-
Samenvatting
Centraal in deze uitspraak staat de uitleg van de opzetclausule zoals deze naar aanleiding van het Aegon/Van der Linden-arrest van de Hoge Raad van 6 november 1998 in 2000 in de AVP-polis is gereviseerd. Een revisie waartoe verzekeraars besloten omdat de door de Hoge Raad voorgestane uitleg in hun visie de reikwijdte van de uitsluiting te vergaand beperkte en daardoor te veel ruimte liet voor dekking van crimineel gedrag. Een steeds weer terugkerend geschilpunt tussen partijen ziet op de vraag of de clausule dekking biedt voor met uitsluitend voorwaardelijk opzet veroorzaakte schade; dit veelal in het licht van het gegeven dat opzettelijke gedragingen kunnen leiden tot qua ernst en omvang in relatie tot de schadeveroorzakende gedraging buitenproportionele schadelijke gevolgen. Het door verzekeraars beoogde correctief daarvoor biedt de redelijkheid en billijkheid overeenkomstig artikel 6:248 lid 2 BW.
Inhoud
- 1 Inleiding
- 2 Het oordeel van de Rechtbank Oost-Brabant getoetst aan de tekst van en de Toelichting bij de opzetclausule
- 3 Het opzettelijk karakter is gekoppeld aan de wederrechtelijke gedraging en niet langer aan de schadelijke gevolgen
- 4 De wijziging van de opzetclausule beoogt niet een breuk met het verleden
- ↑ Naar boven
Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade |
|
Case Law | De opzetclausule in de AVP-polisRb. Oost-Brabant 13 juli 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:4480 |
Trefwoorden | opzetclausule, AVP-polis, voorwaardelijk opzet, buitenproportionele schadelijke gevolgen, artikel 6:248 lid 2 BW |
Auteurs | Prof. Mr. J.H. Wansink |
DOI | 10.5553/TVP/138820662015018004004 |
Auteursinformatie |