist met rechterlijke dwang tegenstemmende schuldeisers wordt opgelegd. Een andere benadering waarbij een geconsolideerd akkoord mogelijk zou zijn werpt complexe vragen op, bijvoorbeeld ten aanzien van de klassenindeling van schuldeisers van de verschillende rechtspersonen (denk aan de vraag of concurrente schuldeisers van vennootschap X in dezelfde klasse kunnen worden ingedeeld als concurrente schuldeisers van vennootschap Y, terwijl vennootschap X in een andere financiële toestand verkeert (en andere verhaalsmogelijkheden biedt) dan vennootschap Y).

      De WHOA biedt in art. 369 lid 8 Fw wel de mogelijkheid verzoeken betreffende verschillende akkoorden van groepsmaatschappijen gezamenlijk aan een van de relatief bevoegde rechtbanken voor te leggen.118xDe rechtbank wijst hier ook op: Rb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.1. Overigens is de WHOA op dit punt in lijn met de internationale herstructureringspraktijk. Ook in de Amerikaanse Chapter 11-procedure wordt per entiteit een separate procedure geopend, maar kan de behandeling daarvan wel plaatsvinden in een joint administration van de Chapter 11 cases.119xR.D. Vriesendorp & R. van den Sigtenhorst, Herstructureringen in de moderne financieringspraktijk: Nederland vs. de V.S., NTHR 2013, afl. 2, p. 94-101. Hetzelfde geldt voor een Engels scheme of arrangement, waarin per entiteit een scheme wordt aangeboden, maar de behandeling daarvan gezamenlijk kan plaatsvinden. Dit geldt eveneens voor het nieuwe Engelse restructuring plan onder Part 26A van de Companies Act 2006.120xVoor een recent voorbeeld, zie Re DeepOcean 1 UK Ltd [2021] EWHC 138 (Ch) (28 januari 2021).

      5.4 De best-interest-of-creditors test als aanvullende afwijzingsgrond

      In de onderhavige zaak komt een van de aanvullende afwijzingsgronden voor een homologatieverzoek aan de orde.121xDe rechtbank toetst overigens ook de algemene afwijzingsgronden van art. 384 lid 2 Fw en komt tot de conclusie dat geen van die gronden zich voordoet, zie Rb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.6-3.7. Een concurrente schuldeiser van Jurlights had een verweerschrift ingediend en verzocht de homologatie te weigeren. Deze schuldeiser had tegen het akkoord gestemd en onder meer aangevoerd dat haar factuur van voor de coronacrisis dateerde en zij de andere schuldeisers en het ontstaansmoment van hun vorderingen niet kende. De rechtbank toetst het verweerschrift aan de aanvullende afwijzingsgrond van art. 384 lid 3 Fw. Zij komt tot de conclusie dat is voldaan aan de best-interest-of-creditors test: er is niet summierlijk gebleken dat deze schuldeiser op basis van het akkoord slechter af is dan bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaren in faillissement.122xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.8-3.11. De rechtbank gaat terecht niet in op de (inhoudelijke) verweren van de tegenstemmende schuldeiser die niet zien op de best-interest-of-creditors test, aangezien de WHOA daarvoor geen ruimte biedt.123xDe rechtbank had reeds de conclusie bereikt dat van de ambtshalve gronden van art. 384 lid 2 Fw geen sprake was, zie Rb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.6-3.7 en 3.12.

      Mijns inziens komt de rechtbank ook terecht niet toe aan de aanvullende afwijzingsgronden van art. 384 lid 4 Fw, waaronder de absolute priority rule. De toetsing van de afwijzingsgronden van art. 384 lid 4 Fw is immers slechts aan de orde als de tegenstemmende schuldeiser tevens is ingedeeld in een klasse die niet met het akkoord heeft ingestemd. In casu had de klasse van concurrente schuldeisers met het akkoord ingestemd en was er geen sprake van een cross-class cram down.

      5.5 De opzegging van een duurovereenkomst

      In deze uitspraak kwam tot slot de opzegging van een duurovereenkomst aan de orde. Art. 373 Fw biedt een schuldenaar de innovatieve mogelijkheid een overeenkomst eenzijdig te beëindigen en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding te herstructureren onder het aangeboden WHOA-akkoord.124xZie paragraaf 2 hierboven. Jurlights had verzocht een huurovereenkomst voor printers te beëindigen en had de daaruit voortvloeiende schade geherstructureerd onder het akkoord. Art. 373 lid 1 Fw bepaalt dat een overeenkomst tussentijds eenzijdig kan worden opgezegd, mits (1) een akkoord is aangeboden dat wordt gehomologeerd door de rechtbank, en (2) de rechtbank toestemming geeft voor de eenzijdige opzegging. De rechtbank wijst het verzoek om toestemming voor opzegging van de overeenkomst toe als de schuldenaar in de toestand van onvermijdelijke insolventie verkeert.125xArt. 3:84 lid 5 Fw. In de onderhavige zaak was hieraan voldaan.126xRb. Noord-Holland 19 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1398, r.o. 3.12.

    • 6 Conclusie

      In deze bijdrage heb ik de homologatie van een WHOA-akkoord besproken, waarbij ik tevens stilstond bij de eerste drie homologatiebeslissingen in het eerste kwartaal van 2021. De rechtbank Den Haag had de primeur van de eerste afwijzing van een homologatieverzoek. Het verzoek werd afgewezen op grond van de algemene afwijzingsgronden die de rechter ambtshalve toetst. Een key lesson learned is dat een WHOA-akkoord zorgvuldig dient te worden voorbereid en de wettelijke vereisten strikt moeten worden nageleefd. De rechter zal deze streng toetsen om een zuiver besluitvormingsproces te borgen. In het verlengde hiervan laat de uitspraak van de rechtbank Gelderland – waar een homologatieverzoek wel werd gehomologeerd – zien dat de stemprocedure nauwkeurig moet worden gevolgd en het stemverslag zorgvuldig moet worden opgesteld. Stemmen die zijn uitgebracht na de stemmingstermijn mogen niet worden meegenomen bij het bepalen van de stemuitslag. Tot slot besprak ik de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin een WHOA-akkoord voor het eerst werd gehomologeerd. De uitspraak maakt duidelijk dat de WHOA geen ruimte biedt voor een geconsolideerd akkoord, maar iedere schuldenaar een eigen akkoord moet aanbieden. In deze zaak werd de best-interest-of-creditors test voor het eerst toegepast door een rechter. Voorts werd in deze uitspraak de opzegging van een duurovereenkomst succesvol toegepast door de schuldenaar, hetgeen juist een innovatief kenmerk van de WHOA is. Deze eerste homologatiebeslissingen vormen een welkome invulling van de WHOA en reiken de praktijk waardevolle handvatten aan voor het tot stand brengen van een homologeerbaar WHOA-akkoord in de toekomst.

    Noten

Reageer

Tekst