Doorvoer counterfeit strafbaar; koerswijziging van het strafrecht

DOI: 10.5553/CJB/221132662015004001002
Artikel

Doorvoer counterfeit strafbaar; koerswijziging van het strafrecht

Trefwoorden counterfeit, Wetboek van Strafrecht, Vrije Zone, Curaçao, Aruba
Auteurs
DOI
Bron
Open_access_icon_oaa
    • 1. Inleiding

      Het uitsluitend recht op het gebruik van een merk is voorbehouden aan de merkhouder. Desondanks hebben vooral bekende merken vaak te maken met namaakhandel. Namaakgoederen worden ook wel counterfeit genoemd. Deze counterfeitgoederen kunnen een gevestigd merk op verschillende manieren beschadigen. De counterfeithandelaar lift zo mee op de bekendheid en reputatie van het gevestigde merk. Counterfeit dient dan ook onderscheiden te worden van parallelgoederen die legitieme merkgoederen zijn. De merkhouder heeft in beginsel het exclusieve recht om zijn goed als eerste op de markt te brengen. Daarna kan een parallelgoed door een derde op dezelfde markt worden gebracht. Dit wordt ook wel parallelimport of parallelhandel genoemd.

      Om handel te drijven vervoert de merkhouder of licentiehouder wereldwijd goederen. Een parallelhouder kan eveneens die goederen vervoeren. Door de lange afstanden die deze goederen soms afleggen, wordt er gebruikgemaakt van zogenoemde hubs. Een goed voorbeeld van veelgebruikte hubs zijn de landen Curaçao en Aruba. Vanwege de gunstige ligging van deze landen fungeren zij als overslagpunt voor de doorvoer van goederen.

      Het fungeren als hub is gunstig voor deze landen omdat zij weinig tot geen eigen producten hebben die geëxporteerd kunnen worden. De economische activiteit die gepaard gaat met de doorvoer van goederen realiseert economisch voordeel en zorgt voor werkgelegenheid. Tezamen een belangrijke bron van inkomsten en daarmee een stimulans voor de lokale economie. Tegelijkertijd groeit met de toenemende handel ook de counterfeitproblematiek.

      Een oplossing voor de counterfeitproblematiek lijkt gevonden te zijn in de wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Dit artikel gaat over de belangrijkste aanpassingen met betrekking tot het doorvoeren van counterfeithandel onder de nieuwe strafwetgeving. Het is evident dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten een duidelijke positie innemen ter bescherming van de merkhouders. Tegelijkertijd beogen de respectievelijke regeringen hiermee de lokale economie te beschermen.

    • 2. Vrije Zone

      Een belangrijke spil voor het doorvoeren van goederen is de Vrije Zone. De Vrije Zone is douanetechnisch gezien een afgescheiden stuk land dat zich op het grondgebied van een land bevindt en wordt ingezet voor handel met of dienstverlening aan consumenten en ondernemingen buiten dat land. Door via Vrije Zones goederen te vervoeren, kunnen deze Vrije Zones gebruikt worden als kruispunt om de inefficiënte internationale tijdsverschillen te overbruggen om zo effectief handel te kunnen drijven. De Vrije Zones van Curaçao en Aruba worden gereguleerd door de economischezonewet1xDe Vrije Zone op Curaçao wordt gereguleerd door de Landsverordening van de 12de februari 2001 houdende regels inzake de instelling van economische zones in de Nederlandse Antillen (Landsverordening economische zones 2000) en mede strekkende ter vervanging van de Landsverordening Vrije Zones 1975 (P.B. 1975, nr. 211), PB 2004, nr. 19. Voor Aruba geldt de Landsverordeningvrije zones 2000 (AB 2000, nr. 28). en zorgt ervoor dat die landen een logistiek- en distributiecentrum worden. De Vrije Zones van Curaçao en Aruba fungeren als distributiepunt voor export tussen Europa, Noord-, Midden- en Zuid-Amerika en het Caribisch gebied. De te vervoeren goederen worden in de Vrije Zone overgeladen waarna zij verder vervoerd worden naar een ander land als eindbestemming. Doordat in- , uit- en doorvoer via de Vrije Zone belastingvrij is, levert dit een financieel voordeel op voor de internationale handel. Betreffende Vrije Zones zijn logistiek en financieel gezien gunstig voor internationale handel2xH. de Paulo en D. Dare, ‘Vital to the economy of Curaçao; The Export of Services’, Curaçao Business Magazine 2013, p. 12. maar tegelijkertijd ook kwetsbaar voor counterfeiters en andere criminele ondernemingen. Deze kwetsbaarheid neemt toe en is in het nadeel van de economische groei.

