Waarom het rekensjabloon van het nieuwe model moet worden aangepast

DOI: 10.5553/TVP/138820662018021004007
Artikel

Waarom het rekensjabloon van het nieuwe model moet worden aangepast

Trefwoorden artikel 6:108 BW, overlijdensschade, gederfd levensonderhoud, oud model, nieuw model
Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
  • Toon PDF
  • Toon volledige grootte
  • Auteursinformatie

    Mr. J.M. Tromp

    Mr. J.M. Tromp is advocaat en mediator te Rotterdam, rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Noord-Nederland en docent overlijdensschade in de Specialisatieopleiding Personenschade aan de Grotius Academie. Op 31 oktober 2017 heeft hij 95 stellingen aan de kerkdeur van de Laurenskerk te Rotterdam ‘gespijkerd’. De stellingen 58 tot en met 72 gaan alle over overlijdensschaden.

  • Statistiek

    Dit artikel is keer geraadpleegd.

    Dit artikel is 0 keer gedownload.

  • Citeerwijze

    Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel

    Mr. J.M. Tromp, 'Waarom het rekensjabloon van het nieuwe model moet worden aangepast', TVP 2018, p. 151-160

    Download RIS Download BibTex

    • 1. Inleiding

      In november 2014 is door de werkgroep ‘Denktank Overlijdensschade’ (hierna: de Denktank) een nieuwe methode gelanceerd voor de berekening van een overlijdensschade. Dat nieuwe model bestaat uit twee delen, te weten een economisch rekendeel 1, dat normatief neutraal is, en een juridisch deel 2, waarin keuzes kunnen worden gemaakt. Zo is in deel 2 discussie mogelijk met betrekking tot onder andere (1) de verrekening van tot uitkering gekomen verzekeringen, (2) de verdeling van de schade over de nabestaanden en (3) de vraag of het schadebedrag voor een minderjarig kind op een BEM1xDe afkorting BEM staat voor Belegging Erfenis en andere gelden Minderjarigen. Een BEM-clausule houdt in dat het geld op de rekening gedurende de minderjarigheid is geblokkeerd. De bank mag alleen met toestemming van de kantonrechter bepaalde bedragen eerder laten vrijvallen.-rekening moet worden gestort.2xZie sheetnummer 33 van de powerpointpresentatie van Jessica Laumen op 19 november 2014 ter gelegenheid van de presentatie van het nieuwe model.

      In februari 2015 is de nieuwe methode van de Denktank door De Letselschade Raad tot richtlijn verheven.3xZie www.deletselschaderaad.nl/library/repository/De%20Letselschade%20Richtlijn%20Rekenmodel%20Overlijdensschade.pdf. Dat nieuwe model heb ik in juni 2015 aan een juridische analyse onderworpen.4xJ.M. Tromp, Overlijdensschade 2.0: een juridische analyse, Letsel & Schade 2015, afl. 2, p. 5-22. Daarin heb ik twee punten van kritiek geuit, namelijk (1) het advies van de Denktank om de gezinsschade niet over de vorderingsgerechtigden te verdelen is in strijd met het wettelijk kader, en (2) het gederfd levensonderhoud in natura van alle vorderingsgerechtigden moet beter worden onderscheiden van het gederfd levensonderhoud in geld. In dit artikel zal ik die twee punaises nog wat verder oppoetsen (of zo u wilt: nog wat steviger aanzetten).

      Ter voorbereiding op dit artikel heb ik contact opgenomen met Jessica Laumen5xJessica Laumen is rekenkundig expert, verbonden aan Laumen Expertise. Tevens is zij de voorzitter van de werkgroep ‘Denktank Overlijdensschade’. Die werkgroep is nu nog steeds actief onder de naam ‘Denktank Overlijdensschade 2.0’. om te vragen naar de voortgang van de Denktank 2.0. Zij vertelde mij toen dat de Denktank 2.0 zich uitsluitend en alleen gaat concentreren op een bredere toepassing en verdere verfijning van het economisch rekendeel 1 van het model. Destijds was het de bedoeling om voor 80% van de zaken een eenvoudigere, hedendaagse en transparante methode te ontwikkelen voor het berekenen van het gederfd levensonderhoud, en dan ook nog alleen voor het traditionele tweeoudergezin. Thans wordt onderzocht of het model ook toepasbaar kan worden gemaakt op andere gezinssamenstellingen, al zal het in sommige gevallen altijd maatwerk blijven. Met betrekking tot het juridisch deel 2 wil de Denktank geen standpunten innemen en/of aanbevelingen doen. Wat mij betreft hoeft dat ook niet. Dat is op dossierniveau aan partijen om te beslissen. Waar het mij om gaat, is dat het rekensjabloon in deel 1 zodanig wordt aangepast dat het financieel effect van de in deel 2 te maken keuzes eenvoudig kan worden doorgerekend. Dat is nu namelijk niet het geval.

      Na een toelichting op het feit dat men dezelfde dingen anders kan zien (par. 2) en na een bespreking van het grote verschil tussen de beide modellen (par. 3) zal ik het nieuwe model nogmaals toetsen aan het juridisch kader (par. 4), waarna ik een praktische oplossing zal formuleren (par. 5).

    • 2. De kracht van het spel ‘Troep’

      Men kan dezelfde dingen anders zien. Een leuke oefening om zelf te ervaren hoe men dezelfde dingen anders kan zien, is het spel ‘Troep’. Daarvoor zijn minimaal twee deelnemers nodig en een groot aantal verschillende (kleine) attributen. Al die verschillende spullen worden op een hoop gelegd. Daarna mogen de deelnemers – zonder te praten en/of zonder overleg – die spullen ordenen. De bedoeling is om dat tegelijkertijd te doen, waarbij spullen die een ander al heeft ‘gepakt’ gewoon opnieuw mogen worden geordend. Gaandeweg het spel blijkt vanzelf dat verschillende ordeningen mogelijk zijn (bijvoorbeeld op basis van materiaal, vorm, kleur, oorsprong of toepassing), met als conclusie dat men dezelfde dingen dus anders kan zien.

      De stelling gaat ook op voor de verschillende disciplines. Want als je een wiskundige vraagt hoeveel 1 plus 1 is, dan krijg je als antwoord: 2. Als je dat aan een filosoof vraagt, krijg je als antwoord: soms 3. Want inderdaad: het geheel is soms meer waard dan de som der delen. Maar wat als je het aan een jurist vraagt? Dan krijg je als antwoord een vraag terug: wat wil je dat eruit komt? Zo ongeveer gaat het ook met het berekenen van een overlijdensschade. Dat was al zo in het oude model en dat zal in het nieuwe model ook zo blijven.

    • 3. De verschillen tussen ‘Oud & Nieuw’ nader beschouwd

      Door middel van beide modellen wordt de behoefte6xBehoefte is een kwantitatief begrip. Het geeft aan wat iemand in materiële zin nodig heeft om een bepaalde levensstandaard (nu en in de toekomst) te kunnen (blijven) voeren. bepaald. Voor zover daar na het ongeval niet in kan worden voorzien, is sprake van behoeftigheid.7xHet begrip behoeftigheid ziet op het ontbreken van de middelen om in de behoefte te voorzien. Anders gezegd: de behoeftigheid is het tekort (de schade) van elk van de vorderingsgerechtigden. Het grote verschil tussen de beide modellen is dat in het oude model door middel van een ingewikkeld en multidisciplinair traject de schade (lees: behoeftigheid) van iedere juridisch afzonderlijke vorderingsgerechtigde wordt berekend, terwijl in het nieuwe model in deel 1 de schade (lees: behoeftigheid) van het gezin als economische eenheid wordt berekend. In opdracht van de Denktank is door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) onderzocht welke kosten binnen die economische eenheid worden ‘bespaard’ als een volwassen lid van het gezin wegvalt. Nadat daartoe eerst een nieuwe definitie van het begrip ‘besteedbaar inkomen’ is geformuleerd, is vervolgens voor tien verschillende gezinssamenstellingen en zeven verschillende inkomenscategorieën onderzocht hoe groot die besparing is, uitgedrukt in een percentage van het besteedbaar inkomen.

      In het oude model wordt dat inkomen eerst verdeeld in een deel vaste lasten8xVaste lasten zijn kosten die in omvang onafhankelijk zijn van de gezinssamenstelling. Die lasten worden niet (of nauwelijks) beïnvloed door het overlijden. Voorbeelden van vaste lasten zijn woonlasten, aanschaf en onderhoud inventaris, energielasten, vaste vervoerskosten, abonnementskosten voor de telefoon en de kosten voor het onderhoud van de woning. en een deel variabele lasten.9xVariabele lasten zijn in omvang wel afhankelijk van de gezinssamenstelling. De variabele lasten dalen in beginsel indien een lid van een gezin overlijdt. Voorbeelden van variabele lasten zijn de kosten voor kleding en eten. Beide soorten lasten worden daarna met een eigen verdeelsleutel over de gezinsleden verdeeld.10xNa en op basis van het Reinders-arrest (HR 21 februari 1992, NJ 1992/339) worden de vaste lasten over de partner en de kinderen verdeeld in de verhouding 2:1(:1:1, enz.). De variabele lasten worden zowel in de situatie zonder als in de situatie met overlijden over de gezinsleden verdeeld, conform een zogenaamde voedingsschaal, waarvan de Amsterdamse schaal uit 1917 de meest bekende is en de Haagse schaal uit 2009 een voorbeeld is. Ook het gezinsinkomen wordt in het oude model aan de verschillende nabestaanden toebedeeld. De hoofdregel is dat alleen de inkomensbestanddelen in de gezinspot (G) vallen en dat alle uitkeringen, toeslagen en bijslagen in de persoonlijke pot (P) vallen van diegene aan wie de uitkering, toeslag of bijslag toekomt.11xZo wordt de Anw-uitkering in het oude model aan de achterblijvende partner toebedeeld. Voor 1 juli 2013 bestond ook aanspraak op een Anw-halfwezenuitkering. Ook die uitkering werd aan de partner toebedeeld, omdat de omvang van het kindsdeel niet afhankelijk was van het aantal kinderen. Bovendien had de Anw-uitkering ook niet de strekking om de behoeftigheid van de kinderen te verminderen.

      Anders geformuleerd komt het erop neer dat in het oude model ten aanzien van het gezinsinkomen het spel ‘Troep’ uit paragraaf 2 wordt gespeeld, terwijl in het nieuwe model dat gezinsinkomen op de oorspronkelijke hoop wordt gehouden, met als (logisch?) gevolg dat bijvoorbeeld de alimentatie die voor een stiefkind wordt ontvangen tot het onverdeelde gezinsinkomen gaat behoren. Hetzelfde geldt voor de voor de kinderen te ontvangen (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. In het oude model werden die onderdelen van het inkomen óf (1) buiten beschouwing gelaten, óf (2) zowel in de situatie zonder als in de situatie met overlijden aan het betreffende kind toegerekend.12xDe kinderbijslag wordt al vanaf 1966 in principe aan het betreffende kind toegerekend. Zie HR 4 november 1966, ECLI:NL:HR:1966:AD7996. Omdat het per saldo dan niet (veel) meer uitmaakt, werd de kinderbijslag ook wel geheel buiten beschouwing gelaten. Daardoor hadden die onderdelen van het inkomen geen groot financieel effect op de berekening van ‘de besparing’, veroorzaakt door het wegvallen van de overledene. Juridisch gezien is dat niet zo vreemd, want net zo goed als een koe een dier is, maar niet elk dier een koe, is gezinsinkomen wel inkomen, maar niet elk inkomen gezinsinkomen.

      Het hele traject van het oude model kan worden samengevat in tien stappen.13xTromp 2015, p. 8. De berekening in deel 1 van het nieuwe model verloopt via zeven stappen.14xTromp 2015, p. 12. In tabel 1 zijn die stappen naast elkaar gezet. De bewoordingen zijn op elkaar aangepast. Bovendien zijn in het nieuwe model twee (relevante) stappen toegevoegd, omdat in deel 2 nog discussie mogelijk is over onder andere juist die onderwerpen. Door die toevoegingen laten de stappen zich makkelijker vergelijken. Uit de grijs gearceerde velden blijkt duidelijk dat door middel van het oude model de persoonlijke schade wordt berekend en in het nieuwe model alleen de schade van het gezin. Daarom komen de gecursiveerde stappen 6 en 8 uit het oude model in het nieuwe model niet terug.

      Tabel 1 De stappen van het oude en nieuwe model naast elkaar
      Oud modelNieuw model
      1. Het netto gezinsinkomen zonder overlijden1. Het netto gezinsinkomen zonder overlijden
      2. Het vast en variabel deel bepalen (zonder overlijden)2. -/- Weggevallen Normatieve Uitgaven (WNU)
      3. Het verdelen van de variabele lasten over de gezinsleden (zonder overlijden)3. = Behoefte van het gezin na overlijden
      4. Het bepalen van de vaste lasten (na overlijden)4. -/- Gezinsinkomen na overlijden
      5. Het bepalen van de vaste lasten per persoon (na overlijden)5. -/- Weggevallen uitgaven (WU)
      6. Het bepalen van de behoefte per persoon (= 3 + 5) 6. +/+ Bijkomende uitgaven (BU)
      7. Het netto gezinsinkomen na overlijden bepalen7. = Schade van het gezin
      8. Het netto gezinsinkomen na overlijden verdelen per persoon 8. In deel 2: het eventueel verrekenen van opgekomen voordelen
      9. Het bepalen van de behoeftigheid per persoon (= 6 – 8)9. In deel 2: het eventueel verdelen van de schade over de gezinsleden
      10. Het eventueel verrekenen van opgekomen voordelen

      Ontdaan van alle franje gaat het in de kern om ‘de besparing’ uit te rekenen als één van de ouders wegvalt. Het oude model berekent die besparing ‘bottom-up’, waar pas in stap 6 de individuele behoefte kan worden bepaald. Het nieuwe model berekent die besparing ‘top-down’, door al in stap 3 de behoefte van het gezin te bepalen.

      Na deze toelichting zal ik aan de hand van een rekenvoorbeeld aantonen dat de berekende gezinsschaden elkaar in beide modellen niet veel ontlopen, om daarna het verschil nader toe te lichten.