    • 3. Counterfeit

      Goederen die geëxporteerd worden zijn in de regel voorzien van bescherming door het intellectueel eigendomsrecht (hierna: IE-recht). De houders van een IE-recht hebben het exclusieve recht op het gebruik van het betreffende merk, model, werk of de uitvinding in het economisch verkeer. Dit houdt in dat alleen de rechthebbenden of een derde, met toestemming van de rechthebbende, het product, object of werk mogen gebruiken in de handel of uiting in de commerciële wereld. Allerlei goederen, van medicijnen, speelgoed tot kleding, schoeisel en elektronica komen in aanmerking voor bescherming van het IE-recht. Vele van deze goederen kunnen voorzien zijn van een indrukwekkend prijskaartje. Counterfeitgoederen zijn veel goedkoper. De handel in counterfeitgoederen blijkt voor (internationale) criminele organisaties lucratiever dan bijvoorbeeld de handel in drugs. Er is een lage pakkans en een geringe strafmaat bij vervolging.3xS. Mesu & E. Stoffers (m.m.v. B. Harrigan), Criminaliteitsbeeldanalyse Sint Maarten. Een onderzoek naar georganiseerde en commune criminaliteit, Zoetermeer: KLPD/DIENST IPOL 2011, p. 190. Het namaken van deze goederen is goedkoper ten opzichte van de productie van de originele goederen en is daardoor zeer winstgevend.4xJ. Haken, Transnational Crime in The Developing World, Washington: Global Financial Integrity 2011, p. 19 Counterfeit maakt daarmee een inbreuk op het IE-recht van de rechthebbende en/of levert een onrechtmatige daad op.

    • 4. Cijfers en resultaten counterfeit wereldwijd

      Counterfeit heeft wereldwijd een aanzienlijke economische impact. Dit blijkt uit diverse rapporten waarin wordt aangegeven dat het de inkomsten, winst en investeringen vermindert en tevens een daling van het bruto regionaal product (BRP) en de werkgelegenheid veroorzaakt.5xCentre for Economics and business Research Ltd (CEBR), Rapport voor Global Anti-Counterfeiting Group (GACG) over economische impact van counterfeiting van kleding, schoeisel, medicatie, speelgoed, sportartikelen, parfum en cosmetische industrie in de EU, Londen: CEBR 2000, p. 3. H. Vithlani, The Economic Impact of Counterfeiting, Parijs: OCDE-OECD 1998, p. 4, 22-23. Counterfeitgoederen kunnen zelfs een gevaar voor de volksgezondheid opleveren.6xP.E. Chaudhry & A. Zimmerman, Protecting your Intellectual Property Rights. Understanding the role of management, governments, consumers and pirates, New York: Springer 2013, p. 11.

      Diverse onderzoeken van de OCDE-OECD tonen een enorme stijging van de wereldwijde counterfeit. In 1990 bedroeg het aandeel van counterfeitgoederen ten opzichte van het totaal aan goederen op de markt drie procent van de wereldwijde handel en was de omzet 100 miljoen dollar.7xVitlani 1998, p. 24. Deze omzet was reeds in 2008 gegroeid tot tussen de 455 en 650 miljard dollar.8xChaudhry & Zimmerman 2013, p. 9. Frontier Economics, Estimating the global economic and social impacts of counterfeiting and piracy, Londen: Frontier Economics 2011, p. 46. De verwachting is dat dit bedrag in 2015 zal stijgen tot 1.14 en 1,53 triljoen dollar. Het counterfeit aandeel zal dan vijftien procent bedragen van de totale wereldhandel.9xB. Youill, Navigating the world of counterfeit syndicates and transnational organised crime: what you need to know, Shanghai: FTI Consulting 2013, p. 1.

      Kleding en schoeisel worden het meest nagemaakt. Het in bezit hebben van goederen van bekende merken straalt klasse en allure uit. Deze goederen zijn niet zo prijzig als geliefd. Men heeft niet vaak de middelen om de originele producten aan te schaffen waardoor een toevlucht wordt genomen tot counterfeitgoederen die een goedkoop alternatief vormen.10xChaudhry & Zimmerman 2013, p. 28-29. Er is een aantal merkhouders die het zelfs een eer vinden dat hun creaties worden nagemaakt.11xDe ontwerper Giorgio Armani gaf in een quote aan dat hij het niet erg vindt dat er counterfeitgoederen zijn: ‘Actually I am very glad that people can buy Armani even if it’s fake. I like the fact that I am so popular around the world’. Patricio, CEO van Prada, is van mening dat namaak de meest oprechte manier tot vleierij is. Hij vervolgde met de volgende quote: ‘Fake goods aren’t totally bad, at least it created jobs at some counterfeit factories. We don’t want to be a brand that nobody wants to copy.’ Desalniettemin zijn verreweg de meeste rechthebbenden op een bepaald merk niet gecharmeerd van de beschikbare namaakversies van hun merkproduct.12xDe vele rechtszaken en campagnes wereldwijd tonen aan dat o.a. Louis Vuitton (Louis Vuitton Malletier v.Sonya Valentine Pty Ltd [2013] FCA 933; BC201312983), Christian Louboutin (‘stop fake’-campagne), Burberry (welke dankzij een uitspraak van de Federal Manhattan Court op 17 mei 2012 een strijd tegen Chinese online counterfeiters heeft gewonnen) en Tommy Hilfiger (o.a. de lokale vestiging op Curaçao die zich inzet door aangiftes te doen van counterfeithandel via de Vrije Zone en verkoop op de lokale markt tegen te houden) niet gediend zijn van counterfeit en dit ook een halt willen toeroepen.

      Het namaken van goederen levert veel nadelen op voor de eigenaar van de gerelateerde rechten. Hierbij kan gedacht worden aan imagoschade, inbreuk op de goede naam van de rechthebbende en winstderving. Hoewel counterfeitgoederen in de loop der tijden steeds beter worden nagemaakt en steeds lastiger te onderscheiden zijn van de originele versies, hebben zij niet de kwaliteit van het originele product. Counterfeithandelaren liften mee op het succes van de merkhouder die, in tegenstelling tot de counterfeithandelaren, veel aandacht, tijd en geld heeft besteed aan ontwikkeling, productie en marketing om zo een naam te kunnen opbouwen en behouden.

      Naast de hiervoor besproken nadelen voor de merkhouders, levert de counterfeitproblematiek ook nadelen voor Curaçao, Aruba en Sint Maarten op. De verkoop van counterfeitgoederen is enorm gegroeid. Veel counterfeitgoederen worden via deze landen en door de Vrije Zone van die landen vervoerd naar hun eindbestemming. Enkele van deze counterfeitgoederen worden in de Vrije Zone zelf illegaal verkocht of vinden hun weg naar het binnenland waar zij daar in de handel worden gebracht.13xHaken, 2011, p. 18-19. Mesu & Stoffers 2011, p. 189.

      Doordat veel counterfeitgoederen op Curaçao, Aruba en Sint Maarten verkocht worden, zullen de consumenten, die tot de clientèle van de merkhouders behoren, in deze regio niet snel overgaan tot het kopen van door IE-recht beschermde goederen. Dit wegens de vrees een counterfeitproduct aan te schaffen. Als gevolg van het feit dat de kopers zich zullen onthouden van het kopen van de originele producten, zullen de merkhouders de landen in kwestie langzamerhand gaan mijden en overgaan tot het stoppen van de verkoop van hun goederen in het betreffende gebied.14xVithlani 1998, p. 22-23. De merkhouder zal een andere doorvoerroute kiezen voor het exporteren van zijn goederen.

    • 5. Strafrechtelijke en civielrechtelijke aanpak

      Handel in counterfeit die op Curaçao, Aruba en Sint Maarten plaatsvindt, kan wel civiel- en strafrechtelijk aangepakt worden. Dit blijkt uit de verschillende succesvolle acties die in het verleden door samenwerking van DISOSA, justitie en douane zijn gehouden op Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Naar aanleiding van een klacht ingediend door DISOSA namens diverse merkhouders zoals Louis Vuitton, Gucci, Dior en Rolex, werden er van 2009 tot en met 2011 simultaan invallen gedaan in diverse winkels verspreid over de landen welke handelden in counterfeitgoederen.15xDISOSA is een onderneming die zich inzet voor aanpak van counterfeithandel. Tijdens de eerste invallen op Curaçao alleen al is 160 m3 aan counterfeitgoederen in beslag genomen. Dit behelsde 80% tot 90% van de winkelinventaris. Voor wat betreft doorvoer van counterfeit is dit heel anders.

      In de Merkenverordening van Aruba wordt hieromtrent niets geregeld.16xAB 1998, nr. GT 46. De Merkenlandsverordening, welke geldend is op Curaçao en Sint Maarten, biedt ook geen mogelijkheid voor verzet tegen doorvoer van counterfeitgoederen. Artikel 23 lid 1 jo. lid 2 sub c van het Merkenlandsverordening 1995 (MLV 1995) luidt als volgt:

      ‘Onverminderd de toepassing van het gemene recht betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan de merkhouder zich op grond van zijn uitsluitend recht verzetten tegen: elk gebruik, (…) (zonder geldige reden) in het economisch verkeer (…) behalve wanneer het betreft invoer met de kennelijke bestemming van wederuitvoer.’

      Ook het strafrecht bood geen mogelijkheden. Artikel 350 Wetboek van Strafrecht Nederlandse Antillen (NASr) luidde als volgt:

      ‘Hij die opzettelijk waren (…) in de Nederlandse Antillen invoert of zonder klaarblijkelijke bestemming om weder te worden uitgevoerd, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of ten verkoop of ter uitdeling in voorraad heeft, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.’

      Dat er daadwerkelijk sprake is van doorvoer van counterfeit via onder andere Curaçao, blijkt uit de diverse gedingen tussen de merkhouders Adidas en Nike en ondernemingen in de Vrije Zone die als tussenpersoon handelen voor doorvoer.