      3.1 Oud & Nieuw: uitwerking van een casus

      Als docent overlijdensschade aan de Grotius Academie mag ik elk jaar een casus bedenken. Altijd zit er een vraag tussen om de jaarschade na het ongeval uit te rekenen. Mijn favoriete casus heet: Oud & Nieuw. Ten behoeve van dit artikel zal ik de rekenopdracht van die casus uitwerken. Dat zal ik doen op basis van (1) het oude model met gebruikmaking van de Amsterdamse schaal, (2) het oude model met gebruikmaking van de Haagse schaal en (3) het nieuwe model. De casus luidt als volgt:

      Jan, Piet en Klaas wonen in dezelfde straat. Zij zijn bevriend geraakt. Alle drie zijn zij getrouwd en hebben zij kinderen. Per saldo ontvangen zij netto per jaar ook ongeveer evenveel. Zie de specifieke (netto)gegevens hieronder. De drie heren gaan op 31 december 2018 gezamenlijk iets ondernemen in het kader van oud en nieuw. Vraag niet hoe het komt, maar ter wille van dit artikel komen de heren te overlijden. U kunt zich de sfeer in de straat wellicht al voorstellen. Wat een leuk en feestelijk begin van het nieuwe jaar had moeten worden, eindigt in een groot drama. De nabestaanden van Jan, Piet en Klaas wenden zich gezamenlijk tot u met het verzoek om de respectievelijke belangen te behartigen. U gaat voortvarend te werk. Als snel vindt u een aansprakelijke verzekeraar. Die verzekeraar wil alle schade met u regelen. Na verloop van tijd blijkt echter dat die verzekeraar een hele andere opvatting heeft over ‘Oud & Nieuw’ …

      Gezin 1Gezin 2Gezin 3
    • Pa (slachtoffer)

    • Ma (partner)

    • Kind 1

    • Kind 2

    • Kind 3

    • Jan, 45 jaar

    • Jannie, 40 jaar

    • Zoon, 18 jaar

    • Dochter 1, 16 jaar

    • Dochter 2, 13 jaar

    • Piet, 45 jaar

    • Riet, 44 jaar

    • Dochter, 16 jaar

    • Klaas, 48 jaar

    • Klaziena, 46 jaar

    • Dochter, 17 jaar

    • Zoon, 14 jaar

    • Inkomen Pa

    • Neveninkomen Pa

    • Inkomen Ma

    • € 50.000

    • ---

    • € 10.000

    • € 40.000

    • € 20.000 huurinkomsten

    • ---

    • € 30.000

    • ---

    • € 30.000

    • Woonsituatie

    • Familiemotto

    • Vaste lasten

    • Huurhuis

    • Zuinig en degelijk

    • 40%

    • Koopwoning

    • Riant en royaal

    • 60%

    • Koopwoning

    • Neutraal en nuchter

    • 50%

    • Anw-uitkering1

    • Weduwenpensioen

    • Halfwezenpensioen

    • € 12.500

    • € 25.000

    • € 5.000 per kind

    • € 12.500

    • € 50.000

    • € 7.500 per kind

    • ---

    • ---

    • ---

    • Extra kosten per jaar i.v.m. gehandicapte zoon------€ 10.000

      1 Jannie verdient met haar € 10.000 netto per jaar een bedrag dat in het kader van de Anw-uitkering grotendeels wordt vrijgelaten. Daarom zal zij na het overlijden een netto-Anw-uitkering ontvangen van 12,96 x € 953,32 (voor de casus afgerond op € 12.500). Riet heeft zelf geen inkomen, maar ontvangt na het overlijden wel een riant weduwenpensioen. De Anw-uitkering wordt om die reden niet gekort, maar waarschijnlijk wel zwaarder belast in box 1, waardoor zij per saldo netto iets minder zal overhouden dan de genoemde en afgeronde € 12.500. Klaziena verdient met haar € 30.000 netto per jaar zodanig veel dat zij in het geheel niet in aanmerking komt voor een Anw-uitkering.

      Met dank aan Menno Neeser15xActuarieel Rekenmeester Personenschade, verbonden aan het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL). volgen hierna in negen schema’s de uitwerkingen van de jaarschaden van de drie gezinnen (drie berekeningen op basis van het oude model met toepassing van de Amsterdamse schaal (A.S.), drie berekeningen op basis van het oude model met toepassing van de Haagse schaal (H.S.) en drie berekeningen op basis van het nieuwe model). De afkorting Sl staat voor slachtoffer. De afkorting Pa staat voor partner. Een positief bedrag geeft een tekort aan. Een negatief bedrag betekent een overschot.

      1: Gezin 1 A.S.
      Jaar Gez. Leef Cons. Vaste Verd. Var. A.S. V.l. Beh. Cons. Schade Alleen
      lid tijd ink. lasten v.l. beh.zo. m.o. m.o. ink. m.o. allen schade
      40%40%
      2019 Sl45€ 50.000€ -0,00€ 8.471100€ -€ -€ -€ -€ -
      2015 Pa40€ 10.000€ 9.6002,00€ 8.471100€ 9.600€ 18.071€ 40.577€ 22.506-€ -
      2015 K118€ -€ 4.8001,00€ 6.77680€ 4.800€ 11.576€ 7.462€ 4.115€ 4.115
      K216€ -€ 4.8001,00€ 6.35375€ 4.800€ 11.153€ 7.308€ 3.845€ 3.845
      2015 K313€ -€ 4.8001,00€ 5.92970€ 4.800€ 10.729€ 7.154€ 3.576€ 3.576
      2013 Gezin € 60.000 € 24.000 5 € 36.000 425 € 24.000 € 51.529 € 62.500 € 10.971- € 11.536
      2: Gezin 2 A.S.
      Jaar Gez. Leef Cons. Vaste Verd. Var. A.S. V.l. Beh. Cons. Schade Alleen
      lid tijd ink. lasten v.l. beh.zo. m.o. m.o. ink. m.o. allen schade
      60%60%
      2019 Sl45€ 60.000€ -0,00€ 8.727100€ -€ -€ -€ -€ -
      2015 Pa44€ -€ 24.0002,00€ 8.727100€ 24.000€ 32.727€ 73.929€ 41.201-€ -
      2015 K116€ -€ 12.0001,00€ 6.54575€ 12.000€ 18.545€ 16.071€ 2.474€ 2.474
      2013 Gezin € 60.000 € 36.000 3 € 24.000 275 € 36.000 € 51.273 € 90.000 € 38.727- € 2.474
      3: Gezin 3 A.S.
      Jaar Gez. Leef Cons. Vaste Verd. Var. A.S. V.l. Beh. Cons. Schade Alleen
      lid tijd ink. lasten v.l. beh.zo. m.o. m.o. ink. m.o. allen schade
      50%50%
      2019 Sl48€ 30.000€ -0,00€ 5.714100€ -€ -€ -€ -€ -
      2015 Pa46€ 30.000€ 15.0002,00€ 5.714100€ 15.000€ 20.714€ 12.000€ 8.714€ 8.714
      2015 K117€ -€ 7.5001,00€ 4.57180€ 7.500€ 12.071€ 9.600€ 2.471€ 2.471
      2015 K214€ -€ 17.5001,00€ 4.00070€ 17.500€ 21.500€ 8.400€ 13.100€ 13.100
      2013 Gezin € 60.000 € 40.000 4 € 20.000 350 € 40.000 € 54.286 € 30.000 € 24.286 € 24.286
      4: Gezin 1 H.S.
      Jaar Gez. Leef Cons. Vaste Verd. Var. H.S. Beh. Cons. Schade Alleen
      lid tijd ink. lasten v.l. beh.zo. m.o. ink. m.o. allen schade
      40%
      2019 Sl45€ 50.000€ -0,00€ 7.200100€ -€ -€ -€ -
      2015 Pa40€ 10.000€ 9.6002,00€ 7.200100€ 16.800€ 40.000€ 23.200-€ -
      2015 K118€ -€ 4.8001,00€ 7.200100€ 12.000€ 7.500€ 4.500€ 4.500
      K216€ -€ 4.8001,00€ 7.200100€ 12.000€ 7.500€ 4.500€ 4.500
      2015 K313€ -€ 4.8001,00€ 7.200100€ 12.000€ 7.500€ 4.500€ 4.500
      2013 Gezin € 60.000 € 24.000 5 € 36.000 500 € 52.800 € 62.500 € 9.700- € 13.500
      5: Gezin 2 H.S.
      Jaar Gez. Leef Cons. Vaste Verd. Var. H.S. Beh. Cons. Schade Alleen
      lid tijd ink. lasten v.l. beh.zo. m.o. ink. m.o. allen schade
      60%
      2019 Sl45€ 60.000€ -0,00€ 8.000100€ -€ -€ -€ -
      2015 Pa44€ -€ 24.0002,00€ 8.000100€ 32.000€ 72.500€ 40.500-€ -
      2015 K116€ -€ 12.0001,00€ 8.000100€ 20.000€ 17.500€ 2.500€ 2.500
      2013 Gezin € 60.000 € 36.000 3 € 24.000 300 € 52.000 € 90.000 € 38.000- € 2.500
      6: Gezin 3 H.S.
      Jaar Gez. Leef Cons. Vaste Verd. Var. H.S. Beh. Cons. Schade Alleen
      lid tijd ink. lasten v.l. beh.zo. m.o. ink. m.o. allen schade
      50%
      2019 Sl48€ 30.000€ -0,00€ 5.000100€ -€ -€ -€ -
      2015 Pa46€ 30.000€ 15.0002,00€ 5.000100€ 20.000€ 10.000€ 10.000€ 10.000
      2015 K117€ -€ 7.5001,00€ 5.000100€ 12.500€ 10.000€ 2.500€ 2.500
      2015 K214€ -€ 17.5001,00€ 5.000100€ 22.500€ 10.000€ 12.500€ 12.500
      2013 Gezin € 60.000 € 40.000 4 € 20.000 400 € 55.000 € 30.000 € 25.000 € 25.000