      Middels een aantal geschillen17xGerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, 14 juni 2004, KG 138 en 151 2004; Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 26 juli 2004, HAR: 134/2004; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao 16 augustus 2004, AR 236/2004; Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 1 februari 2005, KG 226/04-H347/04; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, 28 februari 2005, AR 736/2004; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao 20 juni 2005, AR 626 van 2004; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, 29 mei 2006, AR 622/2004 (niet gepubliceerd). hebben Adidas en Nike getracht counterfeit gerechtelijk aan te pakken door revindicatoir beslag te leggen op een aantal containers welke vermoedelijk counterfeitgoederen bevatten. De onderneming, gevestigd in de Vrije Zone, was verantwoordelijk voor het doorvoeren van de betreffende containers naar Colombia. Na onderzoek van een deskundige bleek dat de inhoud van de containers daadwerkelijk bestond uit counterfeitgoederen, namelijk nagemaakte sportschoenen. Gelet op het feit dat de goederen bestemd waren voor doorvoer en verzet op grond van het civiele recht in dat geval niet mogelijk is, bestond er geen grond voor beslag waardoor de goederen werden vrijgegeven ter doorvoer. Nu het strafrecht ook geen mogelijkheid biedt in geval van doorvoer, werd de poging om doorvoer toch strafbaar te stellen op grond van andere strafrechtelijke bepalingen door de rechter van de hand gewezen. De rechter oordeelde dat het destijds niet de bedoeling van de Antilliaanse wetgever is geweest om doorvoer strafbaar te stellen en ondanks dat de wetgever met deze bepaling niet beoogd had om de Vrije Zone een vrijbrief voor counterfeithandel te geven, is het niet de bedoeling om strafbaarstelling van doorvoer alsnog te kunnen realiseren via een andere bepaling.18xHR 7 november 2006, NJ 2006/616, r.o. 3.2.2; HR 11 november 2008, NJ 2009/131, r.o. 3.3. Een beroep op het Nederlandse strafrecht op grond van het concordantiebeginsel volgend uit artikel 39 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, mocht ook niet baten. Met het alsnog strafbaar stellen van doorvoer middels het concordantiebeginsel zou geweld worden gedaan aan de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever.19xGemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 26 juli 2004, HAR: 134/2004, r.o. 2.5. De merkhouders konden noch op grond van het civiele recht, noch op grond van het strafrecht ageren tegen doorvoer van counterfeit.

      De wetgever van de voormalige Nederlandse Antillen heeft er destijds voor gekozen om het doorvoeren van counterfeitgoederen niet strafbaar te stellen. De belangrijkste beweegreden daarvoor was dat de handelaren naar andere landen zouden uitwijken. Dit zou een enorme omzetdaling betekenen voor een belangrijk aantal bedrijven in de Vrije Zone, met alle gevolgen van dien voor de lokale economie.20xHR 11 november 2008, NJ 2009/131 m.nt. P.A.M. Mevis, noot 7.

    • 6. Wijziging Nederlands strafrecht

      In Nederland was het doorvoeren van counterfeitgoederen tot 1999 niet strafbaar. De regeling hieromtrent werd aangescherpt naar aanleiding van de anti-piraterijverordening (APV)21xVerordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEGL341/8). en het TRIPs-verdrag die bepalingen bevatten die ervoor moeten zorgen dat houders van IE-rechten beter in staat zijn de naleving van hun rechten af te dwingen.22xKamerstukken II 1996/97, 25474, p. 1 (MvT). Voorheen gold de EEG-namaakverordening.23xVerordening (EEG) nr. 3842/86 van de Raad tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen van namaakartikelen te verbieden (PbEG L 357/1). Deze verordening beoogde namaak van beschermde goederen te bestrijden door de douane de bevoegdheid te geven om op te treden tegen counterfeitgoederen die binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht.

      Ter verbetering van het bestaande juridische raamwerk is de hiervoor besproken APV in werking getreden.24xOp 2 januari 1995 in werking getreden en op grond van artikel 17 van de APV is zij van toepassing met ingang van 1 juli 1995. De APV is laatstelijk gewijzigd is in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europese Parlement en de Raad van 12 juni 2013 welke op 19 juli 2013 in werking is getreden (PbEU 2013, L181/56) inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad. Deze verordening verplicht de lidstaten om onder andere doorvoer van counterfeitgoederen of door piraterij verkregen goederen te verbieden. De douane kan nu op verzoek van een rechthebbende optreden. Ingrijpen is sindsdien ook mogelijk bij door- en wederuitvoer. Dit geldt ook indien de goederen onder de schorsingsregeling zijn geplaatst, een regeling bedoeld voor goederen welke bestemd zijn voor doorvoer die onder douanetoezicht blijven. Het is een regeling waar veelvoudig gebruik van wordt gemaakt door counterfeithandelaren voor het doorvoeren van halffabricaten waarmee zij de pakkans trachten te verkleinen. Door de APV heeft de douane de bevoegdheid gekregen om ambtshalve vrijgave van (onder schorsingsregeling geplaatste) goederen op te schorten.25xKamerstukken II 1996/97, 25474, 3, p. 2 (MvT). Artikel 2 van de oude APV was het belangrijkste artikel voor het IE-recht. Hierin werd voor het eerst bepaald dat de lidstaten straffen dienen op te leggen voor de doorvoer van counterfeitgoederen. De vaststelling van de sancties vloeit voort uit een aantal minimumvoorwaarden uit het TRIPs-verdrag.26xArt. 61 TRIPs-verdrag. Kamerstukken II 1994/95, 23961 (R 15525), 3, p. 75-76 (MvT). Daarnaast is de strafbaarheid van beroeps- of bedrijfsmatig handelen in counterfeit aangescherpt. De nieuwe wetgeving kent een hogere strafmaat.27xKamerstukken II 1996/97, 25474, 3, p. 25 (MvT).

      Naar aanleiding van de APV is artikel 337 Wetboek van Strafrecht Nederland (NSr)28xOm verwarring te voorkomen, zal het Nederlandse Wetboek van Strafrecht afgekort worden als ‘NSr’. met ingang van 15 april 1999 gewijzigd:29xOp 15 april 1999 inwerking getreden: Kamerstukken II 1999/2000, 26848, 3 (MvT) en Stb. 1999, 155.

      ‘Hij die opzettelijk (…) waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen, invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.’

      Sinds het aannemen van deze wetgeving kunnen houders van IE-rechten zich in Nederland verzetten tegen doorvoer van counterfeitgoederen. Naar aanleiding hiervan is het strafrechtelijke equivalent uit de NASr voor het nieuwe Wetboek van Strafrecht van zowel Curaçao, Aruba en Sint Maarten gemoderniseerd overeenkomstig de Nederlandse bepaling.30xArt. 350 NASr is overeenkomstig art. 337 NSr gewijzigd. Zie H. de Doelder, J.H.J. Verbaan & R.J. Verbeek (red.), Wetboek van Strafrecht Curaçao, Nijmegen: Wolf Legal Publisher 2011, p. 510 en H. de Doelder, B.A. Salverda, J.H.H. Verbaan & R.J. Verbeek (red.), Wetboek van Strafrecht Aruba, Nijmegen: Wolf Legal Publisher 2014, p. 556-557.

    • 7. Wijziging strafrecht Curaçao, Aruba en Sint Maarten

      Als gevolg van staatsrechtelijke wijzigingen, waarbij Curaçao en Sint Maarten op 10 oktober 2010 zelfstandige landen binnen het Koninkrijk zijn geworden, is er voor elk land een nieuw Wetboek van Strafrecht ontworpen.31xDe drie Wetboeken van Strafrecht van Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn, met inachtneming van art. 6 onder 1 van de Samenwerkingsregeling Aruba, Curaçao en Sint Maarten, ontworpen zodat het Strafrecht op een zoveel mogelijk overeenkomstige wijze geregeld wordt. Het (nieuwe) Wetboek van Strafrecht Curaçao is op 15 november 2011 in werking getreden.32xInvoering PB A2011, nr. 49 en inwerkingtreding PB A2011, nr. 48. De Arubaanse versie volgde op 15 februari 2014.33xInvoering AB 2014, nr. 11 en inwerkingtreding AB 2014, nr. 12. Het Wetboek van Strafrecht Sint Maarten is al bekrachtigd maar dient nog in werking te treden.34xAB 2013, nr. 20.

      Ondanks de staatsrechtelijke wijziging, blijven de landen tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren en vallen zij nog steeds onder de werking van het TRIPs-verdrag. Artikel 61 TRIPs-verdrag is een bepaling waarin wordt aangegeven dat de lidstaten dienen te voorzien in strafrechtelijke procedures en straffen ingeval inbreuk op IE-rechten plaatsvindt binnen hun territoir. Artikel 350 NASr, dat de voormalige wettelijke bepaling behelst waarin in- en uitvoer, met uitsluiting van doorvoer van counterfeit, strafbaar werd verklaard, heeft ook een wijziging ondergaan en is voor alle drie de landen identiek gewijzigd. Sinds de wetswijziging is elke vorm van doorvoer van counterfeitgoederen, van Curaçao en Aruba (en na inwerkingtreding ook op Sint Maarten), naar welk land dan ook35xHieronder wordt ook verstaan het doorvoeren naar Curaçao, Aruba en Sint Maarten onderling maar ook naar de BES-eilanden. strafbaar op grond van artikel 2:324 lid 1 sub e Sr:

      ‘Hij die opzettelijk: (…) waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschillen vertonen, invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.’