      De feitelijke informatie van een casus wordt in het nieuwe model in acht kolommen ingevuld, waarna in kolom 9 het resultaat kan worden doorgerekend. De kolommen 3, 6, 7 en 8 zijn afhankelijk van specifieke (eventueel uit te onderhandelen) informatie. De overige kolommen bevatten feitelijke informatie of bevatten het resultaat van een bewerking van de informatie uit de andere kolommen. Voor de drie gezinnen uit de casus geeft dat het volgende beeld:

      7: Gezin 1 nieuw
      Kolom 1Kolom 2Kolom 3Kolom 4Kolom 5Kolom 6Kolom 7Kolom 8Kolom 9
      Jaar K1 K2 K3 Ink. WNU Behoefte Cons.ink. WU BU Behoef-
      gezin gezin gezin gezin tigheid
      ZO NO gezin
      2019 181613€ 60.00013,5%€ 8.100€ 51.900€ 62.500 --- --- € -10.600
      8: Gezin 2 nieuw
      Kolom 1Kolom 2Kolom 3Kolom 4Kolom 5Kolom 6Kolom 7Kolom 8Kolom 9
      Jaar K1 Ink. WNU Behoefte Cons.ink. WU BU Behoef-
      gezin gezin gezin gezin tigheid
      ZO NO gezin
      2019 16€ 60.00015,1%€ 9.060€ 50.940€ 90.000 --- --- € -39.060
      9: Gezin 3 nieuw
      Kolom 1Kolom 2Kolom 3Kolom 4Kolom 5Kolom 6Kolom 7Kolom 8Kolom 9
      Jaar K1 K2 Ink. WNU Behoefte Cons.ink. WU BU Behoef-
      gezin gezin gezin gezin (kosten zoon) tigheid
      2019 ZO NO gezin
      Inkomen € 60.000
      Af: kosten zoon € -10.000
      Over voor gezin 1714€ 50.00014,5%€ 7.225€ 42.775€ 30.000 --- € 10.000 € 22.775

      3.2 De cijfers op een rij

      Na en op basis van dit gegoochel met getallen kunnen de belangrijkste cijfers als volgt in schema worden gezet. De verschillende gezinsmotto’s zijn daarbij overigens rekentechnisch niet relevant, maar die kunnen de verschillende uitkomsten wellicht mede verklaren.

      GezinMottoOud (A.S.)Oud (H.S.)Nieuw
      1Zuinig en degelijk € 11.536 € 13.000
      (€ -10.971)(€ -9.700)€ -10.600
      2Riant en royaal € 2.474 € 2.500
      (€ -38.727)(€ -38.000)€ -39.060
      3Neutraal en nuchter € 9.857 € 10.000
      (€ 10.000)(€ 8.929)€ 9.580

      3.3 Het verschil tussen de Amsterdamse schaal en de Haagse schaal

      In het oude model heeft de toepassing van de Haagse schaal (in plaats van de Amsterdamse schaal) per saldo een schadeverhogend effect, zie de cursieve bedragen. Dat kan worden verklaard door het feit dat het aandeel van de kinderen in de variabele lasten stijgt. Daardoor daalt het aandeel van de overledene in de variabele lasten, waardoor de besparing kleiner wordt. Omdat de besparing kleiner wordt, neemt de schade toe.

      Toepassing van de Haagse schaal is in het verleden wel bepleit. De Rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft die toepassing in 2011 nog als onvoldoende onderbouwd afgewezen.16xRb. ’s-Hertogenbosch 28 september 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BT2741, zie met name r.o. 3.63 en 3.64. Het is verdedigbaar om te stellen dat na en met de introductie van het nieuwe model die voldoende onderbouwing er inmiddels wél is. Uit het in opdracht van de Denktank door het Nibud uitgevoerde onderzoek blijkt namelijk dat kinderen vanaf de 13-jarige leeftijd ongeveer eenzelfde aandeel hebben in de gezinsconsumptie als de volwassen gezinsleden. Dat strookt ook met het onderzoek van Neeser, op basis waarvan hij de Haagse schaal heeft opgesteld, waarin het aandeel van de kinderen in de variabele lasten vanaf de 13-jarige leeftijd ook op 100 punten is gesteld.17xM. Neeser, Overlijdensschade 21e eeuw, een update, VR 2009, afl. 12, p. 366 en 367. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat de vaste lasten in de meeste gevallen uitkomen op 60% van het netto gezinsinkomen. Als die twee aspecten tot ‘norm’ zouden worden verheven, dan zou het oude model net zo eenvoudig toepasbaar zijn als het nieuwe model.

      3.4 De gehandicapte zoon uit gezin 3 nader beschouwd

      De € 10.000 jaarlijkse extra kosten in verband met de gehandicapte zoon in gezin 3 kunnen in het oude model op verschillende manieren worden verwerkt.18xVia de vaste lasten, via de variabele lasten, of via het inkomen. In berekening 3 en 6 is dat verdisconteerd door die € 10.000 bij zijn aandeel in de vaste lasten op te tellen, waardoor de totale variabele lasten € 10.000 lager uitvallen. Die vaste kosten worden namelijk alleen ten behoeve van hem gemaakt. Via de Amsterdamse schaal en/of Haagse schaal mag daar niet op worden bespaard.

      In het nieuwe model kunnen die kosten niet meer via de vaste lasten worden verwerkt. Daarom wordt in het nieuwe model het besteedbaar inkomen eerst met € 10.000 verlaagd (met dus ook een ander percentage WNU), waarna die € 10.000 weer bij de behoefte wordt opgeteld. Op die kosten wordt namelijk niet bespaard. Die kosten kwamen ook niet ten gunste van het gezin, zodat daarover dan ook geen WNU mag worden berekend.

      Hetzelfde resultaat verkrijgt men door het lagere WNU-bedrag (over € 50.000) af te trekken van het oorspronkelijk gezinsinkomen zonder overlijden (van € 60.000). Om te voorkomen dat het bedrag van € 10.000 ‘verstopt’ blijft, is die € 10.000 in berekening 9 opgenomen in de kolom bijgekomen uitgaven (BU), ondanks het feit dat de kosten er al waren.

      3.5 De boodschap van de casus: op gezinsniveau weinig verschil

      Opvallend is dat onder het oude model in alle drie de gezinnen sprake is van een tekort. Onder het nieuwe model is alleen in gezin 3 sprake van een tekort. Voorts is opvallend dat de uitkomsten op gezinsniveau niet zoveel van elkaar verschillen. Zie de niet-cursieve bedragen, waarbij de betreffende bedragen uit het oude model ter vergelijking tussen haken zijn geplaatst. Ook in de complexe situatie van gezin 3 zijn de uitkomsten op gezinsniveau ongeveer hetzelfde. Het verschil kan met name worden verklaard door het feit dat het inkomen in het nieuwe model niet meer aan de gezinsleden wordt toebedeeld, maar in zijn geheel in stand wordt gelaten. Daardoor wordt een tekort automatisch verrekend met een overschot van de ander.19xHet riante wezenpensioen van moeder 2 valt in het oude model (in stap 8) in haar persoonlijke pot (P), waardoor bij de kinderen een tekort ontstond (dat dus niet mag worden verrekend met het overschot van de moeder). In het nieuwe model valt haar wezenpensioen in het gezinsinkomen (hetgeen per saldo op gezinsniveau het overschot kan verklaren). Dat is niet alleen in strijd met het wettelijk kader van artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW), maar ook in strijd met de heersende jurisprudentie. In de volgende paragraaf zal ik dat toelichten.

    • 4 Het juridisch kader

      4.1 Waarom is het zo ingewikkeld?

      Overlijdensschadezaken zijn drama’s. Niet alleen voor de nabestaanden, maar ook in dogmatisch opzicht. Het is ronduit wrang dat ons wettelijk systeem voor het meest verstrekkende (fatale) letsel voor een beperkt aantal vorderingsgerechtigden een beperkte schadevergoeding biedt.

      Van oudsher wordt dit verklaard door de exclusieve werking van artikel 6:107 en 6:108 BW. Derden die door het letsel of overlijden van een ander schade lijden, kunnen hun vordering namelijk alleen maar op deze artikelen baseren. Mede onder invloed van een pleidooi voor een emancipatie van het verhaalsrecht van derden20xZie onder meer T. Hartlief, Wie heeft er recht op vergoeding van personenschade?, TVP 2006, afl. 4, p. 98-104, zie met name p. 102. Zie ook R. Rijnhout, Vergoeding voor derden in personenschadezaken (diss. Utrecht), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2012, waarvan de centrale stelling is dat de exclusieve werking van het bijzondere systeem van art. 6:107 en 6:108 BW moet worden verlaten. Zelf heb ik mij ook niet onbetuigd gelaten. Zie daartoe (1) mijn hoofdstuk 3040 ‘Verplaatste schade’ in het Handboek personenschade, (2) mijn analyse uit Tromp 2015, par. 8 en (3) mijn stelling 58 uit het stellingenproject. is de laatste jaren op een aantal terreinen sprake van een verruiming in denken en doen.21xKort en bondig samengevat door R. Rijnhout in haar Redactioneel in Letsel & Schade 2018, afl. 2, p. 3-5. Het in april 2018 door de Eerste Kamer aangenomen (tweede) wetsvoorstel affectieschade is daar misschien wel het mooiste voorbeeld van. Zelf zie ik het aangenomen wetsvoorstel ook als een erkenning van het feit dat een gezin als geheel meer ‘waard’ is dan de som der delen. Ook uit het feit dat De Letselschade Raad de nieuwe methode van de Denktank voor het berekenen van een overlijdensschade tot richtlijn heeft verheven, blijkt een verandering in denken. De in de richtlijn gebruikte woorden over het al dan niet verrekenen van opkomende voordelen sluiten namelijk aan op artikel 6:100 BW. Daaruit kan worden afgeleid dat De Letselschade Raad afstand heeft genomen van het behoeftigheidsvereiste, zoals bedoeld in artikel 6:108 BW. In 2000 was A-G Spier bijna zover dat hij wel afstand wilde nemen van dit vereiste.22xZie zijn conclusie voor het Kwidama-arrest, HR 4 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4719, VR 2000/154, waaruit volgt dat men eerst goed naar de strekking van een (verzekerings)uitkering moet kijken, voordat aan die uitkering een behoefteverminderend effect wordt toegekend. Na verwijzing naar het hof werd de betreffende uitkering deels vrijgelaten. Inmiddels is Spier met pensioen. Misschien dat de nieuwe A-G Hartlief, bij gelegenheid, ten behoeve van de Hoge Raad expliciet de afschaffing van dit vereiste wil bepleiten.23xIn mijn analyse uit 2015 heb ik al bepleit dat de praktijk heel goed zonder dit criterium uit de voeten kan. Zie Tromp 2015, par. 8.

      4.2 Ieder heeft een eigen recht

      Een bespreking van de vraag wie op grond van artikel 6:108 BW wat kunnen vorderen, valt buiten het bestek van dit artikel. Voor dit artikel is relevant om op te merken dat alle vorderingsgerechtigden een eigen zelfstandig vorderingsrecht hebben.24xHR 5 juni 1981, NJ 1982/221 (Hony). Dat betekent dat de posities dus ook anders kunnen zijn. De aanspraak van een ouder stopt pas bij hertrouwen. De aanspraak van een kind loopt daarna nog gewoon door.25xHR 13 december 1985, NJ 1986/246 (Wink). Als een ouder gaat samenwonen, treedt bij de ouder mogelijk een besparing op, maar bij het kind niet. Dat de posities van de nabestaanden verschillend zijn, mag ook blijken uit het Huiskes-arrest,26xHR 28 februari 1986, NJ 1987/100 (Huiskes). waaruit volgt dat de opkomende voordelen moeten worden toegerekend aan degene bij wie het voordeel opkomt.

      Dus net zo goed als op grond van het Kwidama-arrest27xHR 4 februari 2000, VR 2000/154 (Kwidama). de strekking van een opkomend voordeel relevant is voor de vraag of daar een behoefteverminderend effect aan kan worden toegekend, is op grond van het Huiskes-arrest de strekking van een inkomensbestanddeel relevant voor de vraag of dat inkomensbestanddeel tot het gezinsinkomen mag worden gerekend.

      De in letselschadezaken voorkomende schadeposten ‘huishoudelijke hulp’ en ‘zelfwerkzaamheid’ vallen in een overlijdensschadezaak onder het begrip gederfd levensonderhoud in natura. Dat is iets waar het hele gezin baat bij heeft (gehad). Ook de eventuele extra kosten voor zorg, opvoeding en oppas kunnen als gederfd levensonderhoud in natura worden geclaimd.28xHR 5 juni 1981, NJ 1982/221 (Hony), r.o. 2. Dat heeft de Hoge Raad expliciet herhaald in zijn arrest van 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8781, NJ 2009/386 (Bolink). Dat zijn persoonlijke vorderingen.