      Door deze wetswijziging voldoet het strafrecht nu wel aan de handhavingsvereisten van het TRIPs-verdrag en volgt daarmee ook de ontwikkelingen op internationaal strafrechtelijk gebied voor wat betreft de strijd tegen counterfeit.

    • 8. Aanpak na wijziging strafrecht

      De wetswijziging kan zowel voor de merkhouders als voor de betrokken landen voordelen opleveren. De merkhouders kunnen nu, ook in het geval van doorvoer van counterfeit, volledig ageren tegen inbreuk op hun merkrecht. Tegelijkertijd behouden de landen de status als perfecte hub voor doorvoer van goederen, wat goede mogelijkheden voor economische groei biedt.

      Niet alleen justitie dient zich in de strijd tegen counterfeit in te zetten, maar ook overige organisaties zoals de douane en de beheerders van de Vrije Zone. De ondernemingen die de Vrije Zones beheren zijn Curinde N.V. voor Curaçao en Free Zone Aruba N.V. voor Aruba. Beide ondernemingen werken nauw samen met de douane en indien nodig ook met justitie, maar hanteren daarnaast ook een integrale aanpak voor wat betreft de counterfeitproblematiek. Indien ontdekt wordt dat een onderneming onwettelijk handelt, kan dit zelfs resulteren in het afnemen van zijn handelslicenties.36xVolgens de heer Greg Peterson, directeur van Free Zone Aruba N.V., wordt er een zero tolerance-beleid gevoerd waardoor hij van mening is dat de counterfeitproblematiek bij de kop wordt aangepakt. De merkhouder wordt gewaarschuwd en een aangifte wordt gedaan bij de douane en/of het Openbaar Ministerie (OM).

      Wegens de groeiende counterfeitproblematiek is de reputatie van de Vrije Zone op Curaçao aanzienlijk verslechterd.37xDe interim-directeur van Curinde N.V., Jacqueline Jansen, was tijdens de lenteconferentie van IACC (International Anti Counterfeit Coalition) op 12 mei 2014 in Hong Kong en tijdens een bezoek aan de Vrije Zone in Panama, waar counterfeit succesvol geweerd wordt, geïnformeerd omtrent de reputatie van de Vrije Zone van Curaçao en dat daardoor haar positie als belangrijke spil voor doorvoer van internationale handel gevaar loopt. Om de goede naam weer terug te krijgen en om te voorkomen dat handelaren Curaçao zullen vermijden, heeft de minister van Justitie, Stanley Palm, een ‘memorandum of understanding’ ondertekend en is daarmee samen met Curinde een samenwerking met de International Anti Counterfeit Coalition (IACC) aangegaan om de strijd te voeren teneinde counterfeit via de Vrije Zone op Curaçao een halt toe te roepen. Dit doen zij door voorlichting en opleidingen te geven aan de werknemers van Curinde maar ook aan de douaneambtenaren. De inzet van Curinde en de samenwerking met IACC, heeft geresulteerd in het wederkeren van vertrouwen in Curaçao als goede handelspartner. De bedrijven die zich in de Vrije Zone bevinden, dienen zich te houden aan de anti-counterfeitwet- en regelgeving. Hierdoor vallen de bedrijven die inbreuk faciliteren door de mand en hebben als gevolg hiervan hun bedrijfsactiviteiten moeten stoppen omdat zij zich niet aan de anti-counterfeitwet- en regelgeving houden.

      Gelet op de groei van de counterfeitproblematiek maar ook gelet op deze huidige maatschappij, waar men belang hecht aan status en voorkomen, is het voorzien van adequate IE-bescherming voornamelijk voordelig. Niet alleen spoor je daardoor juist de merkhouders aan om te handelen in of via de Vrije Zones van het land, maar ook wordt de lokale economie gestimuleerd.

      Het strafrecht is gewijzigd en de betrokken instanties hebben wijzigingen doorgevoerd teneinde de wet na te leven waardoor de merkhouders de hen toekomende bescherming krijgen maar ook de lokale bewoners beschermd worden tegen counterfeitgoederen. Hoewel de douane bij signalering counterfeitgoederen kan aanhouden in de Vrije Zones, is het toch de merkhouder die de taak heeft om aangifte te doen bij het OM. Bewijslast vormt op dit punt een probleem. Artikel 324 Sr vereist namelijk de minimale gradatie van opzet. Aan de voorwaarden van dit artikel wordt pas voldaan indien bewezen kan worden dat verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om tegen de wet te handelen.