      Het komt in de praktijk voor dat het gederfd levensonderhoud in natura van de kinderen intern binnen het gezin wordt opgevangen, bijvoorbeeld doordat een moeder minder gaat werken, zoals mevrouw Bolink uit het gelijknamige arrest van de Hoge Raad.29xHR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8781, NJ 2009/386 (Bolink). In die zaak is het gederfd levensonderhoud in natura bepaald op het bedrag van de concrete inkomensdaling van de moeder. Die inkomensdaling kon en mocht in de berekening worden verdisconteerd. In het nieuwe model komt dat tot uiting in kolom 6 (gezinsinkomen na overlijden). Als daarna de totale schade van het gezin conform de Nibud-verdeelsleutel over de gezinsleden wordt verdeeld, dan krijgen de kinderen dus slechts een percentage van hun aldus berekende gederfd levensonderhoud in natura toebedeeld. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn. Verder is het zo dat op grond van een uitspraak van de Hoge Raad een eventueel persoonlijk overschot ter zake van het gederfd levensonderhoud in geld mag worden verrekend met een persoonlijk tekort ter zake van het gederfd levensonderhoud in natura.30xHR 12 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH6533 (kinderloos echtpaar). Een dergelijke verrekening is echter binnen het gezin niet toegestaan.

      4.3 Men mag de schade niet verleggen

      Uit het Bakkum-arrest31xHR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9365, NJ 2009/385 (Bakkum). volgt (1) dat de vordering voor gederfd levensonderhoud (in natura) van de kinderen ook na hertrouwen van de vader in stand blijft, en (2) dat mag worden geabstraheerd van het feit dat de stiefmoeder de hulp verleende. Dat arrest is geheel in lijn met de genoemde arresten Hony, Wink en Huiskes. Een andere opvatting zou betekenen dat de onderhoudsplicht (lees: de schade) naar anderen wordt verlegd. Dat is niet de bedoeling.32xZie recent in dezelfde zin bij een dubbeloverlijden Rb. Rotterdam 17 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10051. Het verleggen van de schade is ook in andere situaties niet toegestaan.33xZie voor een blokkade op het verleggen van schade binnen een maatschap Rb. Maastricht 22 mei 1980, VR 1981/73. Zie voor de dga in relatie tot zijn bv Hof Amsterdam 29 december 1983, NJ 1985/296. En zie voor een Wrongfull birth-situatie HR 21 februari 1997, NJ 1999/145.

      Mathematisch kan en mag het dan zo zijn dat de gezinsschade gesaldeerd op een bepaald bedrag uitkomt, juridisch blijft het zaak om die gezinsschade wel onderling te verdelen, zonder die schade overigens onderling te verrekenen. Als dat wel wordt gedaan, laat men het gezin (gedeeltelijk) de eigen schade financieren. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn van ons aansprakelijkheidsrecht.

      4.4 De status van het nieuwe model in de jurisprudentie

      Een zoektocht naar jurisprudentie waarin de vraag naar de status van het nieuwe model aan de orde was, leverde een deelgeschil uit 2015 op en twee strafzaken uit respectievelijk 2016 en 2018. In de beide strafzaken was een vordering benadeelde partij ingesteld voor onder andere gederfd levensonderhoud, waarvan de omvang was berekend conform het nieuwe model. In de zaak uit 2016 werd die vordering van een minderjarige jongen niet-ontvankelijk verklaard.34xRb. Noord-Nederland 23 juni 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2979. Dat kwam omdat (1) op diverse punten verweer werd gevoerd, (2) de rechtbank niet beschikte over gegevens met betrekking tot de inkomenspositie van de vader, en (3) sprake was van een situatie waarvoor het model niet is bedoeld.35xDe jongen was van een economische eenheid overgegaan naar een andere economische eenheid. Volgens de rechtbank is het nieuwe model niet op die situatie van toepassing. Dat kan men ook anders zien, maar dat ter zijde. Over dat laatste aspect valt te twisten, maar het behandelen van de eerste twee aspecten zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De niet-ontvankelijkheid is tegen die achtergrond goed te begrijpen.

      In de strafzaak uit 2018 is de op het nieuwe model gebaseerde vordering wegens gederfd levensonderhoud wel (grotendeels) toegewezen.36xHof Arnhem-Leeuwarden 15 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5512. Dat is opvallend, want ook hier werd de vordering op onderdelen betwist, terwijl voorts werd betoogd dat de vordering te complex was om in het strafgeding te behandelen. Het verweer kwam erop neer dat voor de berekening van de behoefte van de kinderen aansluiting moet worden gezocht bij de in de rechtspraak gehanteerde Trema-normen. Betoogd werd dat de kinderen een wezenpensioen ontvingen, dat volledig toereikend zou zijn om in de aldus berekende behoefte te voorzien. Het hof overwoog dat het nieuwe model van de Denktank een binnen de rechtspraak algemeen geaccepteerde rekenmethode is voor de berekening van overlijdensschade. Omdat uit onderzoek tijdens de terechtzitting voldoende was gebleken dat sprake was van gederfd levensonderhoud, werden de gevraagde voorschotten tot bepaalde bedragen ook daadwerkelijk toegewezen.37xVoor de drie benadeelde partijen tezamen ging het in totaal om € 164.389,69. Voor de resterende geschilpunten werd de kwestie verwezen naar de burgerlijke rechter.

      In het deelgeschil in 2015 ging het om de vraag of partijen wel of niet een berekening op basis van het nieuwe model waren overeengekomen.38xRb. Midden-Nederland 23 april 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5847. Na een uitvoerige analyse van de ter zake gewisselde correspondentie tussen partijen oordeelde de deelgeschilrechter dat partijen dit inderdaad waren overeengekomen. De kern van dit geschil lag aldus meer in de contractuele sfeer. Inhoudelijke overwegingen met betrekking tot het nieuwe model zelf zijn in de beschikking niet te lezen.

      Op basis van deze drie uitspraken valt over het lot van het nieuwe model in de jurisprudentie nog weinig te zeggen, anders dan dat het in de rechtspraak reeds een algemeen aanvaarde methode is voor het berekenen van overlijdensschade. Maar nogmaals: discussie is en blijft mogelijk, ook in (deel 2 van) het nieuwe model. Zodra die discussie leidt tot nader onderzoek, zal een vordering in een strafzaak al snel stranden vanwege de te grote belasting van het strafgeding. Dat zal ook het geval zijn als de omvang van de vordering wordt betwist. De vorderingen benadeelde partij in het strafproces zijn in principe qua omvang onbegrensd. Omdat de voegingsprocedure binnen het strafrecht niet dezelfde waarborgen kent als een civiele procedure, kan het fair trial-beginsel van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in het geding komen, waardoor ook om die reden de kans bestaat dat de gevoegde vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.39xVgl. HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2654 en recent ook nog Hof Arnhem-Leeuwarden 24 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:653.

      4.5 Het nieuwe model getoetst aan het juridisch kader

      Als gezegd gaat het nieuwe model uit van het gezin als economische eenheid, daar waar het oude model de schade per gezinslid uitrekent. Dat het gezin als economische eenheid kan worden gezien, betekent echter nog niet dat het daarmee ook een juridische entiteit is. Alle afzonderlijke gezinsleden hebben een eigen (juridische) positie met bijbehorende eigen afzonderlijke vorderingsrechten.

      Als in deel 2 van het model de mogelijkheid wordt geboden om de schade over de gezinsleden te verdelen, dan lijkt het logisch dat het rekensjabloon in deel 1 die betreffende keus ook zou kunnen faciliteren. Dat is nu niet het geval. Weliswaar bestaat de mogelijkheid om de schade conform een Nibud-verdeelsleutel te verdelen, maar dat is niet wat ik hier bedoel.

      De vraag is namelijk of met betrekking tot de in deel 2 van het nieuwe model te maken juridische keuzes een beroep kan worden gedaan op de jurisprudentie die ten aanzien van diezelfde keuzes onder het oude model is ontwikkeld. Bij mijn weten is daarover nog geen uitspraak gedaan, zodat dit moet worden afgewacht. Met name moet worden afgewacht of de rechter in deel 2 zal toestaan dat met betrekking tot het gezinsinkomen alsnog het spel ‘Troep’ uit paragraaf 2 mag worden gespeeld, zoals dat in het oude model gebruikelijk was om te doen. Als dat inderdaad mag, zal dat consequenties hebben voor (de systematiek van) het rekenen in deel 1.

      De waarde van een gezin kan moeilijk worden onderschat.40xVgl. ook Rijnhout 2012, p. 379. Zij beschouwt het gezin als het meest beschermwaardige aspect van iemands bestaan na ‘eigen lijf en leven’. Gezinsleden moeten daarom goed worden beschermd, met name minderjarige gezinsleden. Een belangenbehartiger zou naar mijn mening er niet aan mogen meewerken dat bedragen ter zake van de toekomstschade worden gestort op een bankrekening ten name van iemand anders dan degene van wie de vordering (mede) is. Met name ten aanzien van minderjarigen bestaat een verhoogde zorgplicht om erop toe te zien dat er een waarborg in het leven wordt geroepen. Die waarborg bestaat doorgaans uit afstorting van de toekomstschade op een BEM-rekening op naam van het betreffende kind. Op grond van artikel 1:345 lid 3 BW is daarvoor toestemming van de kantonrechter nodig. Waarborgen zijn er niet voor als het goed gaat, die zijn er voor als het (onverhoopt) fout gaat.

      Door de gezinsschade niet te verdelen kunnen conflicterende belangen in stand worden gelaten, die in een later stadium alsnog tot ruzie in de familie kunnen leiden. Natuurlijk gaat die ruzie dan over geld, wat doorgaans de meest vervelende ruzies zijn. En natuurlijk heeft elk gezinslid tegen die tijd zijn eigen advocaat. Die mogelijke situatie moeten wij niet willen. Een overlijden is al verdrietig genoeg.

    • 5. Hoe het praktisch kan worden opgelost

      Het sterke punt van het oude model is het verdelen van het inkomen over de nabestaanden, zowel in de situatie zonder als in de situatie met overlijden. Het sterke punt van het nieuwe model is het door het Nibud opgestelde schema van de WNU-percentages, waarmee voor tien verschillende gezinssamenstellingen en zeven verschillende inkomenscategorieën snel en grof de besparing kan worden uitgerekend.

      Het is mogelijk om na de ‘gezinskolommen’ 3, 4, 5 en 6 respectievelijk een kolom 3a, 4a, 5a en 6a tussen te voegen waarin de betreffende bedragen over de gezinsleden kunnen worden verdeeld op basis van dezelfde uitkomsten van het spel ‘Troep’ onder het oude model. Zie wat dat betreft ook de gearceerde kolommen 6 en 9 in het oude model (tabel 1), waarbij als hoofdregel geldt dat inkomensbestanddelen aan het gezin worden toegerekend en dat uitkeringen, toeslagen en bijslagen aan de individuele vorderingsgerechtigden worden toegerekend. Vervolgens zou na kolom 9 (schade gezin) een kolom 9a kunnen worden opgenomen, waarin de schade per gezinslid wordt vermeld.

      Wellicht dat de Nibud-verdeelsleutel voor het verdelen van de schade over de gezinsleden daarbij behulpzaam kan zijn. Het Nibud heeft namelijk ook onderzocht hoe groot de procentuele aandelen zijn van de kinderen in de gezinsconsumptie, namelijk één kind: 17%, twee kinderen: 26%, drie kinderen: 33% en vier kinderen: 40%. Het lijkt goed om aan het Nibud de controlevraag te stellen of de bedoelde percentages van de verdeelsleutel ook bruikbaar kunnen zijn bij de verdeling van het gezinsinkomen, zoals dat onder het oude model gebruikelijk was.

      Van belang is om te realiseren dat het tot dusver alleen nog maar gaat over het gederfd levensonderhoud in geld. Het gederfd levensonderhoud in natura komt daar nog bij. Volgens de Denktank kan dat in de kolom bijgekomen uitgaven (BU) worden meegenomen. Dat verdient heroverweging. Via de verdeelsleutel van het Nibud zou dan namelijk een deel van de schade van de kinderen worden verschoven naar de ouder. Mijn voorstel is om de kolom BU uitsluitend en alleen voor (correcties op) het gederfd levensonderhoud in geld te reserveren.41xZoals bijv. in verband met de € 10.000 jaarlijkse kosten vanwege de gehandicapte zoon in gezin 3 uit de casus ‘Oud & Nieuw’.

      Door middel van de opname van een extra kolom ‘natura’ kan niet alleen voor het hele gezin, maar ook per gezinslid de schade worden weergegeven, net zoals dat in het oude model ook werd gedaan. Voor het opnemen van die kolom ‘natura’ is veel te zeggen.

      Door in het nieuwe model op diverse plaatsen persoonlijke kolommen toe te voegen waarin het persoonlijk gederfd levensonderhoud (1) in geld en (2) in natura kan worden opgenomen, kan het nieuwe model niet alleen ‘108-proof’, maar ook ‘jurisprudentieproof’ worden gemaakt.

      Als alle persoonlijke kolommen bij elkaar worden opgeteld, kan de totale (verschenen en toekomstige) jaarschade voor de individuele gezinsleden eenvoudig worden weergegeven. Dat werkt met name heel erg praktisch als er minderjarige kinderen tussen de gezinsleden zitten. Op basis van een dergelijk overzicht kan dan de toestemming aan de kantonrechter worden gevraagd voor zowel de gehele regeling als de jaarlijkse gefaseerde vrijgave van de toekomstige jaarschaden, waarvan het totaalbedrag op een BEM-rekening behoort te worden gestort.

      Zolang het rekensjabloon in deel 1 van het nieuwe model niet wordt aangepast, is het in de praktijk een goed en werkbaar alternatief om de oude methode te blijven gebruiken, met standaard (1) toepassing van 60% vaste lasten en (2) toepassing van de Haagse schaal in plaats van de Amsterdamse schaal. Als die twee aspecten tot ‘norm’ zouden worden verheven, dan zou het oude model net zo eenvoudig toepasbaar zijn als het nieuwe model.

    Noten

    • 1 De afkorting BEM staat voor Belegging Erfenis en andere gelden Minderjarigen. Een BEM-clausule houdt in dat het geld op de rekening gedurende de minderjarigheid is geblokkeerd. De bank mag alleen met toestemming van de kantonrechter bepaalde bedragen eerder laten vrijvallen.

    • 2 Zie sheetnummer 33 van de powerpointpresentatie van Jessica Laumen op 19 november 2014 ter gelegenheid van de presentatie van het nieuwe model.

    • 3 Zie www.deletselschaderaad.nl/library/repository/De%20Letselschade%20Richtlijn%20Rekenmodel%20Overlijdensschade.pdf.