      De eerste testcase is in twee instanties gewezen. In eerste aanleg is ten laste gelegd het doorvoeren van een grote hoeveelheid dozen met daarin kleding en sigaretten.38xGerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 5 maart 2014, parketnr. 575.0001 1/13 (niet gepubliceerd). Vast stond dat bijna alle in beslag genomen goederen counterfeit zijn derhalve inbreukmakend. Bij de beslissing werd in aanmerking genomen dat bij doorzoeking nagemaakte goederen in het kantoor van verdachte zijn aangetroffen en dat verdachte al eerder in kennis is gesteld van het feit dat goederen welke doorgevoerd zouden worden naar zijn onderneming, counterfeit waren en derhalve op Schiphol in beslag zijn genomen. De goederen in betreffende zaak zijn afkomstig van dezelfde afzender als waarvan vastgesteld is dat die eerder counterfeit heeft getracht te vervoeren. Ondanks de feiten en omstandigheden is verdachte vrijgesproken omdat er in casu alleen sprake kan zijn van een strafbare gedraging indien er sprake is van opzettelijk bedrog. De rechter heeft inzake bepaald dat verdachte op grond van een van Landswege verstrekte vergunning handelt en dat daar niet de voorwaarden aan verbonden zijn dat verdachte de door te voeren goederen dient te controleren op het namaakkarakter. Verdachte kon niet weten dat de door hem door te voeren goederen counterfeit waren en heeft derhalve niet opzettelijk gehandeld. Hoger beroep mocht ook niet baten. Het Gemeenschappelijke Hof heeft ook bepaald dat opzet niet bewezen kan worden en spreekt verdachte ook vrij van hetgeen ten laste gelegd.39xGemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 2 oktober 2014, H-97/14 (niet gepubliceerd).

      Met de wijziging van het strafrecht op Curaçao, Aruba en Sint Maarten alsook samenwerking met internationale organisaties is een goede start is gemaakt op het gebied van handhaving van de counterfeitproblematiek. Laatstgenoemde uitspraken tonen echter aan dat de landen er nog niet helemaal zijn. Het nodige werk wacht nog voor een succesvolle handhaving.

    Noten

    • 1 De Vrije Zone op Curaçao wordt gereguleerd door de Landsverordening van de 12de februari 2001 houdende regels inzake de instelling van economische zones in de Nederlandse Antillen (Landsverordening economische zones 2000) en mede strekkende ter vervanging van de Landsverordening Vrije Zones 1975 (P.B. 1975, nr. 211), PB 2004, nr. 19. Voor Aruba geldt de Landsverordeningvrije zones 2000 (AB 2000, nr. 28).

    • 2 H. de Paulo en D. Dare, ‘Vital to the economy of Curaçao; The Export of Services’, Curaçao Business Magazine 2013, p. 12.

    • 3 S. Mesu & E. Stoffers (m.m.v. B. Harrigan), Criminaliteitsbeeldanalyse Sint Maarten. Een onderzoek naar georganiseerde en commune criminaliteit, Zoetermeer: KLPD/DIENST IPOL 2011, p. 190.

    • 4 J. Haken, Transnational Crime in The Developing World, Washington: Global Financial Integrity 2011, p. 19

    • 5 Centre for Economics and business Research Ltd (CEBR), Rapport voor Global Anti-Counterfeiting Group (GACG) over economische impact van counterfeiting van kleding, schoeisel, medicatie, speelgoed, sportartikelen, parfum en cosmetische industrie in de EU, Londen: CEBR 2000, p. 3. H. Vithlani, The Economic Impact of Counterfeiting, Parijs: OCDE-OECD 1998, p. 4, 22-23.

    • 6 P.E. Chaudhry & A. Zimmerman, Protecting your Intellectual Property Rights. Understanding the role of management, governments, consumers and pirates, New York: Springer 2013, p. 11.

    • 7 Vitlani 1998, p. 24.

    • 8 Chaudhry & Zimmerman 2013, p. 9. Frontier Economics, Estimating the global economic and social impacts of counterfeiting and piracy, Londen: Frontier Economics 2011, p. 46.

    • 9 B. Youill, Navigating the world of counterfeit syndicates and transnational organised crime: what you need to know, Shanghai: FTI Consulting 2013, p. 1.

    • 10 Chaudhry & Zimmerman 2013, p. 28-29.

    • 11 De ontwerper Giorgio Armani gaf in een quote aan dat hij het niet erg vindt dat er counterfeitgoederen zijn: ‘Actually I am very glad that people can buy Armani even if it’s fake. I like the fact that I am so popular around the world’. Patricio, CEO van Prada, is van mening dat namaak de meest oprechte manier tot vleierij is. Hij vervolgde met de volgende quote: ‘Fake goods aren’t totally bad, at least it created jobs at some counterfeit factories. We don’t want to be a brand that nobody wants to copy.’

    • 12 De vele rechtszaken en campagnes wereldwijd tonen aan dat o.a. Louis Vuitton (Louis Vuitton Malletier v.Sonya Valentine Pty Ltd [2013] FCA 933; BC201312983), Christian Louboutin (‘stop fake’-campagne), Burberry (welke dankzij een uitspraak van de Federal Manhattan Court op 17 mei 2012 een strijd tegen Chinese online counterfeiters heeft gewonnen) en Tommy Hilfiger (o.a. de lokale vestiging op Curaçao die zich inzet door aangiftes te doen van counterfeithandel via de Vrije Zone en verkoop op de lokale markt tegen te houden) niet gediend zijn van counterfeit en dit ook een halt willen toeroepen.