    • 4 J.M. Tromp, Overlijdensschade 2.0: een juridische analyse, Letsel & Schade 2015, afl. 2, p. 5-22.

    • 5 Jessica Laumen is rekenkundig expert, verbonden aan Laumen Expertise. Tevens is zij de voorzitter van de werkgroep ‘Denktank Overlijdensschade’. Die werkgroep is nu nog steeds actief onder de naam ‘Denktank Overlijdensschade 2.0’.

    • 6 Behoefte is een kwantitatief begrip. Het geeft aan wat iemand in materiële zin nodig heeft om een bepaalde levensstandaard (nu en in de toekomst) te kunnen (blijven) voeren.

    • 7 Het begrip behoeftigheid ziet op het ontbreken van de middelen om in de behoefte te voorzien. Anders gezegd: de behoeftigheid is het tekort (de schade) van elk van de vorderingsgerechtigden.

    • 8 Vaste lasten zijn kosten die in omvang onafhankelijk zijn van de gezinssamenstelling. Die lasten worden niet (of nauwelijks) beïnvloed door het overlijden. Voorbeelden van vaste lasten zijn woonlasten, aanschaf en onderhoud inventaris, energielasten, vaste vervoerskosten, abonnementskosten voor de telefoon en de kosten voor het onderhoud van de woning.

    • 9 Variabele lasten zijn in omvang wel afhankelijk van de gezinssamenstelling. De variabele lasten dalen in beginsel indien een lid van een gezin overlijdt. Voorbeelden van variabele lasten zijn de kosten voor kleding en eten.

    • 10 Na en op basis van het Reinders-arrest (HR 21 februari 1992, NJ 1992/339) worden de vaste lasten over de partner en de kinderen verdeeld in de verhouding 2:1(:1:1, enz.). De variabele lasten worden zowel in de situatie zonder als in de situatie met overlijden over de gezinsleden verdeeld, conform een zogenaamde voedingsschaal, waarvan de Amsterdamse schaal uit 1917 de meest bekende is en de Haagse schaal uit 2009 een voorbeeld is.

    • 11 Zo wordt de Anw-uitkering in het oude model aan de achterblijvende partner toebedeeld. Voor 1 juli 2013 bestond ook aanspraak op een Anw-halfwezenuitkering. Ook die uitkering werd aan de partner toebedeeld, omdat de omvang van het kindsdeel niet afhankelijk was van het aantal kinderen. Bovendien had de Anw-uitkering ook niet de strekking om de behoeftigheid van de kinderen te verminderen.

    • 12 De kinderbijslag wordt al vanaf 1966 in principe aan het betreffende kind toegerekend. Zie HR 4 november 1966, ECLI:NL:HR:1966:AD7996. Omdat het per saldo dan niet (veel) meer uitmaakt, werd de kinderbijslag ook wel geheel buiten beschouwing gelaten.

    • 13 Tromp 2015, p. 8.

    • 14 Tromp 2015, p. 12.

    • 15 Actuarieel Rekenmeester Personenschade, verbonden aan het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL).

    • 16 Rb. ’s-Hertogenbosch 28 september 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BT2741, zie met name r.o. 3.63 en 3.64.

    • 17 M. Neeser, Overlijdensschade 21e eeuw, een update, VR 2009, afl. 12, p. 366 en 367.

    • 18 Via de vaste lasten, via de variabele lasten, of via het inkomen.

    • 19 Het riante wezenpensioen van moeder 2 valt in het oude model (in stap 8) in haar persoonlijke pot (P), waardoor bij de kinderen een tekort ontstond (dat dus niet mag worden verrekend met het overschot van de moeder). In het nieuwe model valt haar wezenpensioen in het gezinsinkomen (hetgeen per saldo op gezinsniveau het overschot kan verklaren).

    • 20 Zie onder meer T. Hartlief, Wie heeft er recht op vergoeding van personenschade?, TVP 2006, afl. 4, p. 98-104, zie met name p. 102. Zie ook R. Rijnhout, Vergoeding voor derden in personenschadezaken (diss. Utrecht), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2012, waarvan de centrale stelling is dat de exclusieve werking van het bijzondere systeem van art. 6:107 en 6:108 BW moet worden verlaten. Zelf heb ik mij ook niet onbetuigd gelaten. Zie daartoe (1) mijn hoofdstuk 3040 ‘Verplaatste schade’ in het Handboek personenschade, (2) mijn analyse uit Tromp 2015, par. 8 en (3) mijn stelling 58 uit het stellingenproject.

    • 21 Kort en bondig samengevat door R. Rijnhout in haar Redactioneel in Letsel & Schade 2018, afl. 2, p. 3-5.

    • 22 Zie zijn conclusie voor het Kwidama-arrest, HR 4 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4719, VR 2000/154, waaruit volgt dat men eerst goed naar de strekking van een (verzekerings)uitkering moet kijken, voordat aan die uitkering een behoefteverminderend effect wordt toegekend. Na verwijzing naar het hof werd de betreffende uitkering deels vrijgelaten.

    • 23 In mijn analyse uit 2015 heb ik al bepleit dat de praktijk heel goed zonder dit criterium uit de voeten kan. Zie Tromp 2015, par. 8.

    • 24 HR 5 juni 1981, NJ 1982/221 (Hony).

    • 25 HR 13 december 1985, NJ 1986/246 (Wink).

    • 26 HR 28 februari 1986, NJ 1987/100 (Huiskes).

    • 27 HR 4 februari 2000, VR 2000/154 (Kwidama).

    • 28 HR 5 juni 1981, NJ 1982/221 (Hony), r.o. 2. Dat heeft de Hoge Raad expliciet herhaald in zijn arrest van 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8781, NJ 2009/386 (Bolink).

    • 29 HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8781, NJ 2009/386 (Bolink).

    • 30 HR 12 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH6533 (kinderloos echtpaar).

    • 31 HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9365, NJ 2009/385 (Bakkum).

    • 32 Zie recent in dezelfde zin bij een dubbeloverlijden Rb. Rotterdam 17 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10051.

    • 33 Zie voor een blokkade op het verleggen van schade binnen een maatschap Rb. Maastricht 22 mei 1980, VR 1981/73. Zie voor de dga in relatie tot zijn bv Hof Amsterdam 29 december 1983, NJ 1985/296. En zie voor een Wrongfull birth-situatie HR 21 februari 1997, NJ 1999/145.

    • 34 Rb. Noord-Nederland 23 juni 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2979.

    • 35 De jongen was van een economische eenheid overgegaan naar een andere economische eenheid. Volgens de rechtbank is het nieuwe model niet op die situatie van toepassing. Dat kan men ook anders zien, maar dat ter zijde.

    • 36 Hof Arnhem-Leeuwarden 15 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5512.

    • 37 Voor de drie benadeelde partijen tezamen ging het in totaal om € 164.389,69.

    • 38 Rb. Midden-Nederland 23 april 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5847.

    • 39 Vgl. HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2654 en recent ook nog Hof Arnhem-Leeuwarden 24 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:653.

    • 40 Vgl. ook Rijnhout 2012, p. 379. Zij beschouwt het gezin als het meest beschermwaardige aspect van iemands bestaan na ‘eigen lijf en leven’.

    • 41 Zoals bijv. in verband met de € 10.000 jaarlijkse kosten vanwege de gehandicapte zoon in gezin 3 uit de casus ‘Oud & Nieuw’.

Reageer

Tekst