    • 13 Haken, 2011, p. 18-19. Mesu & Stoffers 2011, p. 189.

    • 14 Vithlani 1998, p. 22-23.

    • 15 DISOSA is een onderneming die zich inzet voor aanpak van counterfeithandel. Tijdens de eerste invallen op Curaçao alleen al is 160 m3 aan counterfeitgoederen in beslag genomen. Dit behelsde 80% tot 90% van de winkelinventaris.

    • 16 AB 1998, nr. GT 46.

    • 17 Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, 14 juni 2004, KG 138 en 151 2004; Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 26 juli 2004, HAR: 134/2004; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao 16 augustus 2004, AR 236/2004; Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 1 februari 2005, KG 226/04-H347/04; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, 28 februari 2005, AR 736/2004; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao 20 juni 2005, AR 626 van 2004; Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, 29 mei 2006, AR 622/2004 (niet gepubliceerd).

    • 18 HR 7 november 2006, NJ 2006/616, r.o. 3.2.2; HR 11 november 2008, NJ 2009/131, r.o. 3.3.

    • 19 Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba 26 juli 2004, HAR: 134/2004, r.o. 2.5.

    • 20 HR 11 november 2008, NJ 2009/131 m.nt. P.A.M. Mevis, noot 7.

    • 21 Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEGL341/8).

    • 22 Kamerstukken II 1996/97, 25474, p. 1 (MvT).

    • 23 Verordening (EEG) nr. 3842/86 van de Raad tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen van namaakartikelen te verbieden (PbEG L 357/1).

    • 24 Op 2 januari 1995 in werking getreden en op grond van artikel 17 van de APV is zij van toepassing met ingang van 1 juli 1995. De APV is laatstelijk gewijzigd is in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europese Parlement en de Raad van 12 juni 2013 welke op 19 juli 2013 in werking is getreden (PbEU 2013, L181/56) inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad.

    • 25 Kamerstukken II 1996/97, 25474, 3, p. 2 (MvT).

    • 26 Art. 61 TRIPs-verdrag. Kamerstukken II 1994/95, 23961 (R 15525), 3, p. 75-76 (MvT).

    • 27 Kamerstukken II 1996/97, 25474, 3, p. 25 (MvT).

    • 28 Om verwarring te voorkomen, zal het Nederlandse Wetboek van Strafrecht afgekort worden als ‘NSr’.

    • 29 Op 15 april 1999 inwerking getreden: Kamerstukken II 1999/2000, 26848, 3 (MvT) en Stb. 1999, 155.

    • 30 Art. 350 NASr is overeenkomstig art. 337 NSr gewijzigd. Zie H. de Doelder, J.H.J. Verbaan & R.J. Verbeek (red.), Wetboek van Strafrecht Curaçao, Nijmegen: Wolf Legal Publisher 2011, p. 510 en H. de Doelder, B.A. Salverda, J.H.H. Verbaan & R.J. Verbeek (red.), Wetboek van Strafrecht Aruba, Nijmegen: Wolf Legal Publisher 2014, p. 556-557.

    • 31 De drie Wetboeken van Strafrecht van Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn, met inachtneming van art. 6 onder 1 van de Samenwerkingsregeling Aruba, Curaçao en Sint Maarten, ontworpen zodat het Strafrecht op een zoveel mogelijk overeenkomstige wijze geregeld wordt.

    • 32 Invoering PB A2011, nr. 49 en inwerkingtreding PB A2011, nr. 48.

    • 33 Invoering AB 2014, nr. 11 en inwerkingtreding AB 2014, nr. 12.

    • 34 AB 2013, nr. 20.

    • 35 Hieronder wordt ook verstaan het doorvoeren naar Curaçao, Aruba en Sint Maarten onderling maar ook naar de BES-eilanden.

    • 36 Volgens de heer Greg Peterson, directeur van Free Zone Aruba N.V., wordt er een zero tolerance-beleid gevoerd waardoor hij van mening is dat de counterfeitproblematiek bij de kop wordt aangepakt.

    • 37 De interim-directeur van Curinde N.V., Jacqueline Jansen, was tijdens de lenteconferentie van IACC (International Anti Counterfeit Coalition) op 12 mei 2014 in Hong Kong en tijdens een bezoek aan de Vrije Zone in Panama, waar counterfeit succesvol geweerd wordt, geïnformeerd omtrent de reputatie van de Vrije Zone van Curaçao en dat daardoor haar positie als belangrijke spil voor doorvoer van internationale handel gevaar loopt.

    • 38 Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 5 maart 2014, parketnr. 575.0001 1/13 (niet gepubliceerd).

    • 39 Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 2 oktober 2014, H-97/14 (niet gepubliceerd).

Reageer

Tekst